Jan-Willem Lubbers

2006

658

Tussen de hoofdsteunen door zag ik haar zitten. Haar mooie arabische ogen straalden terwijl ze in gesprek was met haar reisgenoot. Toch leek haar vrolijkheid iets te verbergen. Gezien de flarden van het gesprek die ik opving, spraken ze over zin en onzin van het leven. De oppervlakkige woorden van de jongeman pareerde ze met opmerkingen die al een veelbewogen leven verraadde.
Ik las ondertussen verder in mijn lectuur. Erik Jan Harmens bespreekt de gedichtenbundel Resistent van Saskia de Jong in De Groene Amsterdammer. Onderdeel van de bespreking is het gedicht Meisje van sap:

neem mijn hand, ik ben het kind
kijk, met net grote ogen
ik zal houden wat je terug wilt horen
ik zal onthouden wat je terug wilt en
niet horen ze vergeet je graag
en niet horen waar

ik hang niet op de bank ik lees en wees
stil ik weet het
lach breed ik lach veel
stil ik lach nu ook nog
waar zit ik mis te verstaan te glimlachen

graag weet ik ik zal niet hangen
opgewekt uitgerukt het laatste oog
en met verbrande vingers speel ik viool

Na de laatste zinnen van de bespreking – Pijn beschrijf je niet door te schrijven: ik heb pijn. Pijn beschrijf je door te zeggen: ik lach veel. – kijk ik op en zie de mooie ogen onder het hoofddoekje weer. De trein rijdt het station binnen en ik hoor haar nog net zeggen: Als je heel goed nadenkt, weet je wie je bent. Meer zeg ik niet. Ik wil me omdraaien om nog iets te zeggen, maar ik moet mee met de massa. Naar buiten.

18.12.2006

657   brieven aan H. (2)

Lieve H.,

Het verhaal van Orfeo en Eurydice, dat ken je vast wel. Het geluk van de twee geliefden was kort. Eurydice werd gebeten door een adder en stierf. Vervuld van smart daalde Orfeo af in de onderwereld en met zijn muziek wist Orfeo de goden te ontroeren. Orfeo mocht Eurydice weer meenemen op voorwaarde dat hij niet zou omkijken voordat ze het zonlicht weer bereikt hadden. Orfeo kon echter de verleiding niet weerstaan, keek om en zag hoe zijn geliefde weer naar het schimmenrijk werd getrokken, nu voor eeuwig.
Ik ben geen Orfeo en jij geen Euridyce, maar toch wordt de H. bovenaan deze brief steeds meer een schim, de H. van herinnering, want ik kan het omkijken niet laten. Bovendien ben ik niet zo'n begenadigd musicus als Orfeo, ik kan slechts op mijn onbeholpen wijze brieven schrijven en hopen dat het op één of andere manier weerklank vindt in de nevelen van de onderwereld. Zo besta je nog voor mij, in ongeschreven brieven, brieven die in mij opkomen terwijl ik wandel. Vooral in deze tijd, zo tussen Sinterklaas en Kerst, als jouw verjaardag weer nadert, exact tussen de twee feestdagen in. De tijd ook waarin ik in een ander leven de boeken van Brouwers las en vooral zijn brievenboeken Kroniek van een karakter.
Nee, ik verlang niet terug naar dat andere leven, want zoals ik al eens eerder heb geschreven, ik ben gelukkig nu. Waarom dan toch steeds omkijken? Omdat die tijd toch nog steeds een onderdeel van mij is? Omdat de melancholie zoveel schoonheid bevat? Wat is het dat ik wil vasthouden terwijl het steeds verder vervaagt in de tijd? Zo geweldig was die tijd ook weer niet. Of is het – om maar eens een cliché uit de kast te halen –, omdat je je eerste grote liefde nooit vergeet?
Soms ruik ik het nog, H., dat huis in Bosch en Duin, dat huis dat in een andere tijd thuishoorde. Als ik mijn best doe zie ik mijn studentenkamer nog voor mij en hoor ik de stilte. Het was een leven Zonder trommels en trompetten. Daar las ik jouw brieven en schreef ik de mijne. Sommige mensen gaan drinken, ik heb daar geen talent voor. Andere mensen schrijven.

schrijven is als drinken
geen kou geen tijd
geen honger voelen
overmoedig al het licht
dat door het raam komt
vatten, de lente voelen
voor ze komt, opgraven
wat verborgen is
handlezen, openmaken
delen

schrijven is als drinken
om niet alleen te zijn

Ik ben geen drinker, toch vrees ik de ontnuchtering. Of was het veeleer zoals de Grote Denker het ooit schreef:

Goede briefschrijver. – Hij die geen boeken schrijft, veel nadenkt en in onbevredigend gezelschap leeft, zal gewoonlijk een goede briefschrijver zijn.

Ik leef niet meer in een dergelijk gezelschap, ik heb nu geliefden om mij heen. Toch is dat niet de reden dat ik je steeds minder schrijf. Het is de wetenschap dat met elke brief jij steeds verder verdwijnt in het niets. Je beeltenis lost op in de mist, je stemt verstomt in de ruis en je naam wordt steeds meer slechts een herinnering. Wanneer ik in januari weer over de snelwegen raas naar de westkust om daar een schaaktoernooi te spelen, dan passeer ik weer je woonplaats. Dan glimlach ik even en denk: dag H., het ga je goed H. Ondertussen weet ik, dat degene die ik groet er niet meer is.

En toch, heel soms, als ik mooie muziek hoor, dan ben je er weer even. Dan zijn de goden me even gunstig gezind. Dan mag ik even een flard opvangen uit het schimmenrijk. Het is goed zo.

Ik hoop dat je een fijne verjaardag hebt binnenkort. Dat je de Kerstdagen mag vieren met jouw geliefden, zoals ik met mijn geliefden.

vaarwel,
jwl

PS: o ja, je wilt natuurlijk weten wie ik nu weer allemaal geciteerd heb. Dat gedicht, dat zou je onderhand moeten weten, is van Miriam Van hee. Het staat in Het verband tussen de dagen op blz. 207. De Grote Denker is Friedrich Nietzsche en dit schreef hij in Menselijk, al te menselijk, aforisme 319 in het eerste deel.

12.12.2006

655

Nacht ist es: ach dass ich Licht sein muss!
Und Durst nach Nächtigem! Und Einsamkeit!

Nacht ist es: nun bricht wie ein Born aus mir mein Verlangen, –
nach Rede verlangt mich.

Nacht ist es: nun reden lauter alle springenden Brunnen.
Und auch meine Seele ist ein springender Brunnen.

Nacht ist es: nun erst erwachen alle Lieder der Liebenden.
Und auch meine Seele ist das Lied eines Liebenden. –

Also sang Zarathustra.

Friedrich Nietzsche

Frederic Chopin Nocturne in cis, opus posthuum
Maria João Pires – piano

7.12.2006

654

En dit, M., is een paard. Hihihihihihi. Het paard van Sinterklaas.

Kleine M. doet het geluid na, hihihihi.

Vanuit mijn ooghoeken zie ik grote zoon op de bank opkijken uit zijn boek (Hasse Simonsdochter van Thea Beckman). Heimelijk volgt hij mijn lessen 'determineren'.

En dit is een koe. Boeoeoeoeoe.

Boeoeoeoeoe.

En dit, M., is een heel bijzonder dier. Dit is een langnekkoe.

Nee, papa, dat is een giraf. Klinkt het zeer beslist vanaf de bank.

En dat daar op de bank, dat is een luistervink. Twiettwiet.

5.12.2006

653

Zijn we nu cultuurbarbaren? vroeg mijn vrouw gisteravond terwijl zij haar cheeseburger uit de happy meal doos haalde. Ontzettende cultuurbarbaren, antwoordde ik, terwijl ik mijn laatste stuk kroketburger naar binnen werkte. Of waren we te kritisch, vroegen we ons af. Het was weer eens gebeurd, we hadden een koncert verlaten in de pauze. We hadden geen zin om na de pauze meer van hetzelfde aan te moeten horen.
Gisteravond was het tweede koncert in ons abonnement. In de kleine zaal van muziekcentrum Vredenburg gingen we luisteren naar Cristóbal Repetto en zijn ensemble. Vooraf werd ons medegedeeld dat het koncert later zou beginnen, de heren hadden vast gezeten in een file. Misschien was het mede daardoor dat het koncert zo tegenviel.
Om te beginnen is het onbegrijpelijk waarom zo'n koncert in een kleine zaal versterkt moet worden en dan ook nog zo hard. Het geluid van de gitaren klonk blikkerig, alsof de gitaren waren bespannen met staaldraad. Daarbij deden de musici niet eens moeite om enige dynamiek aan te brengen. De zanger Repetto deed verschrikkelijk zijn best door middel van zijn lichaamstaal te laten zien dat zijn liedjes een verhaal bevatten, maar zijn inleidingen waren in het Spaans en de liederen ook, dus had ik absoluut geen idee waar het over ging. Alles werd op eenzelfde luidsterkte gezongen, terwijl hij met grote enge ogen de zaal inkeek. Misschien hoort dit genre Tango ook niet in een koncertzaal, misschien hoort het in een kroeg waar het normaal is om ongenuanceerd en ongepolijst te spelen. Iemand die een koncert geeft, moet mij iets aan willen doen. Ik verwacht dat hij mij wil laten horen hoe geweldig de muziek is die hij speelt en dat moet hij mij willen laten voelen. Ik voelde niets.
In de pauze ontdekten we, dat we allebei op één lijn zaten en dat we geen zin meer hadden om dit nog een uur aan te horen. Aangezien onze magen knorden, besloten we een snelle hap te gaan halen, terwijl de rest van het publiek weer verantwoord cultureel ging doen. Zijn wij te kritisch, zijn wij te verwend? Geen idee.

1.12.2006

652

Wie in het centrum van Amsterdam werkt, komt op straat of in de boekhandel wel eens een bekend persoon tegen. Zo heb ik wel eens goedemiddag meneer De Bie willen roepen of meneer Rottenberg zijn hand willen schudden of meneer Barend sarcastisch willen uitlachen. Maar dat doe ik natuurlijk allemaal niet, want ik ben daarvoor veel te verlegen en bovendien zijn het ook maar mensen die hun rust willen hebben.
Onlangs stuitte ik in boekhandel Athenaeum op Bas Heijne. Ik lees zijn columns in het NRC Handelsblad met bewondering. Ik deel zijn opvattingen niet altijd, maar hij schrijft uitstekend en zijn gedachten zijn altijd prikkelend. Soms betrap ik mezelf wel eens op het citeren van een zinsnede. Ik was eens betrokken bij een politieke discussie en één van de deelnemers begon het vertrouwde riedeltje over De Verlichting, over hoeveel heil en weldenkendheid dat ons wel niet gebracht heeft en dat vreemde volken en godsdiensten daar ook maar eens vertrouwd mee zouden moeten geraken. Ik hoorde mezelf reageren met ach ja, De Verlichting, alsof je daar zomaar een abonnement op kunt nemen!. De betreffende passage uit de column van Heijne kwam ik later weer in mijn aantekeningenboek tegen: De verdiensten van onze beschaving moeten in marmer gebeiteld worden, over de Verlichting wordt gesproken alsof je er een abonnement op kunt nemen. Nu stond de schrijver van deze woorden daar zomaar op de afdeling filosofie, in gesprek met een andere, erudiet heerschap. Ik onderdrukte mijn aandrang om Heijne te complimenteren. Ik wilde hem niet storen in zijn gesprek en ach, ik zou niet uit mijn woorden komen.
Gistermiddag was ik even in boekhandel Scheltema, wederom op de afdeling filosofie. In één van de kunststoffen fauteuils zat iemand die ik herkende. Afgelopen zondag zag ik hem bij de Boeddhistische Omroep Stichting nog André van der Braak interviewen: Jan Bor. Met hem heb ik als het ware nog een appeltje te schillen wat betreft zijn boek Op de grens van het denken. Meneer Bor zat zeer verdiept te bladeren in een boek en terwijl ik voor hem langs liep, de woorden wat een beroerd boek heeft u geschreven voor op mijn tong, keek hij even op, zag wellicht mijn norse uitdrukking en las snel verder in zijn lectuur. Ik slikte de woorden in en ging weer terug naar mijn werk.
Nee, ik heb daar niet de moed voor om bekende personen zomaar aan te spreken. Wat heeft het voor zin om Rik Hoogendoorn (de Rik uit Sesamstraat) toe te roepen hé, de groetjes aan Tommie en Ieniemienie! Tegelijk besef ik hoe heerlijk het is om gewoon anoniem te zijn. Geen gezeur aan mijn hoofd van allerlei onbekenden die ook een mening hebben. En dat vind ik ook wel weer aardig aan het webloggen: je kunt ongemerkt iemand voorbij lopen, terwijl je dagelijks zijn of haar stukjes leest!

30.11.2006

651

Het was een bijzonder weekend in huize L. Dat begon al vrijdagavond. S. (9) mocht die avond proefzwemmen voor zijn eerste certificaat (het vroeger diploma D). We hadden hem erop voorbereid dat het misschien niet zou gaan zoals hij zou willen, want hij had maar de helft van de lessen kunnen volgen. Van de dertig kinderen mochten er tien door en jawel, S. zat bij de tien. Een trotse S. en zijn ouders niet minder trots natuurlijk.
Zaterdag had S. een snelschaaktoernooi, georganiseerd door zijn eigen schaakvereniging. Dat gaat bij ons dan altijd zo: heb je zin om mee te doen? Ja? Nou, veel plezier dan jongen! Meestal moet er dan eerst een blik in de agenda geworpen worden of één van ons mee kan en als dat niet kan, dan wil de vader van het beste vriendje van S. hem wel meenemen (want dat beste vriendje schaakt bij dezelfde club). Zo ging het afgelopen zaterdag ook. Aan het eind van de middag werden we door een goede vriend gebeld die door wedstrijdleider was: ik mag je feliciteren. Feliciteren? Waarmee? Ja, S. is snelschaakkampioen van de SGS geworden bij de E'tjes (het gaat op leeftijd)! Ik was stomverbaasd, ik wist niet eens dat het toernooi een snelschaakkampioenschap van de regionale schaakbond was. Hij had op één na al zijn partijen gewonnen!
Het is wel eigenaardig. Ik heb vanaf het begin benadrukt dat winnen weliswaar het doel van het spel is, maar dat het uiteindelijk gaat om plezier in het spel, je kunt niet altijd winnen. Het resultaat was, dat S. soms het spel wel erg nonchalant speelde, daardoor wel eens snel onnodig fouten maakte en dat dat hem totaal niet interesseerde. Was het niet te ver doorgeschoten naar de andere kant? Maar goed, zolang hij er plezier in had, haalde ik mijn schouders daarover op. Vorig seizoen had hij les op mijn eigen schaakclub. Ik zag hem daar vaak eindeloos snelschaken met zijn leraar en ik zag ook wat een enorme lol ze hadden tijdens het spel. Vaak was het moeilijk om hem mee te krijgen naar huis aan het einde van de les. Ook een reden om verbaasd te zijn, want ik houd zelf helemaal niet van snelschaken (waarschijnlijk omdat ik er erg slecht in ben). In vijf-minuten-potjes worden mij teveel blunders en fouten gemaakt, dat ik er niet van kan genieten. Ik vind er geen esthetisch genoengen in. S. kan het niet snel genoeg gaan en in zijn beleving is schaken net zo leuk als een spelletje Kolonisten van Catan of Monopoly. Hij vindt daar zijn eigen weg wel in, ik hoef alleen maar te zorgen voor wat randvoorwaarden en een beetje kanaliseren. Maar ik ben er niet minder trots door!

En dan onze kleine M. (1). Wat daar nu weer uit moet groeien? Gisterochtend werd hij zingend wakker en dat ging de hele dag door. Het lijkt nog het meest op Schommelen, schommelen, heen en weer …. Ondertussen is hij vreselijk ondeugend en weet al goed te 'manipuleren'. We hebben er onze handen aan vol. Het is een klein wonder naast het grote wonder dat we al hadden!

27.11.2006

650

Een jaar geleden schreef ik een log over de historische uitvoeringspraktijk. Een fragment daaruit: Natuurlijk was er veel kritiek: de musici beheersten de instrumenten nog niet voldoende, ze speelden vals en ongelijk, de jongetjes in de Mattheüs zouden te jong zijn om te begrijpen wat ze zongen … Dat laatste hoor ik wel vaker. Het is gebaseerd op een negentiende eeuwse opvatting van muziek, dat grofweg inhoud dat de musicus zich moet inleven, moet proberen de componist te begrijpen (en dan natuurlijk vooral het leed van de componist) en moet zijn emotie in de muziek leggen. Men kan zich niet voorstellen dat het in de tijd van Bach anders was, want zou dat niet emotieloze, verkilde muziek opleveren?
In de tijd van Bach was musiceren veel meer een voordrachtskunst, een vorm van retoriek zo u wilt. Zoals het voorlezen van een boek een kunst kan zijn: tempo, timing, dynamiek, articulatie enz. Daarnaast bestond in de barok de affectenleer. Vele moderne luisteraars zullen het intuïtief nog wel aanvoelen, maar een luisteraar in de 18e eeuw herkende deze muzikale formules ongetwijfeld heel goed. Het komt erop neer dat gevoelens worden uitgedrukt door herkenbare muzikale middelen, een toonsoort of soms zelfs een instrument. Versimpeld voorbeeld: als men smart wil uitdrukken dat gebruikt men een dalende reeks halve tonen in een langzaam aarzelend tempo (als tranen over een wang). Zoals in de beroemde aria uit Dido and Aeneas van Henry Purcell: When I am laid in earth, May my wrongs create No trouble in thy breast; Remember me, but ah! forget my fate. Deze ander opvatting van muziek uitvoeren staat emotie bepaald niet in de weg.
Dat een jongetjessopraan te jong zou zijn om aria's in de Mattheüs Passie te zingen, omdat hij nog geen 'volwassen gevoelens' zou kennen is dus niet relevant. Hij moet alleen zijn vak beheersen. Ergo, er is een sterk argument om juist een jongetjessopraan te gebruiken. Wie de teksten van de aria's uit de Mattheüs leest, zal opmerken dat – in de geest van de affectenleer – de verschillende stemmen (bas, tenor, alt, sopraan) verschillende karakters uitbeelden. Zo valt op dat de teksten in de sopraanaria's dicht bij een kinderlijk naief geloof staan, voor wie Jezus een vaderfiguur is.
Persoonlijk maakt het mij niet zoveel uit of een jongetje de aria's zingt of een vrouw. Bach beschikte slechts over jongens en het was in die tijd ook volstrekt normaal. Tegenwoordig zijn jongens die de aria's kunnen zingen schaars. Toen Nikolaus Harnoncourt in 1970 pionierde in de historische uitvoeringspraktijk en de Mattheüs opnam, beschikte hij over een goede jongenssopraan. In Aus Liebe will mein Heiland sterben neemt Harnoncourt het tempo niet te laag, wat kan samenhangen met de mogelijkheden van de jongen. De begeleiding bestaat uit een traverso (houten dwarsfluit) en twee hobo's (wellicht twee hobo da caccia's). Een lage bas ontbreekt, Jezus is immers gevangen genomen, de basis is weggevallen en hij hangt als het ware al tussen hemel en aarde. Men kan horen dat men de authentieke instrumenten nog moet leren ontdekken, het klinkt allemaal nog zeer ongepolijst. Dit in tegenstelling tot de versie van dezelfde aria in de mooiste opname van de Mattheüs die ik ken (Philippe Herreweghe 1985(!)). Hier ligt het tempo wat lager, de klank van de instrumenten is mooier, Barbara Schlick beschikt over meer zangtechniek. Of verbeeld ik me dat Schlick ook wel wat jongensachtig klinkt?

22.11.2006

649

De hernieuwde belangstelling voor de nationale geschiedenis waar ik gisteren over schreef, herken ik wel. Ik zeil behoedzaam mee met deze trend. Er verschijnen dan ook interessante boeken op dit gebied. Overvloed en onbehagen van Simon Schama en De Republiek van Jonathan Israel, om er eens twee te noemen die al een tijd goed verkopen. Misschien past de nieuwe Geschiedenis van de Nederlandse literatuur ook in deze trend. Het zal wel niet helemaal toeval zijn, dat dit soort projecten juist nu van de grond komen.
De luiken gaan dicht werd er gisteravond nog beweerd in het onvolprezen programma Tegenlicht en de aandacht gaat naar binnen. Pantoffels aan, blok hout op het vuur en we verdiepen ons in onze geschiedenis om erachter te komen wie wij nu eigenlijk zijn, terwijl de grote boze buitenwereld voor de deur staat. Ik herken het maar al te goed, al heb ik juist de neiging om de luiken dicht te gooien voor mijn landgenoten: bekijk het allemaal maar lekker met jullie ongeneerde hufterigheid!
Maar wat een geweldig boek, dat Stemmen op schrift van Frits van Oostrom! Het doet me denken aan enkele docenten geschiedenis en Nederlands op de middelbare school. Zij konden zo geweldig vertellen over geschiedenis en literatuur. Want dat is de grote kracht van Van Oostrom, hij vertelt met liefde over de onderwerpen waar hij enthousiast over kan zijn. Ik kijk verlangend uit naar het volgende deel dat hij gaat schrijven! Daarvoor gaan de gordijnen dicht en trek ik nog een fles wijn open. Ik kom wel weer boven water als de Linkse Lente begonnen is.

21.11.2006

648

Na de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh zou Nederland zijn identiteit kwijt zijn. Nederland, het land van tolerantie, verdraagzaamheid, het vrije denken, maar ook euthenasie, abortus, soft drugs, zou in verwarring zijn en niet meer weten waar het voor staat.
Nou, denk ik dan, dat Nederland is maar een Nederland van een beperkt aantal Nederlanders. De meerderheid weet nog steeds heel goed waar wij in de eerste plaats voor staan: centjes tellen, dát is waar Nederland goed in is en dat blijkt maar weer uit de afgelopen weken. Komende woensdag zal de gemiddelde Nederlander weer gaan stemmen, de inhoud van zijn bankrekening indachtig.
Ook wordt er beweerd dat we weer op zoek zijn naar onze identiteit. Nederlanders lezen weer boeken over hun eigen geschiedenis en willen weer weten wat hun roots zijn. Ook dat lijkt me schromelijk overdreven. Ten eerste hebben de meeste Nederlanders geen idee wat die verloren identiteit inhield, als er al sprake was van een duidelijke identiteit. Ten tweede geloof ik helemaal niet dat er zoveel Nederlanders op zoek zijn en massaal geschiedenisboeken gaan lezen. De gemiddelde Nederlander ligt eerder wakker van de prijs van een kroket uit de muur en vergelijkt de reclamefolders van de verschillende supermarkten.

20.11.2006

647

Als we nu alle kernwapens op hetzelfde moment tot ontploffing brengen en daarmee al het leven op deze planeet verwoesten, zou er dan nog iets of iemand in het universum zijn die daar een traan om laat? Zou er een diepe zucht van opluchting klinken? Of zou er een bulderende lach schallen? Zou alle resterende wezenloze materie zijn gang in het heelal vervolgen alsof er helemaal niets gebeurd is? Of zou het heelal eenvoudigweg niet meer bestaan, omdat er niemand meer is die het opmerkt?

16.11.2006

646

Het was toch zeven kilometer lopen van het dorp naar 't Posthuys. Lekker tegen de wind in, genieten van het uitzicht op de Waddenzee. 't Posthuys was een teleurstelling, in onze herinnering was het mooier. Het interieur was helemaal opgeknapt, donkerbruin en metallic, kitscherig, wachtend op een doelgroep waartoe wij niet behoren. Dus bleven we niet lang, staken de duinen door om via het Noordzeestrand, de wind in de rug, weer de vele kilometers terug te lopen.
Het is zo mooi. De duinen rechts, het strand voor ons waar de wind het zand laat vliegen en de bulderende zee links. En: de horizon, de horizon die ik zo vreselijk mis hier in de godvergeten Randstad. Maar daar, de leegte en de ruimte, geweldig! Ook het besef dat het al eeuwen zo doorgaat. Altijd maar de zee, gevend en nemend. De vogels in de lucht en op het strand. De mens kan van alles verzinnen, kan zich druk maken over economie, over literatuur, over stemvee, over domme bekende Nederlanders, maar de zee gaat stoïcijns door. De zee denkt niet, heeft geen reden, weet ook niet waarom, maar is gewoon zee, daar kan zij niets aan doen. Dat besef, de banaliteit van alle menselijke poeha, dat heb ik zo nu en dan weer even nodig.
Later, wanneer we lunchen in het strandpaviljoen, zie ik ze zitten. Ze hebben de zaterdageditie van De Volkskrant gekocht, verdelen het onder elkaar, en gaan met studerende belangwekkende gezichten in de krant lezen, zo nu en dan het hoofd ophouden om te luisteren naar een belangwekkende mededeling van de ander en dan cynisch lachen. Jaja, wij begrijpen de wereld achter een bak koffie. De zee lijken zij niet te zien. De zee, mooier dan welk kunstwerk ook, niet te vinden in een museum.
Terug in ons hotel Zeezicht gaan we naar onze kamer, de mooiste van het hotel, want het mooiste uitzicht op de Waddenzee. Vitrages en gordijnen aan de kant en kijken, turen. Dan gelouterd een boek pakken en lezen – ik ben ook maar een mens – en ik lees:

Vaak gaat het om woorden van wind en water, hier zogezegd ingedijkt en drooggelegd door het Latijn. Dat geldt al voor het alleroudste (pre-)Nederlandse woord: het hoogst toepasselijke wada of wad voor een doorwaadbare plaats. Het is als Germaans woord zo vroeg als anno 107 bij Tacitus te vinden, waar deze het Romeinse leger apud Vadam (in casu bij Wadenoijen) de rivier laat oversteken. Daarmee is wad de eerste in een stroom van vroege Nederlandse waterwoorden.

Nee, ik heb geen kerk, tempel of moskee nodig voor religieuze gevoelens. Ook geen boek of dominee. Het is de wetenschap dat door alle menselijke cultuur heen er iets is dat blijft, geen boodschap heeft aan de menselijke activiteiten, er geen oordeel over heeft, er niet wakker van ligt, geduldig voortgaat en in het voortgaan ook stilstaat, niet maalt om Balkenende en Bos, niet maalt om de Taliban en terrorisme, niet maalt om gratis kinderopvang of de hypotheekrenteaftrek. Het is ook wat ik wil vinden in kunst: de vingerwijzing naar dat onbenoembare, maar altijd aanwezige. Het is geen god, geen leegte, geen natuur, het    . Misschien is het een beperkte opvatting van kunst, zo u wilt, maar het is voor mij een omgaan met religieuze gevoelens. Ik lees verder:

Het was een harde wereld, dicht bij de natuur, grotendeels in het teken van sappelen in kleine bedoeninkjes. Een beetje landbouw, veeteelt, visvangst, leven in weer en wind en volgens de seizoenen; waarin men pas ging zaaien als de maanstand ernaar was, trekvogels herkende aan hun vlucht, geen tandarts nodig had maar wel een goede smid, wist dat er storm op til was als de meeuwen op het land zaten, opstond bij het krieken van de dag en als het donker werd ging slapen.

Frits van Oostrom Stemmen op schrift, 48 en 50

Ik had nog geen zin om naar mijn werk te gaan vandaag en er nog een dag verlof aan vastgeplakt. De angst om het weer kwijt te raken in het verkeer, in de trein tussen al die andere mensen, achter het bureau mijn verplichtingen weer uitvoerend. Ik wil het nog even vasthouden en hopen dat het niet weer achter de horizon verdwijnt; dat de horizon zelf niet verdwijnt.

Morgen weer. Het gevecht.

13.11.2006

645

Tijd om eens een paar dagen goed uit te waaien …

10.11.2006

644

Misschien is het gebrek aan inspiratie. Misschien ook, omdat ik YouTube pas 'ontdekt' heb. Erg enthousiast kan ik niet zijn over de kwaliteit, maar het terugzien van bepaalde (film)fragmenten maakt, dat ik gretig aan het zoeken ben.
Het mag u verbazen, maar het fragment dat ik hier gisteren plaatste emotioneerde mij. Ik houd me al meer dan twintig jaar geregeld met de persoon en het werk van Nietzsche bezig. Onwillekeurig bouw je dan toch een band met zo'n man op. Natuurlijk kon ik foto's bekijken, een beeld vormen door familie en vrienden van Nietzsche die over hem schreven. Zelden heb ik hem even zo dichtbij gevoeld dan bij dat fragment. Nooit is het in mij opgekomen dat er bewegende beelden van hem zou kunnen bestaan en daar waren ze ineens. Helaas na zijn geestelijke ineenstorting gemaakt. De man Nietzsche wiens talent zat in het gebruik van hersens, die man moest uitgerekend dat vermogen kwijt raken. Een bewegend lichaam nog slechts, maar toch ontroerend.

Wel, ik ben op zoek gegaan naar andere fragmenten die me dierbaar zijn. Uitvoeringen van opera's in Bayreuth bijvoorbeeld en dan vooral de voorstellingen die ik zelf gezien heb. Ik zal ze u niet aandoen. De links hieronder verwijzen naar iets anders: andere componist, andere plaats, ander jaartal. Het is een hoogtepunt uit de operageschiedenis en ik kan er nooit onbewogen naar kijken en luisteren, zelfs niet met de slechte kwaliteit van YouTube. Ik kan er een toelichting bijgeven, maar dat doe ik niet. Het moet maar voor zichzelf spreken.

7.11.2006

643

Bewegende beelden van Nietzsche? Bestaan ze dan echt? Of word ik hier in het ootje genoemen? Hoe dan ook: fascinerend en vervreemdend om naar te kijken. Geen idee in welk jaar deze beelden precies zijn gemaakt, maar Nietzsche moet geestelijk al helemaal 'weg' geweest zijn.

6.11.2006

642

U luistert naar een gesprek op de radio. Er is iets vreemds aan de hand. Zonder dat u de frequentie verandert, verandert voortdurend het onderwerp van gesprek en de stemmen. Er is geen touw aan vast te knopen. Dan gaat het over het ene onderwerp, dan weer over het andere onderwerp. Nee, er is geen ruis, soms lijkt het wel of de overgang van de ene spreker ongemerkt overgaat in de andere. Postmodern radio luisteren.
Dit is ongeveer de ervaring die ik heb bij het lezen van Stroomafwaarts langs de Donau van Péter Esterházy (verre familie van graaf Esterházy, werkgever van de componist Haydn). Het boek is als de Donau – de metafoor ligt maar al te zeer voor de hand – waarin voortdurend andere rivieren en stroompjes in uit komen. Zo heeft Esterházy allerlei geschiedenissen verweven in het boek: zijn eigen geschiedenis en dat van zijn familie, maar ook van de plaatsen die de Donau aandoet. Daarnaast wordt verwezen naar andere boeken, wellicht ook geciteerd, maar men moet als lezer van goede huize komen om dat allemaal te herkennen. Intertekstualiteit. Zo komt ineens het waanzinnige personage Effi Briest tevoorschijn, een verwijzing naar het boek van Theodor Fontane (dat ik overigens verder niet ken). Postmoderne literatuur.
Ondanks het gebrek aan houvast bij het lezen, merk ik dat het boek me boeit. Esterházy heeft toch op één of andere manier een rode draad door het boek getrokken, een rode draad die men alleen maar kan vermoeden. Laat ik schrijven: terwijl men als lezer voortdurend kopje onder gaat, ziet men boven het water nog net even de kade in de verte. Voor mij is het voldoende om verder te willen, te willen weten waar het allemaal naartoe stroomt. Ik kan me ook voorstellen dat iemand afhaakt. De kunst is om je als lezer te laten meevoeren en niet te gaan spartelen. Menigmaal zei ik tegen mezelf: concentreer je nu op het verhaal, om een paar zinnen later de draad al weer compleet kwijt te zijn.

Het regende. Bij Tuttlingen raakte ik de weg kwijt en in plaats van volgens plan de halfwassen rivier te volgen en halt te houden bij het klooster van Beuron, bij de geleerde paters die de geheimen naplozen van oude perkamenten, het schrift dat daar al van weggekrabd, afgeweekt was (als ik wil is ook dit de blik van het blinde oog van gravin Hahn-Hahn), of omhoog te kijken bij het slot van de vastberaden Wildenstein, überhaupt mijn gang te gaan, rond te hangen bij de op de knieën gedwongen rotsen van de Knopfmacherfelsen of tandenknarsend een punt te zetten achter de zogenaamde schoonheden, achter de in het gladde wateroppervlak weerspiegelende 'tegenbomen', de eindeloze stilte, de in het water hangende stammen van oeroude bomen, de gele zee van dotterbloemen, de waterzegge met zijn pijlvormige bladeren, zijn stokroosachtige bloemen, achter al dat groen: achter al dat geel, dat zilver, dat vettige, zwartige, witachtige, achter de tegen kitsch aanleunende weidsheid van het landschap, en toen bevond ik me plotseling in Messkirch.

Péter Esterházy Stroomafwaarts langs de Donau, 54

Péter Esterházy omschrijft het in een interview zo:

We lopen met allerlei flarden tekst in ons hoofd, reclameslogans, gesprekken die we opvangen op straat, versregels… Die teksten gebruiken we in onze dagelijkse gesprekken, vaak onbewust. Ik gebruik zulke teksten nadrukkelijker terwijl ze, vooral als het gaat om prozafragmenten, onherkenbaar blijven. Je voelt hooguit een soort vreemdheid, waarmee ik een bepaalde onzekerheid in de tekst heb gebouwd. Ik vind het belangrijk om de eenduidigheid te verbreken. Een van de belangrijkste kenmerken van literatuur is dubbelzinnigheid. Een gasttekst heeft vaak een interessante uitwerking op de basistekst.

Györgyi Dandoy 'Mijn boeken zijn een spel' in: De Groene Amsterdammer, 2002/46, 45

Uiteindelijk gaat Stroomafwaarts langs de Donau over De Reiziger. Niet een reis in de ruimte alleen, maar ook in de tijd. Niet alleen in de ruimte en tijd buiten, maar ook in de innerlijke ruimte en tijd. De Reiziger is ook: De Lezer. De Lezer als toerist in de belevingswereld van de literatuur.

Wat ook waar is, en dat is al snel gebleken, is dat als alles (enz.) de Donau kan zijn, dat het dan goed is als de Donau de Donau is. (…) Elke reis is een innerlijke reis, dat wil zeggen, Reiziger is op zoek naar zichzelf. Niet dat er iemand is naar wie je op zoek kunt gaan. Reiziger is verplicht geen individualiteit te hebben of wie dan ook te zijn, dat wil zeggen, hij behoort te zwalken tussen het iemand-zijn en het niemand-zijn, hij behoort het oneindige te zijn, of schijnheiliger gezegd het bestaande, de vorm te zijn, een krat, een koffer, een kerker, met huid en haar en sokken en bajesklant en al.

Péter Esterházy Stroomafwaarts langs de Donau, 36

31.10.2006

641

Dat ik een liefhebber ben van de films van Andrej Tarkovski, dat weten trouwe lezers. Vaak gebruikte ik stills uit de films in mijn lay-out. Nu kan ik ook wat laten zien. Neemt u er de tijd voor, met name het slot van het laatste fragment is buitengewoon!

27.10.2006

640   muzieken

Het moet ergens in 1873 geweest zijn. Hij had een nieuwe symfonie gecomponeerd en wilde deze graag opdragen aan de Meester der Meesters. Vond de ontmoeting in Bayreuth plaats?
Er bestaat een veelzeggende afbeelding, een silhouet, van de ontmoeting. De Meester links, een fiere houding, kin op zijn opzwellende borst, hand amicaal op de schouder van zijn gast, kijkt neer op: rechts, Anton Bruckner, die zich net lijkt op te richten van een diepe buiging. Hij straalt dankbaarheid uit, dat de Meester hem toch zomaar wil ontmoeten, hem, Anton Bruckner, een nietig componistje. Ik vraag me af hoe klein Bruckner wel niet geweest moet zijn, daar Richard Wagner niet boven de 1 meter 70 uitkwam. De arrogante Wagner: groot, megalomaan hoofd op een veel te klein lichaam.

Hoe kan men zich vergissen! Toen ik net kwam kijken in de wereld van de muziek, beschouwde ik Bruckner als een strenge, oude opa, die geweldige, grootse, grootser, nog grootsere symfonieën schreef. In mijn ogen was het een man waarmee niet te spotten viel, een geweldenaar. Wat een zelfvertrouwen klonk er uit die muziek.
Ondertussen weet ik wel beter. Geen componist had een lagere dunk van zijn kunnen. Had zijn uitgever kritiek op zijn partituur, Bruckner pastte het ogenblikkelijk aan. Vond een criticus het allemaal niks, Bruckner ging snel aan de slag om het te verbeteren. Iedereen wist het beter dan hijzelf, de Meester natuurlijk het allermeest. Mocht hij zijn derde symfonie aan de Meester opdragen? Zou hij dat wel waard zijn? Of had de Meester misschien nog kritiek op zijn muziek?
De Meester nam de eer minzaam in ontvangst. Complimenteerde Herr Bruckner zelfs, noemde zijn symfonieën de waardige opvolgers van Het Genie Beethoven. Een groter compliment was niet denkbaar. Wagner beloofde dat hij zich zou inzetten voor de muziek van Bruckner. De symfonieën zouden uitgevoerd worden in zijn nieuwe theater in Bayreuth, het centrum voor de nieuwe Duitse Musik der Zukunft. Het is er nooit van gekomen.

De symfonieën van Anton Bruckner. Herfstmuziek voor mij. Muziekkathedralen worden het wel genoemd, waarmee vooral ook naar de grote vorm wordt verwezen waarin hij zijn muziek goot. Vroeger had ik altijd associaties met de schilderijen van Casper David Friedrich. Nu zie ik mezelf zitten op een herstavond in een kathedraal terwijl buiten de storm om het gebouw giert. Dan weer in een huiskamer, de luiken gesloten, buiten miezert de regen. De muziek van Bruckner kan subliem zijn en unheimlich, maar tegelijkertijd ook intiem, bescheiden en mild. Het is dit contrast dat ik zo fascinerend vind aan deze muziek. Bruckner wilde zijn als De Meester, maar was op zijn best als hij zichzelf bleef: een onzekere, vriendelijke opa die tot zijn eigen verrassing geweldige muziek kon schrijven.

bij het beluisteren van:
Anton Bruckner Symfonie nr. 8 in c
Berliner Philharmoniker olv Nikolaus Harnoncourt

25.10.2006

639

Afgelopen zaterdag is kinderboekenschrijver Paul Biegel overleden. Ieder kind zou een boek van hem gelezen moeten hebben. Iedere ouder zou een boek van hem voorgelezen moeten hebben.

Maar de kleine kapitein gaf geen antwoord. Hij stond achter het roer, wijdbeens met zijn ogen op de kim.
En zijn gedachten?
Zouden de gedachten van de kleine kapitein áchter de kim liggen? Zou hij denken aan de grijze schipper? En aan het verhaal over zeven schipbreukelingen? Drie waren er teruggevonden. De grijze schipper zelf was nummer vier. Zouden de overige drie nog ergens in leven zijn?
'Misschien breng je ze allemaal wel mee,' had de grijze schipper gezegd. Nu pas was duidelijk wat hij daarmee bedoeld had. En de kleine kapitein was uitgevaren om het eiland Groot en Groei te vinden, en waar kwam hij mee terug?
Niet met allemáál…
Zou hij het roer wenden? Maar wáár te zoeken?
Voorlopig koerste hij rechtdoor, richting thuishaven.

Paul Biegel De kleine kapitein, 127

Bedankt Paul.

24.10.2006

638

De therapeut liep rood aan maar zette zijn professionele gezicht op. 'Je blijft een tijdje bij ons om eerst je gevoelens te repareren, vervolgens om je ware "ik" te ontdekken en uiteindelijk om te leren volwassen relaties aan te gaan. Je moet de hoeksteen gaan vormen van de maatschappij. Dat is onze target. Een gepolijste, glanzende, gladde, soepele hoeksteen die geen wrijvingen en vonken veroorzaakt maar samen met andere hoekstenen voor vooruitgang en mobiliteit zorgt.'

Sana Valiulina 'Biecht uit het ondergrondse' in: De Gids augustus-september 2006, 734

20.10.2006

637

Duidelijk voelbaar de laatste tijd: een writers block. Wel ideeën, maar niet de lust om er iets mee te doen, laat staan dat de woorden willen komen; en als ze uiteindelijk wel komen, het stukje mismoedig deleten. Ook twijfel, twijfel aan de zin van een weblog. Waarom nog minimale rimpelingen veroorzaken in de onmetelijke virtuele zee?

Ook voelbaar de laatste tijd: innerlijke herfst. De behoefte op me terug te trekken en af te wenden van de wereld. Weg met internet, de krant en tijdschriften. De wereld draait ook wel door zonder dat ik er kennis van neem. Ik ben er niet, ik wil doorzichtig zijn, laat me met rust. Ik heb genoeg aan mijn eigen beperkte wereld.

Toch wil ik niet zomaar stoppen met webloggen. Ik weet dat dit soort gevoelens tijdelijk zijn. Op een dag doe ik de gordijnen weer open, omdat ik weer behoefte heb aan licht. Maar als u binnenkort merkt dat de reactiemogelijkheid is uitgeschakeld, dat de toon en aard van mijn stukjes is veranderd, dan weet u – waarde trouwe lezer – waardoor het komt. Maakt u zich geen zorgen, het is vast tijdelijk. Dat ik u wellicht mijn rug laat zien wil niet zeggen dat ik uw komst niet waardeer. Integendeel!

19.10.2006

636

De Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon heeft onder voorzitterschap van Frits van Oostrom De canon van Nederland gepresenteerd. Uitstekend. Ik kan er somber van worden dat het nodig is – een commissie moet een canon samenstellen – en van mij had het ook niet gehoeven, maar aan de andere kant, elke aanleiding om over geschiedenis en het belang van geschiedenis te spreken en te schrijven kan niet nutteloos zijn. Van Oostrom is zo slim geweest om deze Canon dan ook niet als definitief te presenteren, het moet een debat uitlokken. Prima. Hulde. Hoera!
Maar wat gebeurt er in praktijk? Allerlei belanghebbenden en deskundigen gaan vanaf hun eilandje kijken of hun vakgebied of interesse wel voldoende vertegenwoordigd is. Zo zou ik bijvoorbeeld vanuit mijn muziekwetenschappelijke achtergrond kunnen vaststellen dat de Nederlandse muziekgeschiedenis er wel heel erg schraal vanaf komt: het is namelijk afwezig.
Stuitend was bijvoorbeeld de reactie van mevrouw Dresselhuys zoals opgetekend in het NRC van gisteravond: Cisca Dresselhuys, hoofdredactrice van feministisch maandblad Opzij, is erg blij met de vermelding van Aletta Jacobs. "Als dat niet zo was geweest, was ik met spandoeken uitgerukt. [Ach gut, denk ik dan.] En dan óók nog Annie M.G. Schmidt: leuk, leuk, leuk. [Jaja, Cisca, het kan niet op!] We [ahum, wie zijn 'we'?] hadden er overigens ook nog heel graag Joke Smit [Eh? Who the fuck is that?] bij gehad, als representant van de tweede feministische golf, maar twee op een score van 50, dat vinden we al heel mooi.”
Alsof het een sporttoernooi is! Er moet gescoord worden, we mogen niet onderaan eindigen, we moeten wel winnen. Maar ja, bescheiden zijn 'we' wel, we zijn natuurlijk dik tevreden met 2 uit 50. En dan leuk, leuk, leuk, wat natuurlijk uitstekend de ernst van dit alles aangeeft. Hoezo leuk? Wat zegt dat nog: leuk. Zelden is een woord zo gedegenereerd. Het betekent helemaal niets meer. Hoe vond je het boek? Nou, wel leuk. Goh. Wat vindt u ervan dat een boek van het irritantste omaatje van de Lage Landen is vermeld in De Canon van Nederland? Nou, leuk leuk leuk. Op de vraag hoe men de canon in de klas moet krijgen, antwoord mevrouw Dresselhuys – wat denkt u? Kunt u het raden? –: "Laat míj langskomen om te vertellen over emancipatie. Ik vind het ontzettend leuk om te doen.” Natuurlijk! Het komt wel goed met die canon van Nederland, het is namelijk zo leuk.

18.10.2006

635

Gisteren was het dan alweer tien jaar geleden dat we in het huwelijk traden in het pittoreske 's-Heerenberg. We vierden de dag met een koncert in RASA van de vermaarde band La Camorra. Dat het koncert een succes was bleek wel uit het lange napraten erover in tapasbar El Mundo. Dit moeten we vaker doen, hebben we elkaar verzekerd. Dus hebben we in gedachten er maar weer tien jaar bijgetekend! Natuurlijk hebben we de dag op gepaste wijze afgesloten …

16.10.2006

634

Afgelopen zaterdag ben ik negenendertig jaar geworden. Ik besteed al jaren geen bijzondere aandacht meer aan mijn verjaardagen. Natuurlijk vier ik het in mijn gezin, is familie welkom, zijn er altijd goede vrienden die langskomen, maar ik organiseer geen speciaal feest meer. Volgend jaar word ik veertig en mijn vrouw dreigt met een groot feest. Ik vrees dat er maar één alternatief mogelijk is om daaraan te ontkomen: ergens naartoe gaan met het gezin. Aan de andere kant trekt het idee om weer eens een feest te geven met alle vrienden, ook de vrienden die ik de afgelopen jaren uit het oog ben verloren. Of zal ik daar toch maar mee wachten totdat ik vijftig word?

Hoe dan ook, ik ben weer schromelijk verwend met allerlei cadeaus. Naast een nieuwe portemonnee, de scheurkalender poëzie, waren dat vooral boeken:
– Péter Esterházy Stroomafwaarts langs de Donau kreeg ik van mijn schrijvende vriend;
– mijn vrouw had uit de Deltareeks Van de koele meren des doods van Frederik van Eeden uitgezocht – waarlijk prachtig!
– mijn ouders geven me traditioneel altijd een bedrag en daarvan heb ik het eerste deel van de nieuwe literatuurgeschiedenis aangeschaft: Frits van Oostrom Stemmen op schrift;
– Stefan Bollmann Vrouwen die lezen zijn gevaarlijk kreeg ik van de goede vriend om de hoek. Hij moet mij wel goed kennen, want hij wist niet eens dat het op mijn verlanglijstje stond!;
– mijn moeder stuurde me per post later nog een cadeaubon met de volgende uitleg: ze had een boek voor me willen kopen, maar de boekhandels hadden het niet en om het te bestellen was het te laat. Of ik had dan zelf niet wilde aanschaffen? Jawel hoor, maar waarom mijn moeder wil dat ik Donderpreken van Sevtap Baycli ga lezen is me nog een raadsel.

Alsof het nog niet genoeg is, branden er ondertussen nog twee boekenbonnen in mijn nieuwe portemonnee. Ik weet nog niet wat ik daarvoor wil kopen, maar ik merk dat mijn oude liefde voor de Nederlandse literatuurgeschiedenis behoorlijk de kop opsteekt. Die Deltareeks vind ik toch wel erg mooi. Wat het ook wordt, ik zit met een groot probleem: met welk boek zal ik beginnen?

13.10.2006

633

Meestal verzwijg ik dat ik muziekwetenschappen heb gestudeerd wanneer ik met iemand in gesprek raak over muziek. Zodra iemand weet dat ik meer inzicht heb in muziek, verdwijnt de spontaniteit uit het gesprek. De gesprekspartner gaat zijn woorden wegen, gaat zijn voorkeur verantwoorden. Jij zult het wel niks vinden, maar ….
Eén van de redenen waarom ik muziekwetenschappen wilde studeren was het universele dat aan muziek hangt: iedereen houdt wel van muziek, iedereen heeft zijn voorkeuren en iedereen heeft er wel een mening over. Als de dirigent van de complexe opera Die Soldaten naar zijn werk gaat, passeert hij de glazenwasser die het laatste populaire deuntje fluit. Overal is muziek.
Aan de bar na een schaakpartij of film de ander vragen wat zijn favoriete muziek is en waarom juist die muziek. Observeren hoe moeilijk het is om onder woorden te brengen waarom nu juist die muziek. Is het een herinnering aan een gebeurtenis, aan een persoon, een plek?
Waarom is een muzikale ervaring zo vaak niet in woorden te vatten? Zijn we zo weinig dichters?
Waarom begrenzen veel mensen hun smaak met één genre?
Waarom zijn zoveel mensen bang om een slechte muzikale smaak te hebben?
Waarom is muziek altijd een kwestie van gevoel en zo zelden iets wat ook te beredeneren valt? Waarom wordt het verstand zo vaak uitgeschakeld zodra het over muziek gaat? Voor veel mensen lijkt muziek wel een godsdienst!

Natuurlijk wordt ook aan mij gevraagd wat mijn voorkeuren zijn. Teveel om op te noemen, is meestal de strekking van mijn antwoord. Ik heb net zoveel moeite met het spreken over muziek als anderen. Liever laat ik de muziek horen om tijdens het beluisteren erover te vertellen. Let op, zometeen krijg je dit. Of: let op die noot die zometeen komt, die is kicken. Luister hoe laf Beethoven hier moduleert (en dan leg ik snel even uit wat moduleren is). Enzovoort, enzovoort.
Wanneer iemand aan mij vraagt waarom ik bepaalde muziek mooi of goed vind, dan moet ik eveneens het definitieve antwoord schuldig blijven. Ik kan dan wel iets stamelen over complexe eenvoud, de stilte tussen de noten of die ene noot: het blijft om de hete brij heen draaien. Dat moet vooral zo blijven.

11.10.2006

632

Als ik mij ergens kwaad over kan maken, is het wel mildheid en welwillendheid. De literatuur is te belangrijk om als een onschuldig kwajochie te worden vertroeteld. Ach, kijk nou eens, lief literatuurtje, poelepoelepoele, doe eens van schrijven, knappe jongen. Het is een dondersteentje, maar hij bedoelt het niet zo kwaad. Há lief literatuurtje van me? Dat moet ophouden. De literatuur is te belangrijk om prutsers en onbenullen in haar midden te gedogen onder het mom van een genuanceerd oordeel. De recensenten zouden zulke schaamteloze nepauteurs de tempel uit moeten schoppen in plaats van hen vertederd over het bolletje te aaien. Dat moet ophouden, dat geaai over bolletjes. Ik wil vanaf nu alleen nog maar lezen waar het op staat. Een meesterwerk wordt niet elke week geschreven, dus doe dan ook niet net alsof dat wel zo is. De overgrote meerderheid van de romanciers kan helemaal niet schrijven, dus doe dan ook niet alsof dat wel zo is. Over de kling ermee. De beuk erin. Bloed moet vloeien.

Ilja Leonard Pfeijffer 'Kijk uit voor mijn Joego's' in: NRC Handelsblad. Boeken 29 september 2006, 31

3.10.2006

631

Er drijven wolken over en ik denk: hoe lang gebeurt dat al, dat er wolken overdrijven? Mensen zijn niet meer dan toevallige passanten, net als die wolken. De mens is een onbeduidend ongelukje in de natuur.
Deze gedachte is geen originele gedachte, dat weet ik. Het is wel een geruststellende gedachte.
Zou het daarom zijn, dat zoveel mensen van een wolkenloze hemel houden?

30.9.2006

630

Oudste zoon S. is niet gemakkelijk met warm eten. Hij doet wel zijn best, maar vaak eet hij zijn bord niet leeg. Zijn vader vindt dat niet altijd erg en dan trekt hij het bord van grote zoon naar zich toe met de opmerking: geef maar hier, ik ben de afvalbak in de familie. Onlangs voegde grote zoon daaraan toe: ja, inderdaad, als ik op je voet ga staan, gaat je mond open.
Humor van zijn vader, die knul.

26.9.2006

629

Het was soms alsof hij mij een spiegel voorhield waarin ik mijzelf niet zag zoals ik op dat moment was, maar als een veel jongere versie van jaren geleden. Jaren geleden, de tijd waarin we elkaar bijna wekelijks zagen. Gelukkig was het beeld niet hardnekkig. We zijn beide veranderd, nu we in verschillende steden leven, getrouwd zijn en kinderen hebben. Herinneringen komen boven als gasbelletjes in een moeras.

25.9.2006

628

In 1084 kreeg Bruno van Keulen een stuk land in de Franse Alpen. La Chartreuse werd het genoemd en Bruno ging er met zes anderen leven als een kluizenaar. Het klooster dat daar ontstond is nog steeds het moederklooster van de Kartuizers.

Zestien jaar na zijn eerste verzoek kreeg Philip Gröning toestemming om in het klooster te filmen. Hij ging in het klooster leven, deed mee aan de dagelijkse rituelen en volgde de monniken met zijn camera's. In 1960 was het twee journalisten nog toegestaan om in het klooster beelden te maken, maar de monniken mochten toen niet gefotografeerd worden. Het is maar de vraag of ooit weer toestemming gegeven zal worden, alleen daarom al zijn de beelden van Gröning uniek.
Hij maakte er een documentaire van, Die große Stille (in Nederland uitgekomen onder de Engelse titel Into great silence). Gisteravond had ik gelegenheid om naar deze documentaire te gaan.
In honderdzestig minuten krijgt het publiek allerlei fragmenten te zien uit het leven van kluizenaars. Afgezien van een paar fragmenten wordt er niet gesproken, ook geen voice-over, slechts stilte. Ook geen geromantiseerd beeld gelukkig. De aspecten die zo kenmerkend zijn voor de kartuizers komen aan de orde. Het leven in meditatie en gebed – afzondering, stilte en zwijgen staan voorop – wordt gedragen door de broederschap. Naast het dagelijkse koorgebed, komen ze op zon- en feestdagen bijelkaar. Ze maken een wekelijkse wandeling waarbij ze met elkaar mogen spreken, maar het verblijf in de kluis is de hoofdactiviteit.
De tijd staat stil in het klooster. Er lijkt sinds de Middeleeuwen niets veranderd, al zien we hier en daar wat elektrische apparaten. Beelden van mediterende monniken worden afgewisseld met beelden van een monnik die met een karretje het eten rondbrengt. Als in een gevangenis wordt met een sleutel een luikje in een muur geopend en het eten in de ruimte in de muur geplaatst. Dan weer zien we een monnik lezend voor het raam of een monnik die een schoenzool repareert.
Veel is ook onduidelijk. De kijker blijft met veel vragen achter en dat knaagt. Heeft Gröning niet teveel een esthetische film willen maken in plaats van een documentaire? Onmiskenbaar heeft hij een structuur in de honderdzestig minuten aangebracht, maar het had van mij wel wat explicieter gemogen. Zo krijg je als kijker geen informatie over de opbouw van een dag in het klooster. Hoe komen ze aan eten, verbouwen ze het zelf of laten ze het bezorgen. Hoe verloopt de opleiding van een novice? En zo kan ik nog wel even doorgaan. Soms lijdt de film ook aan zappend gedrag, alsof de maker bang was dat we ons zouden vervelen. Nee, van mij had het allemaal wat breder gemogen. Laat bijvoorbeeld maar een lange shot zien, minutenlang, van een gebedsdienst in plaats van steeds fragmentjes verdeeld over de film.

Al vind ik de vorm waarin Gröning zijn materiaal heeft gegoten onbevredigend, toch zijn er veel fragmenten die ik niet licht zal vergeten en maakt de film als geheel indruk. De gedachte dat er een groep mannen daar in de Franse Alpen zich afwenden van de herrie en de banaliteit van onze consumptiemaatschappij, dat ze zich nog met hart en ziel kunnen overgeven aan iets waar ik allang niet meer in kan geloven, dat ze hun bezittingen en gehechtheid kunnen opgeven voor het opgaan in hun God – die gedachte werkt bij mij geruststellend en inspirerend. Er is iets dat blijft. Seizoenen gaan voorbij, de wereld draait door, maar ergens zijn er mensen die nog vertrouwen hebben in iets dat voorbij gaat aan de waan van de dag … en aan de waan van een weblog.

18.9.2006

627

En dan sta ik zomaar ineens voor de openstaande tuindeuren met mijn kleine jongen op de arm. Kijk, wijs ik, luchtballonnen. Hij ziet ze, strekt z'n armpjes uit en laat een grote lach op zijn gezicht verschijnen. En dan hoor ik mezelf in zijn oor fluisteren: Nooit vergeten, jongen, dat het leven heel mooi kan zijn.

13.9.2006

626

Soms, op een werkdag als vandaag, bouw ik, voordat ik de deur uitga en de rest van het gezin op één oor ligt, nog even een toren van blokken voor mijn kleinste. Als hij dan beneden komt, kan hij het met veel plezier omgooien.
Vanochtend had ik eigenlijk twee torens moeten bouwen. De blokken waren echter al opgeruimd.

11.9.2006

625

Gratis kinderopvang.
Dan kunnen er meer vrouwen aan het werk/participeren op de arbeidsmarkt/een bijdrage leveren aan de economie.*
Bijvoorbeeld in de kinderopvang.

* doorhalen wat niet van toepassing is.

9.9.2006

624

Waar komt het toch door, dat collega's in toenemende mate mij vragen even dit of even dat te doen? Al doe ik het gevraagde met plezier en al kost het me niet veel tijd: dat woordje even ergert me mateloos. Misschien moet ik ze vragen daar even mee op te houden.

8.9.2006

623

Het moet in augustus 2002 zijn geweest dat een goede vriend mij vertelde over de basisprincipes van html. Ik kocht er een boek over een paar dagen later had ik al een website in de pijpleiding: De Schaakfabriek. Het was een weblog over mijn hobby: het schaken.
Niet snel daarna vernam ik dat de webmaster van mijn schaakclub die de actualiteit verzorgde ermee ophield. Ik was er als de kippen bij om dat over te nemen. De Oud Zuylen Tamtam werd het in allerijl genoemd. Ik heb het onderhoud van deze website een paar jaar volgehouden. Uiteindelijk heeft een ander schaaklid van de club het overgenomen met mijn lay-out: www.oudzuylen.nl (alleen in explorer goed te zien, helaas).
Met mijn eerste weblog De Schaakfabriek ging het niet goed. Ik had geen idee hoe ik belangstellenden er naartoe moest krijgen. De website voor mijn schaakclub slokte alle tijd op. Uiteindelijk opende ik bij blogger een log JWL. Daar verschenen mijn eerste logjes die hier in het archief terug te vinden zijn (de teksten van De Schaakfabriek zijn niet bewaard gebleven). Maar ook blogger beviel me niet, dus uiteindelijk knutselde ik op dit adres wat inelkaar en afgezien van een kortstondige verhuizing en wat naamswijzigingen bestaat het nog steeds, zoals u kunt lezen. Alleen de hoofdletters JWL werden de kleine letters jwl.
Ondertussen heeft de schaakwereld het webloggen ontdekt. Hier en daar beginnen grootmeesters en amateurs te schrijven in logformaat over hun belevenissen.
De goede vriend uit de eerste alinea verdiepte zich in php. Natuurlijk had ik wel eens gekeken naar weblogmachines als Pivot en WordPress als alternatief voor mijn eigen geklungel met css en html. Maar hetnet ondersteunt geen php en de charme van het hebben van een weblog dat op een floppy past vond ik ook wel aardig. Bovendien: waarom zou ik naar de winkel gaan met een bolide als ik ook te voet kon gaan?
Enige tijd geleden lanceerde ik het idee met goede vriend om samen een weblog te beginnen over ons schaken. Als het zou gaan lopen zouden ook anderen bijdragen mogen leveren. Een weblogmachientje zou dan handiger zijn. Zo werden de krachten gebundeld en op de drempel van een nieuw schaakseizoen lijkt het er van te komen. Naam en adres zullen u niet verbazen: www.schaakfabriek.nl. Vooralsnog staat er wat oud materiaal, maar ik hoop dat het binnenkort echt gaat lopen. Maar of het een succes wordt of niet, ik heb in ieder geval alweer de lol gehad van het prutsen aan een lay-out.

7.9.2006

622

Vader speelt met zijn jongste zoon. Oudste zoon ligt op de bank te lezen. Vader houdt een olifant van duplo omhoog.

Vader: Boeoeoeoeoe. Boeoeoeoeoe boeoeoeoeoeoe.

Het jongste zoontje lacht en pakt de olifant.

Oudste zoon: Papa, een olifant zegt niet boe.

Vader: Deze olifant wel.

Oudste zoon: Papa, het is een olifant, geen koe!

Vader: Ja, dat is zo, maar dit is een olifant met een Fries accent!

Oudste zoon: Huh?!?!

Vader: Ja, deze olifant is geadopteerd toen hij nog een klein olifantje was door een Friese boer. Hij is dus opgegroeid tussen de koeien. Daarom zegt hij BOEOOEOEOEOE!!!

Oudste zoon zucht eens diep en leest verder in zijn Donald Duck.

6.9.2006

621

… en dan sta ik voor de spiegel tegen mezelf te zeggen ik ben dom ik ben dom ik ben dom en dan zegt mijn vrouw ach, 't is wel eens erger geweest hoor! en kijk, zo'n opmerking heeft een mens soms even nodig …

5.9.2006

620

Zomergast Henkjan Smits had het maar steeds over authenticiteit en puurheid. Dat zijn van die woorden die, als je ze teveel gebruikt, gaan jeuken. Hij probeerde natuurlijk te tonen wat hij bedoelde, maar enigszins onbevredigend bleef het wel. Ik zie uiteindelijk niet in waarom Maxima authentieker zou zijn dan het theater van Sylvie Meis. Ook domheid, platheid, gekunsteldheid, glamour, noem maar op, kan in al zijn weerzinwekkendheid authentiek zijn.
Het is dat de heren Smits en Luyendijk aardig converseerden en aardige fragmenten vertoonden, al haakte ik bij Patty Brard resoluut af. Ik kan slecht tegen hysterie, of het nu authentiek is of niet.
Op de vraag wat die authenticiteit en puurheid dan is, kwam eigenlijk slechts het antwoord dat je dat moet voelen. Een soort intuïtie ofzo. Smits kwam uiteindelijk ook niet veel verder dan zich te beroepen op zijn kippenvel. Soms ging Smits zo ver in zijn gepassioneerdheid, maakte hij zulke grote ogen, dat ik bang was dat ze eruit zouden rollen.
Een groter contrast met de zomergast van vorige week, Ad Verbrugge, was niet denkbaar. Deze was voortdurend bezig met redeneren en het construeren van zinnen. Hij had dan ook wél wat te vertellen. Op de humor van Luyendijk ging hij niet in, hij bleef serieus en ernstig. Wat de filosoof Verbrugge soms te weinig had, dat had Smits veel te veel. Liever had ik gezien dat Smits wat minder authentiek was geweest.

4.9.2006

619

M. (dertien maanden) houdt al hele verhalen. Geen idee wat hij allemaal wil vertellen, maar hij kan eindeloos met intonatie brabbelen. De laatste tijd komen er steeds meer herkenbare woordjes tussendoor. Papa en mama waren al langzaam maar zeker voortgekomen uit dada en we hadden ook de indruk dat een bepaalde klankcombinatie voor de moeilijke naam van zijn grote broer stond. Ondertussen zijn bal, étù (eten) en drinkù (drinken) gesignaleerd. Ziet hij door het raam het harige monster van de buren op de schutting dan is het poei! (poes). Toen hij gisteravond moe was en naar bed moest ging hij bij het woord boven zelf naar de gangdeur en bleef maar bovù zeggen. Gaat de deur open, dan loopt hij naar de trap en begint aan de beklimming van de trap (onder begeleiding natuurlijk). Ik vind het één van de mooiste tijden bij een peuter: taalontwikkeling.

Van mijn vrouw bestaat een filmpje waarop zij als peutertje te zien is. Ze draait rondjes, bukt zich en stopt een pluisje in haar mond. Dat deed ze heel vaak en het verhaal kon in de familie niet vaak genoeg verteld worden. Het is dan eigenaardig om op een dag M. precies hetzelfde te zien doen: even een paar rondjes draaien, bukken en iets van de grond in zijn mond stoppen. Hij doet het niet zo vaak als mijn vrouw vroeger, maar toch. Het is geen imitatie (mijn vrouw heeft het afgeleerd), maar zoiets zal toch niet genetisch zijn? Toeval? Of is het iets wat veel kinderen een tijdje doen?

1.9.2006

618

Was het niet Kees Fens die ooit schreef dat, als je je ongelezen boeken maar lang genoeg in de kast liet staan, je vanzelf het gevoel kreeg ze gelezen te hebben?

30.8.2006

616

Toen ik het onderstaande gedicht las, moest ik denken aan de afbeelding boven aan deze website.

NOTITIE

In alle vroegte doodstil opstaan
om nog eens het eerste licht te zien.
Wassen, oude kleren aan. Koffie
en dan leven voor het open raam.

De meeuwen draaien om wat brood.
De kinderen slapen nog aan later jaren.
De duif zit dagelijks in de dakgoot.
De wolken lijken werkelijk te varen.

Terwijl ik het zit op te schrijven,
geen andere vraag zie dan het kijken,
komt er traag beweging in het huis.
Nooit wil het bij kijken blijven.

Bernard Dewulf Blauwziek, 11

De afbeelding is overigens een still uit de film Nostalghia van Andrej Tarkovski. De associatie tussen het gedicht en de afbeelding is natuurlijk niet letterlijk. Het klopt ook niet, dat komt omdat ik de film maar al te goed ken en weet dat de situatie in de film niet overeenkomt met het gedicht. Toch, geïsoleerd tot stilstand gebracht, wil het beeld zich vastknopen aan het gedicht, ergens in mijn hoofd.

28.8.2006

615

Het regime van de tijd van J. Goudsblom is een geweldig boek. In grote lijnen weet hij in herldere stijl ontwikkelingen in de sociale geschiedenis van de mens inzichtelijk te maken. Daarbij laat hij veel ruimte aan de lezer om door zelf te redeneren mogelijke conclusies te trekken. Het leest alsof je in het begin van een artikel in een gedachtengang stapt en dat je aan het eind van het artikel – dat soms onverwacht komt – de gedachtengang zelf zou kunnen vervolgen. Geen wollig taalgebruik, geen onnodig jargon. Hier wordt met plezier over een vakgebied vertelt met aan de ene kant wetenschappelijke distantie, maar met aan de andere kant een persoonlijke visie op de achtergrond.

Mijn benadering is sociogenetisch. Ik beschouw maatschappelijke instituties als voortgekomen uit sociale processen, uit pogingen van mensen om oplossingen te vinden voor problemen waar het samenleven het voor stelde. Pas in laatste instantie wil ik een beroep doen op veronderstellingen omtrent de eeuwige onveranderlijke menselijke natuur; eerst stel ik de vraag hoe de dingen zo zijn geworden als ze zijn – of althans zich aan ons voordoen.

J. Goudsblom Het regime van de tijd, 67

Deze benadering maakt dat zijn onderwerpen altijd herkenbaar zijn in het dagelijkse leven. Zoals het artikel De verleiding van het teveel. De milieuproblematiek als een beschavingsprobleem. Hierin speelt onder andere de vraag hoe het toch komt dat juist de mens zich zo te buiten gaat op deze planeet en waarom niet juist dieren. Ik ga zijn gedachtengangen hier niet herhalen – daarvoor moet u het boek maar lezen – maar soms komt hij ineens tot prachtige onverwachte terzijdes, schijnbaar onbelangrijke zaken die mooi als illustratie fungeren en voor iedereen herkenbaar zijn.

Op kleine schaal zijn de meeste inwoners van een rijk land als Nederland bereid om dagelijks slag te leveren tegen de vervuiling. Zij wassen zichzelf, hun kleren en hun huis dat het een lust is. De wens om netjes voor de dag te komen leeft nog volop. Uiteraard speelt de behoefte om maatschappelijk niet beneden de maat te blijven daarin een rol. De stank van armoede en onverzorgdheid is moeilijk te verdragen – voor anderen en daarom vaak nog des te meer voor wie hem zelf verspreidt. Wie onder de douche staat zal meestal niet in de eerste plaats aan zijn sociale status denken; toch kunnen we ons afvragen welke behoeften er het meest worden gediend met douchen, zeker als dit meerdere malen per dag gebeurt – fysiologische of sociale.

J. Goudsblom Het regime van de tijd, 49

Het geestige aan dit fragment komt natuurlijk voort uit het grappige beeld in het begin, het dagelijks slag leveren van de Nederlanders dat het een lust is. Ondertussen worden we aan het denken gezet door de simpele zinsnede toch kunnen we ons afvragen. Goudsblom geeft geen antwoord, dat moet een ieder maar voor zichzelf doen.

25.8.2006

614

Dat voetgangers en fietsers in Nederland het rode stoplicht zolangzamerhand meer zien als een vriendelijke suggestie dan als een gebod om geduld te betrachten, dat ben ik wel gewend. Dat automobilisten zich in toenemende ook niets meer aantrekken van een rood stoplicht, daar kan ik maar moeilijk aan wennen. Toch houd ik daar al rekening mee. Gelukkig maar, want het had goed mis kunnen gaan gisteravond.
Ik zag dat het licht op groen stond voor de doorgaande weg waarop ik mij bevond. Misschien was het ook mijn redding dat de weg door werkzaamheden na de kruising een slalom naar rechts maakte. Terwijl ik gas terugnam zag ik vanuit mijn ooghoeken een wit busje in volle vaart van links komen. Die moest wel door rood gereden zijn. Had ik de toegestane vijftig kilometer gereden en niet opgelet, dan had ik wellicht hier nu niet gemakkelijk een logje geschreven.

Waar komt die onbeschaamdheid toch vandaan? Schamen mensen zich dan ook niet meer voor dit soort gevaarlijk gedrag? Is het de anti-autoritaire opvoeding? Is het ons teveel aan welvaart en gebrek aan welzijn?
Of komt het door onze open maatschappij met al zijn sociale diversiteit? In een kleine, besloten gemeenschap in het oerwoud heeft schaamte een functie. Heb je een misstap begaan, spreekt de groep je erop aan, dan kan schaamte een teken van schulderkenning zijn en een ritueel om de persoon weer in de gemeenschap te accepteren. Uitstoting uit een besloten gemeenschap kan dramatische gevolgen hebben voor een persoon.
Onze samenleving is allerminst gesloten. Hier leven vele groepen met verschillende normen en waarden naast elkaar. Het schaamtegevoel heeft nauwelijks nog een functie en de kans dat je aangesproken wordt op je gedrag is tamelijk klein en lijkt steeds kleiner te worden. Mensen houden liever hun mond, uit angst om klap voor je kop of een mes tussen je ribben te krijgen. Het maakt niet meer uit wat voor een gedrag je tentoonspreidt. Word je uitgekotst door de ene groep, dan word je wel liefdevol opgevangen door een andere groep geestverwanten (zie politiek).

U wacht altijd nog netjes voor het rode stoplicht? Toch?

24.8.2006

613

Ik? Zelfspot? Hoe komt u erbij! Ik ben altijd volstrekt serieus.

23.8.2006

612

De trein waarin ik reisde naderde het Centraal Station. Ik las:

Terwijl Carry van Bruggen zich van meet af aan fel tegen het zionisme keerde, emigreerde De Haan [de broer van Carry van Bruggen - jwl] in 1919 als een van de eerste Nederlanders triomfantelijk naar Palestina, uitgezwaaid op het Centraal Station door de Nederlandse zionisten. Al spoedig echter toonde hij zich een felle tegenstander van de politieke praktijk van het zionisme in Jeruzalem en ging hij op gezag van de antizionistische joodse gemeenschap in Palestina en de ultraorthodoxe joden in de wereld als bemiddelaar optreden om de kloof tussen joden en Arabieren te dichten. Dat leidde tot wat wel de eerste joodse politieke moord in het moderne Palestina is genoemd. In 1924 werd hij in Jeruzalem door een zionist doodgeschoten – een drama dat enorme ophef veroorzaakte en de Duitse zionistische schrijver Arnold Zweig, die eind jaren twintig evenals De Haan gedesillusioneeerd raakte over Palestina, inspireerde tot het schrijven van een in 1932 gepubliceerde roman. [ic De Vriendt kehrt heim - jwl]

Madelon de Keizer De dochter van een gazan, 77-78

22.8.2006

611

Zomergast Halina Reijn zindert nog in mij na op deze maandagochtend. Mijn hemel, wat een energie en enthousiasme! Daar was eindelijk weer eens iemand die kon vertellen waarom ze iets wilde laten zien, wat er zo bijzonder was aan de fragmenten. Of het nou Temptation Island was of La Pianiste, de wijze van kijken en beschouwen werkte aanstekelijk en was leerzaam. Daarbij kon zij boute uitspraken doen, maar ook nuanceren. Het was overtuigend en een feest. Zo mag Zomergasten zijn en dan doet het er niet toe wie er aan de andere tafel een beetje zit te grinniken en te grijnzen. Meer, meer …!!! En eindelijk weer eens iemand die de Nederlandse r durft uit te spreken! Geweldig!

21.8.2006

610

167. An Franz Overbeck in Basel

<Genua, 14. November 1881.>

Mein lieber Freund, was ist dies unser Leben? Ein Kahn, der im Meere schwimmt, von dem man nur dies mit Sicherheit weiß, daß er eines Tages umschlagen wird. Da sind wir nun zwei alte gute Kähne, die sich treulich Nachbarschaft gehalten haben, und namentlich hat Deine Hand redlich dabei geholfen, mich vor dem "Umschlagen" zu behüten! So wollen wir denn unsere Fahrt fortsetzen und einer um des Andern Willen recht lange! recht lange! – wir würden uns so vermissen! Einigermaßen glatte See und gute Winde und vor allem Sonne – was ich mir wünsche, wünsche ich auch Dir; und traurig, daß meine Dankbarkeit sich eben nur in einem solchen Wunsche äußern kann und daß sie gar nichts über Wind und Wetter vermag!
(…)

Friedr. Nietzsche

KSB 6, 139-140

18.8.2006

609

Een mooi initiatief: Athenaeum Boekhandel Canon. U kunt zelf suggesties doen voor de heruitgave van een boek. Welk boek zou altijd verkrijgbaar moeten zijn?

17.8.2006

608

Beeldschermpjes. Overal beeldschermpjes. Beeldschermpjes in de tijdschriftenwinkel tussen de bladen en de boeken. Beeldschermpjes als je in de rij staat voor de kassa in een groot warenhuis. Gigantische beeldschermen op het station en het overdekte winkelcentrum. Niet één, niet twee, nee, drie beeldschermen. Overal beeldschermpjes. In de tram, op het postkantoor, in de kledingzaak, waar je ook kijkt: beeldschermpjes. Straks ook in de beeldschermloze oase, de trein. Fijn, beeldschermpje in je treincoupé, je zou het nondeju eens kunnen missen!
En wat zien we op die godvergeten beeldschermpjes? Beurskoersen (u weet wel, die pagina's die u altijd overslaat in de krant … ach, u leest geen krant meer?). Reclame, reclame, reclame (u weet wel, die reclame waar u zich zo aan stoort op televisie en in tijdschriften en wellicht ook in de krant … als u een krant leest). O ja, soms een beetje nieuws, maar niet teveel, want anders is er niet genoeg ruimte voor … jawel … reclame.
Want, laten we eerlijk zijn, daar zitten we met z'n allen op te wachten: nog meer reclame in de openbare ruimte. Overal reclame. Waar u ook kijkt: beeldschermpjes en reclame. Want stelt u zich toch eens voor: waar zouden we zijn zonder beeldschermpjes en reclame. Wat zouden we toch moeten zonder beeldschermpjes en reclame?
Jaja, het produkt moet te zien zijn. U hoeft het niet bewust te zien, een fractie van een seconde is genoeg om het in uw onderbewuste op te slaan. Als u het nu maar vaak genoeg ziet (via beeldschermpjes, u weet wel, het onderwerp van dit logje), dan gaat het lekker vast zitten in uw hersens en dan koopt u wellicht dat produkt nog eens een keer. Dat kan alleen maar als er overal beeldschermpjes met reclame zijn. Dus is het goed, al die beeldschermpjes en reclame. Goed voor de economie en dus goed voor u. Zeggen ze.

Beeldschermpjes en reclame.

Hersenspoeling.

Fuck de liberale markteconomie.

16.8.2006

607

Niemsz schreef gisteren een log waarmee ik alleen maar volmondig kan instemmen. Eerlijk gezegd ook wel makkelijk: ik heb geen mp3-speler of iPod, zelfs geen dvd-speler (nou ja, sinds kort één in bruikleen, maar de gelegenheid om het ding te gebruiken is er niet). Ook heb ik geen verzameling muziek op mijn pc, helemaal niets. Soms stuit ik wel eens op jongetjes en meisjes die mij vol trots vertellen hoeveel muziek ze wel niet op hun pc hebben. Zonder ervoor te betalen natuurlijk. Het heeft weinig met muziek te maken, maar alles met bezit en status. En inflatie. Liever betaal ik netjes voor drie cd's die ik onsterfelijk mooi vind, dan dat ik maar naar muziek luister louter omdat het gratis voor handen is en dat gratis is dan eigenlijk de enige 'charme'. Internet als De Bijenkorf die uitverkoop houdt en waar tientallen huisvrouwen zich vechtend op de bakken met aanbiedingen storten.
Digitalisering heeft nut als archivering. Internet is een communicatiemiddel en heeft daarnaast een encyclopedische waarde. Wil men iets weten, iets zien of iets horen, dan kan men dat meestal op internet wel vinden. Wil ik me verdiepen in kunstgeschiedenis, ik hoef niet alle musea meer langs om de schilderijen te zien. Soms kan men op internet zelfs inzoomen op een detail van een kunstwerk. Het scheelt veel tijd en reizen.
Toch gaat er niets boven het bekijken van het origineel. Een muzikale ervaring in een koncertzaal is een andere dan het beluisteren van een cd terwijl men de afwas doet. Eén sublieme uitvoering van de Vijfde Symfonie van Beethoven koesteren op cd, deze honderden keren beluisteren, maakt dat de Symfonie niet meer van Beethoven is, maar van de Wiener Symphoniker en Nikolaus Harnoncourt.
Ik herinner me in dit verband een gesprek met professor Elders. Hij doceerde Oude Muziek in mijn studietijd; hij is ondertussen helaas overleden. We waren met een aantal studenten naar een koncert in het Concertgebouw geweest (Vijfde Symfonie van Anton Bruckner met de dirigent Eugen Jochum) en na afloop in een kroeg vroeg ik hem naar het verschil tussen de studenten muziekwetenschappen uit zijn studietijd en de huidige studenten. Hij antwoordde onder andere dat de hedendaagse student de muziek niet meer van binnenuit kent. Elke student kent de Symfonieën van Beethoven van cd-opnamen in tientallen uitvoeringen, maar niemand gaat meer met een piano-uittreksel achter de piano zitten om die symfonie door te spelen. Hij had vroeger geen keus. Wilde je muziek leren kennen dan kocht je met bijeengespaarde centjes wat bladmuziek en ging je thuis achter de piano een nieuwe wereld van muziek leren kennen. Bij een koncert hoorde je dan meestal muziek die je nooit eerder had gehoord, dat was altijd spannend en nieuw.
Professor Elders had gelijk. Nooit had ik de Hohe Messe, de Mattheus Passion en de Johannes-Passion beter leren kennen dan door ze zelf mee te zingen in een koor. Al is het lang geleden, nog steeds meen ik elk muzikaal detail te horen door de vele orkest- en koorrepetities. Dat was me met luisteren naar cd's nooit gelukt.
Op zolder liggen nog vuistdikke partituren van de opera's van Wagner. Ooit had ik die zware boekwerken op schoot als ik weer zo'n stuk wilde beluisteren. Ook op die wijze ontdekte ik muziek die ik zonder meelezen nooit had ontdekt. Muziek vindt plaats van binnenuit, de cd is altijd slechts buitenkant.
Digitaliseren en toegankelijk maken op internet is geweldig. Onderzoek heeft uitgewezen dat er aan de toename van mogelijkheden en keuzen een kritische grens zit. Een mens wordt niet gelukkiger als hij kan kiezen uit twintig verschillende merken boter op het brood in plaats van drie of vijf. Zo is het ook met de toename van mogelijkheden om muziek te downloaden en om jezelf te informeren. Liever lees ik geregeld een goede krant en zo nu en dan een goed opinieblad, dan dat ik me elke dag laat vollopen met de gratis pulp van Metro en Spits. Dat ik de ongekende rijkdom bezit om over zoveel informatie op het internet te beschikken wil nog niet zeggen dat ik er ook gebruik van moet maken. Ik hoef niet alles te lezen, ik hoef niet alle hippe muziek te bezitten, ik hoef niet alle films van Bergman binnen handbereik te hebben, ik hoef niet alle schilderijen van Rembrandt digitaal in een mapje binnen muisbereik te hebben. Dát verrijkt niet, dat is armoede. Maar wanneer ik dat ene schilderij van Vilhelm Hammershøi eens wil zien, dan kan ik er even aan ruiken op mijn beeldschermpje.

15.8.2006

606

De trailer van de film Into great silence is nu online te zien. Voor de film zelf moet ik nog wachten tot half september.

10.8.2006

605

Er moet naast een Israëlische staat een Palestijnse staat komen. Jeruzalem moet of een gemeenschappelijke hoofstad of een gedeelde hoofdstad worden. Dat zou rust en welvaart kunnen brengen in die regio en daar zou waanzinnig veel mee gewonnen zijn. Iedereen weet dat dat een oplossing is, maar schijnbaar zijn er mensen met allerlei belangen die dit juist willen voorkomen. Zij hebben belang bij dit conflict en willen het in stand houden, ze gaan over lijken. Machtspolitieke spelletjes, de wapenhandel, de verkiezingen van het misdaadsyndicaat in Washington, ach, u kunt het zelf wel bedenken.
Het wereldnieuws is misselijkmakend. Dagelijkse verkrachtingen en moorden in Darfur en Tsjaad. De dagelijkse misdaden in Somalië en Congo. Aanslagen en moorden in Irak, de oplaaiende strijd in Afghanistan. Hoe is het in Tsjetsjenië? En dan zijn er nog tal van voorbeelden die de media niet eens meer halen.
In het conflict tussen Israël en Hezbollah trek ik geen partij. (Hoe gaat het eigenlijk momenteel in de Gazastrook? Gaan de Israëliërs daar lekker hun gang nu de pers even de andere kant opkijkt?) Wel vind ik dat de partij die over de meeste macht beschikt, die opereert vanuit een positie van kracht, zelfbeheersing dient te betrachten en met wijsheid moet handelen. Olmert en de zijnen zijn daartoe duidelijk niet in staat, ik kan geen grijntje respect voor dat tuig opbrengen. De angst regeert en naast de winnaars op een abstract economisch en machtspolitiek niveau zijn er alleen maar verliezers.
Onwillekeurig gaan mijn gedachten uit naar de mensen in Libanon en Israël die net als ik een normaal en gelukkig leven willen leiden. Veel mensen kunnen ontkomen omdat ze over de juiste papieren beschikken, maar velen kunnen alleen maar proberen te overleven in die hel. Misschien zou ik mijn zielenrust kunnen bewaren door een kaarsje voor ze te branden, voor ze te bidden of slechts positieve gedachten uit te zenden. Ik weet niet of een buurman van een huis waar net een bom is ingeslagen daar op zit te wachten. Het zou misschien zelfs wel iets neerbuigends kunnen hebben, hoe goed bedoeld de intentie ook mag zijn. Een alternatief heb ik ook niet, ik voel alleen maar machteloze woede en als iemand (wat dus onlangs in mijn omgeving gebeurde) dan tegen mij zegt, dat ik die woede moet omzetten in iets positiefs, want die woede zou niet goed voor me zijn, dan is het hek van de dam. Waarom zou ik me druk maken of een oprechte emotie als woede wel of niet goed voor mijn hart en bloedvaatjes is, terwijl daar ledenmaten worden afgerukt door de bommen van een stelletje imbecielen? Hoe schijnheilig kun je zijn. Wat zijn wij Westeuropeanen toch slappe decadente sukkels geworden.

8.8.2006

604

Het is onwerkelijk stil thuis. De jongste heb ik gistermiddag naar een vriendin gebracht waar hij een paar dagen logeert. Papa heeft te weinig vrije dagen meer en moet werken. Ik vond het maar niks om hem weg te brengen. Doorgaans hebben ouders er meer 'last' van dan de kleintjes.
Om mezelf af te leiden heb ik gisteravond naar Zomergasten gekeken. Gast was beeldend kunstenaar Joep van Lieshout. Hoewel de uitzending boeiender was dan vorige week met Jeltje van Nieuwenhoven, kon ik opnieuw niet gekluisterd aan de buis zitten. Hoe verrassend zijn keuzes ook waren, het deed me bar weinig. Absolute dieptepunt was het filmpje Bouncing Balls van Bruce Nauman. Daarna heb ik weliswaar de tv aan laten staan, maar ben ik de afwas maar eens gaan doen, dat was tenminste nuttig.
Wel mooi was een fragment uit een documentaire over de architect Oscar Niemeyer. Ronduit intrigerend was de film Land des Schweigens und der Dunkelheit van Werner Herzog die helemaal werd uitgezonden. Wanneer deze film ook bij de herhaling op 12 augustus wordt uitgezonden kan ik hem van harte aanbevelen!

7.8.2006

603

Als er ooit een dvd-speler in huis komt, is één van de eerste dvd's die ik koop de film Rashomon van Akira Kurosawa. Ik herinner me zeer onder de indruk te zijn geweest toen ik deze film de eerste maal in de bioscoop zag. Toch gaat veel verloren in de tijd, want als u me vraagt waar de film precies over ging, moet ik u het antwoord schuldig blijven. Dat wil zeggen, ik weet niet meer hoe het verhaal precies ging en vreemd genoeg is dat nu juist waar de film ook over gaat. Waren het nu drie of vier mannen in het begin van de film die schuilden voor de regen in een vervallen gebouw in een verlaten landschap? Om de tijd te doden raken ze in gesprek en ze vertellen allemaal een versie van dezelfde gebeurtenis. Een vrouw is verkracht en haar minnaar vermoord. In flashbacks krijgen we verschillende versies van het verhaal te zien zonder dat we er nu achter komen welke de juiste is. Aan het einde van de film zijn we weer bij de mannen terug, de regen is opgehouden. Dan blijkt er nog iemand in het gebouw te zijn. Een baby begint te huilen en blijkt te vondeling gelegd te zijn. Ik ga u niet vertellen hoe het afloopt, maar het slot van deze film zal ik nooit vergeten, zelden heb ik zo ontroerd de bioscoopzaal verlaten.

Het komt door het boek Veelvuldig en alleen van Anjet Daanje dat ik steeds aan bovenstaande film moet denken. Schijnbaar is het de associatie die zich aan mij opdringt wanneer ik geniet van het spel met de tijd en de perspectiefwisselingen in het boek. Het boek en de film hebben niets met elkaar te maken. Kurosawa zet de verschillende versies van het verhaal keurig achter elkaar, terwijl Daanje de versies kaleidoscopisch doorelkaar vertelt. Het boek heeft daardoor een ingehouden en beheerste spanning die maakt dat je verder wil. De cirkels lijken onherroepelijk naar een waarheid te leiden, maar welke dat is, dat weet ik niet: ik heb boek nog niet uit. Of zou Daanje net als Kurosawa de lezer onwetend achter laten en met een grote verrassing op de proppen komen?

4.8.2006

602   de eeuwige terugkeer (4)

Samstag kommt meine Schwester schreef Nietzsche aan het eind van zijn brief op 7 mei 1879 aan Marie Baumgartner. Goede vriend Franz Overbeck had deze hulp geregeld. In haar boek over haar broer herinnert Elisabeth Nietzsche zich deze dag. Ze schreef het in een tijd dat ze haar beheer over de boeken en manuscripten van haar broer probeerde te legitimeren: had ze niet toen al in 1879 manuscripten van haar grote broer gered? Haar beheer na de geestelijke ineenstorting van Friedrich Nietzsche is een ramp voor de receptie van zijn werk en de nalatenschap van zijn manuscripten geweest. Erg betrouwbaar zijn de herinneringen niet, Elisabeth doet erg haar best om haarzelf een heldenrol toe te dichten.

Wir blieben nach meiner Ankunft nur noch einen Tag in Basel, an welchem mir Fritz die Anweisung gab, wie ich mit seiner Bibliothek und seinen Manuscripten verfahren sollte. Einen Theil seiner Bücher hatte er bereits verschenkt und verkauft, aber die Hauptmasse seiner Bibliothek war noch vorhanden und sollte in Kisten eingepackt bei Freunden eingestellt werden, mit Ausnahme von zwei gefüllten Koffern, die er auf die Reise mitnehmen wollte. Ganz schrecklich war mir, was er über seine Manuscripte bestimmte! Er hatte die Gewohnheit, alle Vorarbeiten zu seinen Schriften in feste Hefte zu schreiben; von diesen hatte er nun zwei Haufen gemacht, der eine sollte eingepackt, der andere verbrannt werden. 'Was soll ich noch mit diesen Heften, ich bin nächstens entweder blind oder todt,' meinte Fritz (während der schlimmen Leidenszeit war die Sehkraft auf ein Minimum herabgesunken). Diese Bücher mit seiner lieben Handschrift verbrennen zu sollen, war mir ein schrecklicher Gedanke 'Fritz,' sagte ich zögernd, 'wie kann man denn diese festen Hefte verbrennen?' 'Mit den Deckeln geht es natürlich nicht,' sagte Fritz, nahm ein Federmesser und schnitt innen die Bänder durch, die das Heft mit dem Deckel verbanden. Zum Glück hatte er eines der Hefte ergriffen, in dem Etwas stand, von dem er zuvor gesagt hatte, daß es aufbewahrt werden sollte. 'Siehst Du, Fritz, da wäre nun gleich etwas Falsches verbrannt worden', meinte ich, 'laß mich das Ganze erst noch einmal aussuchen.' Meinetwegen, sagte Fritz, 'aber schaff mir das Zeug weg, daß ich es nicht wieder sehe, laß es einstampfen oder verbrennen, ich überlasse Alles Deiner Liebe und Klugheit.' So blieb vor der Hand Alles, wie es war: es wurde bestimmt, daß ich nach einigen Wochen nach Basel zurückkehren sollte, um die Möbel zu veraufen und alle seine Angelegenheiten eindgiltig zu ordnen. Der Haufen Schriften, den mein Bruder damals zum Verbrennen bestimmt hatte, ist bis auf sieben Druckbogen der Inhalt des neunten und zehnten Bandes der Gesammtausgabe. Mein Bruder hatte in dem Reichthum seines Geistes keine Ahnung mehr, was für kostbare Schätze darin verborgen waren, welche Fülle von Gedanken, von ihm vergessen, darin aufgespeichert lag. Als ich in Basel seine Angelegenheit in Ordnung brachte, packte ich diese Schriften in meinen Koffer, schickte sie nach Naumburg und ließ sie in der That auf lange Jahre vor seinen Augen verschwinden. Schon frührer hatte ich Einiges, was er zum Verbrennen bestimmt hatte, aufgehoben und mir daraus eine Sammlung gemacht. Dieser Sammlung wurden nun auch diese Schriften noch einverleibt, sie gehören zu ihrem werthvollsten Bestand.

Elisabeth Nietzsche 'Das Leben Friedrich Nietzsche's' in: Chronik, 451-452

31.7.2006

601

Voor het strandpaviljoen was een mooie plek met schaduw. Ik kon goed zitten tegen één van de palen. In de verte trotseerde mijn oudste zoon de branding. Het is vloed.
Ik sla het boek Gezel in marmer van Anjet Daanje open en begin te lezen. Halverwege bladzijde 379 lees ik: Ze gaan in het zand zitten, Bibi met haar rug tegen een strandpaal. Ik glimlach en kijk op. Met sommige boeken klikt het gewoon goed. Oudste zoon komt de schep halen om te gaan graven aan de vloedlijn.
Terwijl hij terugloopt naar het water bedenk ik me opnieuw hoe bijzonder het is. Hoe vaak heb ik mezelf niet gezien op de foto's van strandvakanties: ik, ongeveer dezelfde leeftijd, gravend aan de vloedlijn, hetzelfde strand.

Eerder zijn we naar het westen van het eiland gefietst, 't Posthuys voorbij. We zijn er een andere vakantie ook geweest. Boven op de duinen kunnen we de militaire vliegtuigen zien oefenen. Hoe prachtig het is om ze te zien aanvliegen (omhoog, een duik naar beneden, om vlak boven het oefenterrein het toestel weer omhoog te trekken), toch blijft de wrange bijgedachte dat ze oefenen voor oorlogsituaties, misschien zelfs wel voor Uruzgan.
Ook hier komen de herinneringen boven aan een vroegere vakantie. Mijn vader werkte op vliegbasis Leeuwarden en had geregeld dat ik een keer mee mocht naar de verkeerstoren op het oefenterrein De Vliehors. Toen vond ik het leger nog stoer. Mijn vader herinnert zich dat ik het niet leuk vond om de vliegtuigen zo laag met zoveel lawaai over te horen komen. Ik herinner me de afgeschreven tanks in het zand en de nepbommen die afgegooid werden.

Ik lees verder in het boek van Daanje. Het zal die dag nog uitkomen, veel te vroeg in de vakantie, want meer boeken heb ik niet meegenomen.
Twee jongens en een meisje gaan bij de volgende paal van het strandpaviljoen zitten. Ze hebben tot mijn niet geringe afgrijzen een radio bij zich. De radio gaat aan, gelukkig niet erg hard. Als ze echter gaan zwemmen kan ik het niet laten: "Euh, neem me niet kwalijk … maar als jullie weggaan, mag de radio dan uit? Ik vind het ruisen van de zee zo mooi!" Terwijl het meisje in het Engels aan de jongens mijn verzoek uitlegt doet ze het ding zonder mopperen uit.

Ik sluit mijn ogen, ik ben weer op mijn eiland.

26.7.2006

600

I need an island, somewhere to sink a stone, zingt Heather Nova ergens. Het is een zin die wel eens in me opkomt wanneer ik somber en moe ben. Dan wil ik van mezelf een eiland maken, het maakt niet uit waar. Dat kan in een drukke winkelstraat zijn, maar ook met een boek op de bank. Even niet bereikbaar. U kunt me bellen en spreken, maar ik ben er niet. De wereld gaat ten onder, ik ben er even niet.
Ik wil weer uitkijken over zee. Ik wil weer een horizon. Het ruisen van de wind, de branding al horen voordat je de duinen over bent. Het banjeren over schelpenpaden, kijken naar de radar van de vuurtoren als het donker is. Reflecteren op het leven.
Wanneer u zich afvraagt waar ik ben … welaan, dan heb ik mijn eiland gevonden en ben ik even niet bereikbaar.

14.7.2006

599

Gisteren werd M. één jaar!!! Zijn grote broer S. heeft een verhaal voor hem geschreven.

Mennotjesland

Een tijd geleden waren de proffesors: W. en jwl bezig met een expiriment.
9 maanden later was het af en Super Menno was geboren.
Hij maakte gelijk een land waar allemaal mennotjes leefde.
Dat land noemde hij: Mennotjesland!
Super Menno ging daar zelf ook wonen.
Hij beschermde de gele bank tegen indringers.
En speelde lief met de andere mennotjes.
En wierp de gevreeste Duplotoren omver.
Alle mennotjes waren dol op hem!
Precies een jaar later dan de geboorte van Super Menno kwam er een onheilspellend licht over Mennotjesland.
Het was afkomstig van een reusachtige kaars! Middenin een nog grotere taart!
Maar daar kwam Super menno en blies de kaars uit en at de taart (met gevaar voor eigen leven) op.
Daarna was het groot feest in Mennotjesland.

S. (9 jaar)

13.7.2006

598   de eeuwige terugkeer (3)

Dat Nietzsche zijn ontslag heeft ingediend omdat zijn slechte gezondheid het lesgeven onmogelijk maakte, dat begrijp ik. Maar dat hij vervolgens ook zijn huishouden opheft, dat heb ik nooit goed begrepen. Was het oorspronkelijk een tijdelijk idee om zonder eigen woonplaats verder te leven? Wilde hij weer definitief bij zijn moeder intrekken, maar is het er nooit van gekomen? Ik moet nog eens gaan uitzoeken of er een antwoord op deze vragen bestaat.
Vast staat in ieder geval dat Nietzsche Basel verlaat, op zoek naar verlichting van zijn kwaal. Eigenlijk leeft hij vanaf dat moment het leven van een zwerver. Soms logeert hij bij vrienden, dan weer trekt hij van pension naar pension of verblijft enige tijd bij zijn moeder en zuster. Zijn bezittingen (en dan vooral zijn boeken en manuscripten) zitten in kisten opgeslagen bij vrienden en die kisten moeten voortdurend worden nagezonden naar Niezsches volgende verblijfplaats.

847. An Paul Widemann in Chemnitz (Postkarte)

Basel. <6. Mai 1879>
11 Bachlettenstr.

(…)
Ich habe meine Professur niedergelegt und gehe in die Höhen — fast zur Verzweiflung gebracht und kaum noch hoffend. Die Leiden waren zu schwer, zu anhaltend.
(…)

F.N.

KSB 5, 412

848. An Marie Baumgartner in Lörrach (Postkarte)

<Basel. 7. Mai 1879>

Wollen Sie, verehrte Freundin, dem Leidenden und Scheidenden noch ein halbes Stündchen geben, so kommen Sie morgen (Donnerstag) zu Ihrer Stunde. Ich habe schwer gelitten, alles ist zum Äußersten gekommen, die Professur ist niedergelegt. Ich verlasse in wenig Tagen Basel für immer. Mein Mobilar ist zu verkaufen. Samstag kommt meine Schwester.

Von Herzen Ihr
F Nietzsche

KSB 5, 413

11.7.2006

597

Sommige schrijvers lijken ervoor te kiezen niet mee te willen doen aan hypes en de ratrace van het literaire bedrijf. Hun hoop is gevestigd op een welwillende recensie, reclame van lezers en een grote mate van toeval. Het boek moet zichzelf verkopen. Ik kan dat erg waarderen.
Risico is dat zo'n schrijver niet opgemerkt wordt. Als er geen of nauwelijks recensies verschijnen, het boek weinig verkoopt en/of gelezen wordt, loopt het boek kans in vergetelheid te geraken. Dat kan buitengewoon jammer zijn.
Kees 't Hart schreef een eigenaardige recensie over Gezel in marmer van Anjet Daanje. Nooit van gehoord en wellicht ten onrechte. Binnenkort ga ik een boek van haar lezen.
Fraai noemt Kees 't Hart haar website. Ik vind de site geweldig! Stikjaloers kan ik op zo'n lay-out worden. Oordeelt u zelf: www.anjetdaanje.nl.

7.7.2006

596

Maar dat is niet het enige: aan het kwaad ontleent de literatuur op een bepaalde manier ook haar noodzaak en haar bestaansrecht. Was er geen kwaad, was de wereld in harmonie, een en al bewustzijn en groei, één volmaakt Geheel, dan hadden we geen literatuur (of kunst in het algemeen) nodig. Als medium van bewustwording maakt zij het kwaad niet alleen zichtbaar, het kwaad is tevens haar motor of, mocht men dit te sterk uitgedrukt vinden, het dient haar mede tot brandstof, zoals veel moderne schrijvers en dichters – van Baudelaire tot Bataille – altijd al hebben geweten. Tussen de wereld van het kwaad en de literatuur bestaat een heimelijke medeplichtigheid.

Arnold Heumakers 'Tussen fascinatie en doem' in: Literatuur [De Groene Amsterdammer] 2006/2, 46

6.7.2006

595

Er is nog geen grootschalig literair-historisch onderzoek naar gedaan, maar het zou mij niet verbazen als er een lijn loopt van de homoseksuele cultus naar de bibliofiele cultus, en omgekeerd. Dat wil zeggen: wie aan boekenliefde doet, is gemiddeld vaker homoseksueel dan hetero, en wie aan herenliefde doet, heeft een grotere kans om bibliofiel te zijn dan niet-homoseksuelen.

Lisa Kuitert 'Reve en de bibliofielen' in: Literatuur [De Groene Amsterdammer] 2006/2, 59

6.7.2006

594

Hij deed wel eens twee stapjes wanneer hij los stond, maar dat waren meestal pogingen om het evenwicht te bewaren. Ditmaal echter volgden er meer en kwam hij van zijn plek. Mijn vrouw was aan de telefoon en riep tegen haar broer aan de andere kant van de lijn hij loopt, hij loopt! We glimlachten naar elkaar. Wat al een hele tijd eraan zat te komen, was dan eindelijk gebeurd.
Het lopen had misschien hooguit tien seconden geduurd. M. liet zich weer op zijn kont vallen en kroop verder alsof er helemaal niets bijzonders aan de hand was. Wat bij zijn ouders een licht gevoel van euforie teweeg had gebracht, was bij hem alweer onopgemerkt geschiedenis geworden.
Het blijft een prachtig gezicht, zo'n klein jongetje met alleen een luier aan die aarzelend onhandig en zo aandoenlijk de eerste stapjes in zijn leven heeft gezet. Een kort moment, maar zo mooi!

5.7.2006

593

Eén van mijn favoriete schilders is de Deense schilder Vilhelm Hammershøi (1864-1916). Ooit heb ik er een log over geschreven met een schilderij erbij. Dat log is verwijderd, evenals de afbeelding, maar het ging om dit schilderij.
Nu ben ik in de kunst eerder een lezer en een luisteraar dan een kijker, dus uitleggen wat mij nu zo boeit aan Hammershøi kan ik maar moeilijk. Mijn vrouw heeft zich wel eens afgevraagd wat ik toch heb met vrouwen met een blote hals die vanachter geschilderd of gefotografeerd zijn. Ik moet haar het antwoord schuldig blijven.
Hammershøi kom ik maar zelden tegen in boeken en tijdschriften. Ik was dan ook aangenaam verrast toen ik afgelopen zaterdag in het maandblad van het NRC Handelsblad dit schilderij zag afgebeeld. Het stond bij deel 13 van een serie over kunstenaars en hun inspiratiebronnen. In het artikel krijgt fotograaf Desiree Dolron het woord: Ik vind het mooi dat ze de kijker niet aankijkt, deze vrouw. Voor mij is het rustgevend om te kijken naar een handeling die in stilte verricht wordt, het brengt mij kalmte. De vrouw op de schilderijen is de echtgenote van Hammershøi.

Het fotografische aspect dat in zijn werk zit, spreekt mij erg aan, de contrasten tussen licht en donker, de harde lijnen. De verstilling van zijn composities vind ik prachtig. Het is gewoon bedwelmend om te zien hoe hij het licht in zijn schilderijen zachtjes laat oplopen, hoe het steeds zwaarder wordt en net een deurpost raakt. Hij heeft kamers geschilderd waarin je het stof kunt zien dwarrelen. Als je dat als schilder kunt vangen, dat is magisch. Naar zo'n werk kan ik eindeloos kijken.

Sandra Smallenburg 'Desiree Dolron: 'Ik vind het mooi dat ze je niet aankijkt'' in: NRC Handelsblad. M juli 2006, 84

www.desireedolron.com

3.7.2006

592

Hoogmoed komt voor de val, zegt men wel eens. De val van kabinet-Balkenende II is diep, heel diep, in mijn ogen. Ze zouden zich moeten schamen, maar dat zullen ze niet doen. Ze lopen al zo lang rond in politiek Den Haag, dat ze hun eigen schaamteloosheid niet meer herkennen.
Mijn blijheid en tevredenheid wordt getemperd door een grote hoeveelheid scepsis. Straks bij de al of niet vervroegde verkiezingen zullen de kiezers vast weer hardleers zijn als ze eenmaal achter die stemmachine staan. Ik moet nog zien of er echt iets verandert. Het zijn niet in de eerste plaats de politici, maar de kiezers die elke keer weer willens en wetens kiezen voor de wereld zoals deze is: hard en materialistisch.
Laat me ongelijk krijgen!

30.6.2006

591

Op mijn werk komen heel wat schoolboeken voorbij. Vanochtend passeerde er een boek van de uitgeverij Thieme uit het jaar 1999. Het is gemaakt voor aardrijkskunde en maakt deel uit van een reeks Atlantis genaamd, u weet wel dat mythische rijk dat ergens op de Atlantische Oceaan ten onder gegaan moet zijn en waarvan de ruïnes op de bodem gezocht zouden kunnen worden. Aardige naam, maar niet erg origineel. Echter, wat schept mijn verbazing? Als illustratie op de voorkant van het boek staat een foto van een gedeelte van een wereldstad afgebeeld: Manhattan, met nog pront overeind, jawel, de Twin Towers.

29.6.2006

590

Mijn vrouw heeft een andere auto gekocht. Nou ja, natuurlijk hebben we een andere auto gekocht, maar mijn vrouw heeft er tijd en energie in gestoken. Zij ging (met een goede vriend) de dealers langs, bestudeerde de folders (o, ik haat folders!), zocht websites op … Uiteindelijk kwam er dan een kandidaat uit en toen ben ik meegeweest, samen met een neef van mijn vrouw die professioneel veel van auto's weet.
Met twee kinderen was onze huidige auto aan de krappe kant. De kleinste neemt altijd de meeste zooi mee: buggy, campingbedje, elke ouder weet wel wat ik bedoel. Onze oudste begint daarnaast een grote knul te worden en de beenruimte was al een tijd niet optimaal meer.
Mijn vrouw was gestuit op de Mazda 5, gezinsauto van het jaar (een typering die natuurlijk al de nodige scepsis boven bracht). Na een aantal keren in het showroommodel te hebben gezeten, er een paar keer omheen gelopen te hebben, kon ik tot geen andere conclusie komen: droomauto, maar niet handig in onze straat. Voor deze auto dient men een garage met oprijlaan te hebben en niet zo'n straatje waarin wij wonen. Daarnaast was ik bang dat zo'n luxe bak wel wat veel aandacht zou trekken in onze wijk en er mede daardoor niet geheel ongeschonden vanaf zou brengen. Als we al een parkeerplek voor deze grote auto zouden kunnen vinden.
Terwijl ik deze conclusies trok en ze aan de sympathieke verkoper vertelde, had neef mijn vrouw al gewezen op een wat kleiner model die daar tweedehands te koop stond. In korte tijd zag de verkoper – die toch al moeite had om de verhoudingen te plaatsen: twee mannen, twee kinderen en een vrouw; en was die vrouw vorige keer ook al niet met een andere man langs geweest? – zijn hoop om een gloednieuwe Mazda 5 te verkopen vervliegen. Hij nam het sportief op. Voor afgelopen zaterdag werd een afspraak gemaakt voor een proefrit.
De auto is goedgekeurd en de handtekening is gezet. Neef had tijdens de proefrit bij een bezinestation nog even naar de motor en de onderkant van de auto gekeken en geconcludeerd dat we ons geen zorgen over de aankoop behoefden te maken. Helaas kregen we wat minder inruil terug voor onze huidige auto dan we gehoopt hadden: teveel beschadigingen aan de buitenkant (met name natuurlijk die schaafplek rechtsachter: ik was een keer vergeten bij het inparkeren dat er een lantaarnpaal op de stoep stond).
Vreemd genoeg zit me toch iets dwars. Ik heb niets met auto's. Een auto is voor mij een machine die me van a naar b brengt. Sommige doen dat aangenamer dan andere, maar last van romantische gevoelens jegens auto's heb ik niet. Autobladen of foto's van auto's met zogenaamde aantrekkelijke vrouwen erop, wekken slechts mijn lachlust en sarcasme. Maar toch heb ik het gevoel dat ons huidige autootje een groot onrecht wordt aangedaan. Dat we hem na jaren van trouwe dienst zomaar inruilen voor een tweedehands, saaiere Mazda. Wat heeft die auto wat ik niet heb?!, riep hij me vanochtend nog achterna terwijl ik op de fiets van huis vertrok. Heb ik je niet met heel veel geduld je eerste ritjes laten maken toen je net je rijbewijs had? Hoe is het mogelijk dat zo'n blikken voorwerp toch ergens een persoonlijkheidje is geworden, deel van het gezin bijna?
Nee, dat kan toch niet! Het is niet de auto zelf, maar de herinneringen die aan dat ding vastkleven. De luxe die we ervaarden toen we het kochten, want het was onze eerste auto. De vakanties en uitstapjes die we ermee gemaakt hebben. En inderdaad: mijn eerste gestuntel toen ik net mijn rijbewijs had. Later zullen we wellicht tegen elkaar zeggen: o ja, dat was toen, en toen hadden we nog die groene Suzuki Ignis, onze eerste auto.
Binnenkort ruilen we hem in, de herinneringen blijven.

26.6.2006

589

Ongeveer een jaar geleden, in de weken voorafgaand aan de geboort van M., luisterde ik ook al naar deze pianomuziek. De années de pèlerinage van Franz Liszt. Sommige muziek lijkt gebonden aan een seizoen, of het weer dat bij dat seizoen hoort.
Alweer een jaar geleden! M. is alweer bijna een jaar! Wat gaat de tijd toch snel!
Eén dezer dagen zal M. zelfstandig zijn eerste stapjes zetten. Enige tijd geleden zagen mijn vrouw en ik het hem per ongeluk een keer doen. Maar hij is nog klein en wankel en voorlopig oefent hij alleen het staan. Dan weer loopt hij aan onze handen en heeft hij de grootste lol, om vervolgens gewoon weer te gaan spelen alsof er niets aan de hand is.

Ik lees Langzame man van Coetzee. Het boek werd indertijd niet onverdeeld enthousiast ontvangen. Als liefhebber van Coetzee wil ik het gelezen hebben en ach, zelfs een minder werk van Coetzee is nog de moeite waard. Vooralsnog merk ik weinig van de mindere kwaliteit, maar wellicht komt de teleurstelling nog, misschien ook niet.

Geen enkele gebeurtenis in ons leven is zonder betekenis, Paul, dat weet zelfs een kind. Dat is een van de lessen die verhalen ons leren, een van de vele lessen. Leest u geen verhalen meer? Een vergissing. Dat zou u wel moeten doen.

J.M. Coetzee Langzame man, 108

Op de voorkant van het boek staat overigens een mooi portret van een vrouw (of is het portret van een mooie vrouw, soms weet ik niet waardoor ik een portret van een vrouw mooi vind). In het colofon las ik dat het een schilderij van ene Thomas Cooper betrof. Ik vond op internet wel een schilder met de naam Thomas Cooper, maar deze schilderde bijna alleen maar koeien en was bovendien al overleden toen dit in 1930 gedateerde schilderij ontstond. Uiteindelijk vond ik het schilderij The Exile onder de naam Thomas Cooper Gotch (1854-1931).

23.6.2006

588

Citeren uit opera's deed ik graag in mijn studietijd. Vooral als het leven even behoorlijk tegenzat, als ellende niet meer te overzien was, wilde ik met een grote glimlach Papgeno citeren: Papageno, frisch hinauf! Ende deinen Lebenslauf!. Of nog beter, een paar regels later: Nun, wohlan, es bleibt dabei, Weil mich nichts zurücke hält, Gute Nacht, du falsche Welt! (Mozart Die Zauberflöte II/9). Er is zeer veel citeerbaar uit Die Zauberflöte en diegenen die deze opera kennen (en vooral de enscenering van Ingmar Bergman), weten dat deze citaten met een grote korrel zout genomen moeten worden.
Onlangs leende ik een cd met Bachcantates, waaronder nummertje 82 Ich habe genug. Prompt kwam ik enkele passages tegen die ik vroeger wel eens citeerde, ik was ze vergeten. Nu is citeren uit Bachcantates eigenlijk nog veel aardiger, want Bach meende wat hij schreef in tegenstelling tot Mozart waar de humor er dik bovenop ligt. De christelijke boodschap van Bach wordt lachend tot ironie gemaakt. Misschien begrijpen alleen afvallige protestanten de humor om na de laatste woorden uit het recitatief Der Abschied ist gemacht, Welt gute Nacht! uit volle borst de aria Ich freue mich auf meinen Tod in te zetten. Het verschil met Mozart kan dan niet groter zijn. Waar Mozart knipogend overdreven dramatische muziek achter Papageno plaatst, daar schrijft Bach volstrekt serieus, vrolijke swingende noten.
En het vreemde is: de muziek van Bach biedt tegelijkertijd troost. De cantates van Bach zijn voor mij de mooiste muzieken die er bestaan. Ik heb altijd een voorkeur voor uitvoeringen met de dirigent Philippe Herreweghe gehad, maar het onderstaande ensemble is (bijna) net zo mooi!

aanbevolen opname:
Johann Sebastiaan Bach Cantatas BWV 82 - 178 - 202
Elisabeth Hermans - sopraan; Petra Noskaiová - alt; Christoph Genz - tenor; Jan van der Crabben - bariton; La Petite Bande olv Sigiswald Kuijken

22.6.2006

587

Ik luisterde vanochtend naar Shakuhachi, The Art of Yokoyama Katsuya en verbaasde me over nummer zes op de cd alwaar de Japanse fluitist na een aantal traditionele nummers ineens werd begeleid op een elektrieken orgel. Vreemde associaties met een bioscoopzaal en de muziek die daar wel eens werd gedraaid voorafgaand aan een film. De tijd, begin jaren negentig, dat ik alleenzaam in een warme zomer de films van Ingmar Bergman ging bekijken in filmtheater 't Hoogt. De weemoed die altijd opkwam na afloop. In de zwoele avondlucht wachten op het Janskerkhof op de bus naar Zeist. De traagheid van de indrukken die de film op mij achterliet. Niemand om mijn ervaring mee te kunnen delen. Toch was ik ook toen gelukkig, maar op een andere manier.

aanbevolen opname:
Shakuhachi, The Art of Yokoyama Katsuya

19.6.2006

586

Meneer Bach had losse handjes.

Hier fällt mir eine Anekdote bey, die der Londner [Johann Christian] Bach in Schwezingen erzählte. Man sprach von seinem großen Vater, und er selbsten gestand, daß er nicht fähig sey, das zu spielen, was sein Vater gesetzt hatte. Einsmal, sagte er zu Cannabich und Wendling, phantasirte ich auf'm Klavier, bloß mechanisch, und hörte in der Sextquart auf. Mein Vater lag, im Bett', und ich glaubt', er schlief. Aber, er fuhr vom Bett auf, gab mir ein Ohrfeige, und resolvirte die Sextquart.
[C.F.D. Schubart, Deutsche Chronik – Ulm, 16 januari 1775 III/804]

Hans-Joachim Schulze Johann Sebastiaan Bach, 26

Volkomen terecht natuurlijk in dit geval. Een muziekstuk eindigen met een kwartsextakkoord is als het weglaten van een ontknoping in een detective.

16.6.2006

585

Nee, werkelijk, ik heb me zelden zo geërgerd aan de inhoud van een boek. Het boek voelde als een familielid, zo iemand die je niet uitgekozen hebt, maar geregeld in je nabijheid is omdat er een bloedverwantschap bestaat; vrienden kies je, familie heb je. En dit familielid is bepaald niet dom en neemt op verjaardagsfeesten de wereldproblematiek door vanachter een slok slappe koffie en een slagroomtaartpunt, onderwijl de zin van het leven verklarend. Vertel hem wat! Zoveel boeken gelezen in zijn leven, zoveel meegemaakt, nee heus, hij kan wat vele mensen eeuwenlang voor hem niet konden. Geen twijfel mogelijk.
Of doe ik Jan Bor nu een groot onrecht aan? Hij durft wel degelijk te twijfelen en misschien is dat het wel wat het boek, Op de grens van het denken. De filosofie van het onzegbare, in mijn ogen redt. Het heeft meer de stijl van dat familielid, niet de arrogantie.
Schreef Wittgenstein niet ergens dat, als men zijn filosofie begrepen heeft, men de trap ernaar toe kan wegwerpen? Het boek van Jan Bor is zo'n trap naar zijn eigen filosofie. Het is een persoonlijke geschiedenis van een denken, het denken van Jan Bor, in het spanningsveld tussen (de metafysica van de) westerse filosofie en zenboeddhisme. Dit gegeven trok me aan en maakte dat ik het boek wilde lezen.
De eerste ergernis betrof de schrijfstijl van Bor, die werkelijk abominabel is. Hij springt van de hak op de tak, herhaalt zichzelf voortdurend. Daarbij constateert hij ook bij herhaling dat hij zichzelf herhaalt. Hoe vaak heb ik niet zinsneden moeten lezen als ik heb het al eerder gezegd, ik zeg het nog maar eens, wat al ik eerder schreef of nogmaals (…). Ook schroomt hij niet om zelfs citaten te herhalen (ik citeerde al eerder …). Daarbij is een omwenteling nooit gewoon een omwenteling, maar natuurlijk een radicale omwenteling, een belangrijk boek voor Bor is natuurlijk monumentaal en dat gaat maar door. Daarnaast spreekt hij de lezer aan in de tweede persoon, alsof hij voortdurend rekent op het instemmende geknik. Een enkele keer vind ik dat niet erg, maar een filosoof dat in een betoog gaat schrijven dat alles wat je erover zegt (…) inderdaad teveel [is] (124) maakt zich in mijn ogen niet erg geloofwaardig. Inderdaad? denk ik dan en waarom teveel. Je moet me overtuigen, Bor, dat gaat niet vanzelf! Dit laatste brengt bij mij op het volgende.
Als Bor beoogd heeft een filosofisch boek te schrijven, dan is het wel een heel gemakzuchtig boek geworden. Over grote onderwerpen die soms in slechts twee korte alinea's behandeld worden, wordt maar al te gemakkelijk conclusies getrokken. Hoe vaak heb ik niet in een eerste regel van een alinea het woord dus gelezen en gedacht 'hoezo Bor?, waar blijkt dat dan uit?, waar zijn je argumenten om het op z'n minst aannemelijk te maken?'. Onderwerpen waar op zich een heel boek aan gewijd zou kunnen worden, worden terloops even onderuit gehaald. Laat ik daarbij dan maar meteen vooropstellen dat hetgeen we doorgaans voor metafysica hebben gehouden, gegoochel met woorden is en nergens over gaat (130). Zo, gelul achter een gebakje op een verjaardagsfeestje, denk ik dan. Honderden jaren filosofisch denken wordt met één pennenstreek van tafel geveegd. Soms lijkt Bor het zelf wel te beseffen dat hij simplificeert: Ik ben me er uiteraard van bewust dat ik in een paar zinnen geen recht kan doen aan zo'n veelomvattende en diepgravende filosofie (150). Blijf dan van Sein und Zeit af, denk ik dan, ga een weblog schrijven, dáár mag je ouwehoeren.
Het probleem van dit boek is dat het aan de ene kant filosofisch een nieuwe metafysica wil omschrijven en aan de andere kant een intellectuele autobiografie wil zijn. Ik krijg de indruk dat Bor zijn intellectuele leven herschrijft en presenteert om een filosofische gedachte aannemelijk te maken. Alsof een schrijver een roman gaat schrijven om een wetenschappelijke stelling te bewijzen. Bor past zijn trap naar boven steeds aan om maar op het punt uit te komen waar hij wil uitkomen. Te weinig wetenschappelijke distantie, te weinig falsificatie, grabbelen in filosofische en zenboeddhistische lectuur en er alleen maar uithalen wat te pas komt. Had er niet iemand Bor kunnen behoeden voor dit boek?

Toch was er een moment in het boek dat maakte dat ik al dit bovenstaande Bor vergeef. Een kleine passage, misschien zelfs één woord. Op bladzijde 238, bijna aan het einde van het boek schrijft hij ineens:

Inderdaad, we zijn in de grond van de zaak een raadsel voor onszelf. En de dingen zijn, niet in hoe of wat ze zijn (in het begripslabel dat we eraan hechten), maar in dát ze er zijn – dat wil zeggen in hun eenmaligheid, in hun aanwezigheid hier en nu, in hun niet te veralgemeniseren zijn - een even ondoorgrondelijk geheim. Dus wat is uiteindelijk het 'metafysisiche' dat er van die dingen uitgaat? Dat is dat 'niets', nu begrepen als het ongrijpbare mysterie dat in hun simpele gegeven-zijn besloten ligt. En wat blijft er uiteindelijk over van de metafysica, de wijsgerige reflectie op dat raadsel? Misschien wel helemaal niets.

Jan Bor Op de grens van het denken, 238

Die laatste zin, Misschien wel helemaal niets, en dan dat ene woord Misschien dat had ik even nodig na tweehonderd achtendertig bladzijden. Als het boek van Bor een trap zou zijn geweest, had ik 'm nu weggeworpen. Het gaat noch ergens, noch nergens over en wellicht zou Jan Bor dat als een compliment beschouwen.

15.6.2006

584

Het mag toch op z'n minst eigenaardig heten dat, waar de LPF bij de vorming van weer een nieuwe partij telkenmale roept dat er met het gedachtegoed van Pim Fortuyn vandoor gegaan wordt – dat ze dit niet doen bij de vorming van de NVD, de zogenaamde 'pedofielenpartij'.

14.6.2006

583

Wie trouw een krant leest, krijgt op een gegeven moment zijn voorkeuren voor bepaalde auteurs. Zo lees ik altijd graag de artikelen van Marjoleine de Vos. Ze is dichteres en schrijft geregeld over het vak in de culturele bijlage van het NRC Handelsblad. Daarnaast heeft ze een column op maandag op de opiniepagina. Ik houd van haar toon die altijd kritisch maar vriendelijk is (jaja, daar kan ik nog wat van leren). Haar stijl is ongecompliceerd en ze schrijft met liefde voor zaken die haar ter harte gaan. Zoals haar column van gisteravond waarin ze mooie observaties koppelt aan de actualiteit.

13.6.2006

582

S. zit op het bed en kijkt naar de boekenkast. Hij ziet De eeuw van mijn vader van Geert Mak staan. Hé, papa, in de Donald Duck kwam een boek De eend van mijn vader door Geert Kwak voor!

12.6.2006

581

Jawel, het is er weer! Heden avond bij Canvas: Brideshead revisited! Wel een beetje laat, dus niet vergeten dat videoding te programmeren! (En natuurlijk neem ik dat programma ervoor meteen even mee!)

8.6.2006

580   de eeuwige terugkeer (2)

Wat mij toch elke keer weer verbaasd, of beter: wat mij steeds meer verbaasd, is dat hij nog maar vierendertig jaar was toen hij ontslag nam van de universiteit in Basel. Hij werkte daar al tien jaar! Op vierentwintigjarige leeftijd was hij gevraagd om er als filoloog te komen werken, nog niet eens afgestudeerd. In die tien jaar had hij al diverse publicaties op zijn naam staan die al het nodige stof hadden doen opwaaien. In die tien jaar was ook zijn kwaal, waar hij als kind soms al last van had, steeds erger geworden. Wat zijn kwaal precies inhield, daar zijn de onderzoekers het nooit over eens geworden. Over de symptomen schrijft Nietzsche geregeld in zijn brieven en komen kortweg hierop neer: ernstige hoofdpijnen, braken en pijn aan de ogen, soms dagen achtereen. Nietzsche zal de rest van zijn leven zoeken naar gunstige meteorologische omstandigheden en naar een dieet die zijn kwaal minder frequent maakt.
Zijn ontslag luidt ook een geheel ander leven in. Niet alleen geeft Nietzsche zijn baan op, maar ook zijn vaste woon- en verblijfplaats. Vanaf zijn ontslag moet hij leven van een klein pensioen en wat geld uit een erfenis. Hij is voortdurend op reis, van hotel naar hotel, soms een tijd bij een vriend of vriendin, dan weer bij zijn moeder. Het is het bestaan van een zwerver, altijd maar op zoek naar een plek waar zijn gezondheid beter zou kunnen worden.
Dit leven van Nietzsche en zijn boeken vind ik mateloos intrigerend. Het duurt nog geen tien jaar. Aan het eind van 1888 en begin 1889 is zijn kwaal zo verwoestend geweest dat Nietzsche op een dag in Turijn instort, zijn hersens zijn opgehouden met functioneren, er zal geen zinnig woord meer over zijn lippen komen. Uiteindelijk leidt hij een vegetatief bestaan tot op de drempel van de twintigste eeuw zijn hele lichaam ermee ophoudt.

846. An Carl Burckhardt in Basel

Basel d. 2. Mai 1879.
Hochgeachteter Präsident!

Der Zustand meiner Gesundheit, derentwegen ich schon mehrere Male mich mit einem Gesuche an Sie wenden musste, lässt mich heute den letzten Schritt thun und die Bitte aussprechen, aus meiner bisherigen Stellung als Lehrer an der Universität ausscheiden zu dürfen. Die inzwischen immer noch gewachsene äusserste Schmerzhaftigkeit meines Kopfes, die immer grösser gewordene Einbusse an Zeit, welche ich durch die zwei- bis sechstägigen Anfälle erleide, die von neuem (durch Hrn. Prof. Schiess) festgestellte erhebliche Abnahme meines Sehvermögens, welches mir kaum noch zwanzig Minuten erlaubt ohne Schmerzen zu lesen und zu schreiben — diess Alles zusammen drängt mich einzugestehen, dass ich meinen akademischen Pflichten nicht mehr genügen, ja ihnen überhaupt von nun an nicht nachkommen kann, nachdem ich schon in den letzten Jahren mir manche Unregelmässigkeit in der Erfüllung dieser Pflichten, jedes Mal zu meinem grossen Leidwesen nachsehen musste. Es würde zum Nachtheile unserer Universität und der philologischen Studien an ihr ausschlagen, wenn ich noch länger eine Stellung bekleiden müsste, der ich jetzt nicht mehr gewachsen bin; auch habe ich keine Aussicht in kürzerer Zeit auf eine Besserung in dem chronisch gewordenen Zustande meines Kopfleidens rechnen zu dürfen, da ich nun seit Jahren Versuche über Versuche zu seiner Beseitigung gemacht und mein Leben auf das Strengste darnach geregelt habe, unter Entsagungen jeder Art — umsonst wie ich mir heute eingestehen muss, wo ich den Glauben nicht mehr habe meinen Leiden noch lange widerstehen zu können. So bleibt mir nur übrig, unter Hinweis auf § 20 des Universitätsgesetzes, mit tiefem Bedauern den Wunsch meiner Entlassung auszusprechen, zugleich mit dem Danke für die vielen Beweise wohlwollender Nachsicht, welche die hohe Behörde mir vom Tage meiner Berufung an bis heute gegeben hat.
Indem ich, hochgeachteter Herr Präsident, Sie bitte Fürsprecher meines Gesuchs zu sein, bin und verbleibe ich in vorzüglicher Verehrung

Ihr ganz ergebener

Dr Friedrich Nietzsche
Professor o.p.
(dictirt)

KSB 5, 411-412

7.6.2006

579

En op deze duivelse dag stel ik mezelf de vraag: globalisering, is dat niet gewoon een ander woord voor kapitalistisch imperialisme?

6.6.2006

578

U kent dat vast wel, dat systeem. Bijvoorbeeld op het toilet: men trekt uit het apparaat een stuk papier om de handen te drogen en terwijl het papier uit het apparaat komt neemt het het volgende papier alweer mee. Of zoals met een tissuedoos: de ene tissue neemt de volgende mee door de opening. Mensen met kleine kinderen weten het van de schoonmaakdoekjes.
Hoe dan ook, ze had er een mooie uitdrukking voor gehoord: ze zitten aan elkaar los!

3.6.2006

577

Maar misschien had ik het gisteren zo moeten omschrijven:

De reiger op de meerpaal deed zijn yogaoefeningen. Wanneer ik over de brug ga, ziet, dan stroomt het water niet, doch stroomt de brug.

Dat is toch vele malen dieper?

2.6.2006

576

Terwijl ik de brug over de Leidsegracht overliep, zag ik op een meerpaal een reiger zijn yogaoefeningen doen. Het water in de gracht en ik vervolgden gewoon onze weg.

1.6.2006

575   de eeuwige terugkeer (1)

Wat is het toch heerlijk wanneer iemand een tekst schrijft dat mijn eigen gedachten lijkt te verwoorden.

Toch is er mij veel aan gelegen bij benadering te weten hoe het was om op te trekken met deze gespannen, charmante, boosaardige en misverstane denker die zo belangrijk is voor deze tijd. Hij was misschien wel de oorspronkelijkste Europese filosoof van de negentiende eeuw. En al was hij een speculatief denker, hij worstelde met problemen die 'heel dichtbij' zijn, problemen van pijn, eenzaamheid, vreugde, onzekerheid, en deed dat op een uiterst moderne manier. Hij verwonderde zich over het onvermogen van de wetenschap en de christelijke kerk om het alledaagse leven zin te geven. Hij had een hekel aan grote steden, aan dagbladen, aan nationalisme en aan moderne kunst die hypnotiseert en bedwelmt - kortom, aan alles wat de vrijheid van de menselijke geest in gevaar brengt. En dat alles is nog steeds actueel en vraagt nog steeds om een oordeel.
De vriendschap bloeide op door onze ontmoeting (…)
Lesley Chamberlain Nietzsche in Turijn, 9

Ik heb het al eens elders geprobeerd, maar steeds stokte de voortgang. Een enkeling kan het dus bekend voorkomen. Nu integreer ik de teksten in mijn weblog en wil ik het opnieuw proberen. Op de achtergrond zal een zekere chronologie de rode draad zijn, maar ik zal me wellicht vele uitstapjes toestaan. Waarde lezer, u merkt het vanzelf.

1.6.2006

574

Ik herinner me mijn kamer in mijn ouderlijk huis. Soms, wanneer mijn ouders een avond uit waren, keek ik niet televisie, maar sloot ik me op in mijn kamer. Dan deed ik de gordijnen dicht en zette ik een langspeelplaat op. (Dat geluid, de naald die in de groef schuift, dat is verloren gegaan!) Ik ging zitten in de rookstoel die nog van mijn grootvader geweest was, precies in het midden van de geluidsboxen, voor het optimale stereogeluid. Ik sloot mijn ogen en dan hoorde ik het …

Écoute! – Écoute! – C'est moi, c'est Ondine qui frôle de ces gouttes d'eau les losanges sonores de ta fenêtre illuminée par les mornes rayons de la lune; (…)

Pogorelich is een genie! moet Martha Argerich uitgeroepen hebben. Het Internationale Chopin-concours in Warschau in 1980 zal vooral herinnert worden door de pianist die het concours niet won. Martha Argerich - zelf een begenadigd en eigenzinnig pianist - trok zich woedend terug uit de jury toen duidelijk werd, dat Ivo Pogorelich niet de finale zou halen. De overige juryleden kenden geen genade.
Deze rel was voor Ivo Pogorelich het begin van een stormachtige carrière. Behalve de aanbeveling van Argerich, zal ook zijn aantrekkelijke uiterlijk een grote rol gespeeld hebben.

Ah! ce que j'entends, serait-ce la bise nocturne qui glapit, ou le pendu qui pousse un soupir sur la fourche patibulaire?
Serait-ce quelque grillon qui chante tapi dans la mousse et le lierre stérile dont par pitié se chausse le bois?
Serait-ce quelque mouche en chasse sonnant du cor autour de ces oreilles sourdes à la fanfare des hallalis?
Serait-ce quelque escarbot qui cueille en son vol inégal un cheveu sanglant à son crâne chauve?
Ou bien serait-ce quelque araignée qui brode une demi-aune de mousseline pour cravate à ce col étranglé?
C'est la cloche qui tinte aux murs d'une ville, sous l'horizon, et la carcasse d'un pendu que rougit le soleil couchant.

Zelf een fan van Argerich, moest ik het mijne weten van Pogorelich. Ik leende een lp waarop hij Gaspard de la Nuit van Maurice Ravel speelde. Ik vond de uitvoering van Argerich onnavolgbaar, Pogorelich moest wel van goed huize komen wilde hij dat evenaren.
Het was geweldig! Zelden had ik zo'n beheerste, perfecte en sfeervolle uitvoering gehoord. De klank was transparanter dan die van Argerich. Elke toon, elk detail was te horen. Ik was perplex, was Argerich toch verbeterd?
Vele malen heb ik beide uitvoeringen na elkaar beluisterd. Uiteindelijk koos ik toch voor Argerich toen ik vele jaren later een cd-opname van het stuk wilde hebben. Argerich had het bij mij toch gewonnen, perfectie heeft ook zo zijn schaduwkanten. De uitvoering van Argerich leeft uiteindelijk meer.
Lange tijd heb ik niets meer gehoord of gezien van Ivo Pogorelich. Speelde hij nog wel? Wat was er met hem gebeurd? Het schijnt dat zijn vrouw in 1996 overleed en dat hij sindsdien nauwelijks meer gespeeld heeft. Het laatste jaar doemt zijn naam weer hier en daar op. Spelen kan hij nog steeds!

Le croyais-je alors évanoui? le nain grandissait entre la lune et moi, comme le clocher d'une cathédrale gothique, un grelot d'or en branle à son bonnet pointu!
Mais bientôt son corps bleuissait, diaphane comme la cire d'une bougie, son visage blémissait comme la cire d'un lumignon, – et soudain il s'éteignait.

Ik herinner me nog dat ik dan de naald van de lp hoorde gaan en het mechaniek de arm terugbracht naar zijn uitgangspositie. Dan was het afgelopen en zuchtte ik eens diep. Wat een schitterende muziek! En als ik het licht aanklikte was ik verbaasd weer terug te zijn in mijn kamer in mijn ouderlijk huis.

30.5.2006

573

Wist u dat in Turijn momenteel de schaakolympiade gespeeld wordt? En wist u dat het Nederlandse herenteam het helemaal niet zo slecht doet. Vandaag versloegen ze zelfs Rusland en zullen daarmee wellicht op een tweede plaats terecht komen.
Het zal ongetwijfeld voor schakers een indrukwekkende gebeurtenis zijn. 148 herenteams (een herenteam bestaat uit vier personen, maar sommige landen komen met meerdere spelers) uit evenveel landen en 102 vrouwenteams (een team bestaat uit 3 vrouwen) uit even zoveel landen zijn daar bijelkaar. Ongetwijfeld is het voor de meeste schakers hard werken, maar er zullen ook nieuwe contacten gelegd worden. Of veel schaakvrienden zullen elkaar na lange tijd weer ontmoeten. Het is jammer dat het zo ver weg is, ik zou het best eens van nabij willen meemaken.
Er vindt eveneens een congres plaats van de wereldschaakbond. Dit jaar wordt er weer een president gekozen. De huidige president van de wereldschaakbond Fide is de dictator van het Russische autonome republiekje Kalmukkië Kirsan Ilyumzhinov. Deze corrupte president wordt uigedaagd door de Nederlander Bessel Kok, een zakenman die veel geld steekt in het schaken en zijn sporen verdiend heeft met het organiseren van toernooien. Het zou mooi zijn wanneer hij wint, maar de kans is gering.

27.5.2006

572

Wat ik vooraf spannend vond aan het taoïsme-boek van De Martelaere was de vraag hoe iemand die geworteld is in de westerse filosofie een boek zou kunnen schrijven over een oosters religieuze levensvisie. Zou dat niet teveel conflicteren? Ik achtte haar daartoe wel in staat, het was me niet ontgaan dat De Martelaere al vaker in essays koketteerde met oosterse religies. Ik vreesde een dramatische overstap, een bekering, terwijl ik anderzijds hoopte op een boek waaruit zou blijken dat het één het andere niet behoeft uit te sluiten.
Wel, ik kan opgelucht adem halen. De Martelaere moet die spanning zelf ook gevoeld hebben. Ze geeft toe aanvankelijk afwijzend te zijn geweest toen ze gevraagd werd een boek over taoïsme te schrijven. Toch heeft ze het aangedurfd en werd ze gegrepen door de rijkdom van dit geloof. Het resultaat mag een standaardwerk genoemd worden in het Nederlandse taalgebied, naast de boeken van sinoloog Kristofer Schipper en natuurlijk het onvolprezen boek De tao van Poeh.
De Martelaere kan schrijven en het is heerlijk om nu eens te boek te kunnen lezen over taoïsme dat verhelderend werkt in plaats van mystificerend. Ze behandelt haar onderwerp met respect en liefde, ze heeft oog voor de problemen met vertalingen en de uitleg van begrippen. Er wordt orde in de chaos geboden en ze weet zinnen te produceren die weliswaar de taalkundige problemen niet opheffen, maar wel aangeven waar de schoen wringt. Als een functie van westerse filosofie kan zijn problemen niet op te lossen, maar ze beter en helderder te formuleren, dan heeft De Martelaere dit op intrigerende wijze toegepast op een zo onwesterse denkwijze als het taoïsme.

Vanochtend stopte ik een nieuw boek in mijn tas, dat lijkt aan te sluiten bij De Martelaere, maar tegelijk ook niet. Op de grens van het denken. De filosofie van het onzegbare van Jan Bor is eerder een persoonlijke geschiedenis over twee verschillende filosofische werelden. Waar De Martelaere het persoonlijke in haar boek niet ontwijkt, maar de wetenschappelijke distantie ook niet in de weg staat, daar lijkt Bor moeilijker een scheiding aan te kunnen brengen. Wellicht hierover later meer.

23.5.2006

571

Precies kan ik het me niet meer herinneren. Het was in ieder geval in mijn studietijd, meer dan veertien jaar geleden. Ik las brieven van Richard Wagner. Na de prachtige correspondentie met Mathilde Wesendonck, was ik begonnen met de brieven aan en van Franz Liszt. Ik genoot ervan, het was prachtig!
Ik verwachtte dat alle brieven van Wagner wel ordentelijk en wetenschappelijk uitgegeven zouden zijn. In de bibliotheek van mijn studie muziekwetenschappen kon ik slechts vier (of waren het er vijf?) delen vinden. Navraag leerde mij dat de uitgave van alle brieven van Wagner pas begonnen was en dat de voltooiing nog wel een aantal jaren zou vergen. Wagner schreef dagelijks brieven, honderden per jaar, en vele zijn daarvan bewaard gebleven.
Ondertussen – we zijn dus ongeveer vijftien jaar later – is het project nog steeds niet ten einde. In het voorjaar van dit jaar zou deel 16 moeten verschijnen. Aangezien elk deel ondertussen één jaar bevat en deel 16 het jaar 1864 omvat, mag men ervan uitgaan dat er nog zeker negentien delen moeten komen (Wagner stierf in 1883). Daarbij aangetekend dat de drukke jaren rond de eerste Festspiele nog moeten komen.

Het is toch onvoorstelbaar hoeveel er geschreven werd in een tijd zonder televisie, computer en andere media. Ik zou het bijna vergelijken met de dagelijkse produktie op de weblogs. Maar weblogs zijn eenvoudigweg te verwijderen en gaan in het niets op. Hetzelfde geldt nog sterker voor e-mails. Zou het kunnen gebeuren dat over honderd jaar zoveel minder persoonlijke documenten uit deze tijd over zijn dan uit de tijd van Wagner?

22.5.2006

570

Nu heb ik grofweg eens een berekening gemaakt:
Kritischen Gesamtausgabe Werke (KGW) von Friedrich Nietzsche (40 banden) ca. €4154,-.
Friedrich Nietzsche: Briefwechsel. Kritische Gesamtausgabe (24 banden) ca. €2662,95.
Dat is totaal slechts €6816,95.
De 50-delige Monographien und Texte zur Nietzsche-Forschung heb ik dan gemakshalve nog maar niet meegerekend.

Maar ja, dan moet er ook een extra boekenkast komen. En de verzekering moet omhoog. Misschien moet zelfs de fundering van het huis verstevigd worden.

Ach, laat ik het dan maar niet doen.

19.5.2006

568

Uiteindelijk weten we het niet, waarom dan waarheid liegen? Waarom toch?

18.5.2006

567

Patricia de Martelaere omschrijft het mooi in een voetnoot. Het taoïsme munt uit in paradoxen die soms goedkoop lijken en kunnen irriteren.
In gesprekken met taoïsten en boeddhisten ben ik daar meermalen op gestuit. Wanneer ik enige vorm van twijfel of kritiek laat horen komt er of één of andere zogenaamde diepzinnige opmerking of een hautain zwijgen (waarbij dat zwijgen natuurlijk ook wijst op veel wijsheid). Misschien geldt het voor elke religie, dat de gelovige altijd pal achter zijn overtuiging gaat staan. Op zich is daar niets mis mee, maar het blokkeert zo vaak een gesprek erover.
Ik probeer erachter te komen waarom iemand voor een overtuiging kiest. Of een overtuiging waar is of niet, dat zal me worst wezen. Maar wat is de persoonlijke motivatie, hoe komt iemand ertoe, dat is wat me boeit. Defensief gedrag of misplaatste geheimzinnigheid staat zo'n gesprek vaak in de weg. Ik heb dan, net als bij de Jehova-getuige aan de deur, de neiging om door te verwijzen: ik weet waar u naartoe wilt, maar gebruik uw tijd maar beter, gaat u vooral naar de buren, die kunnen wel wat illusies gebruiken.
De hamvraag is: kies je voor de ware wereld achter de zintuigelijke wereld of niet? Wezenlijk zijn alle religies platoons. Nietzsches opmerking dat het christelijke geloof platonisme voor het volk is, is niet alleen maar een aardige parodie op een uitspraak van Marx. Nietzsche heeft daar een punt. Maar hetzelfde geldt voor de aziatische religies, al willen die nogal eens beweren dat er geen onderscheid is tussen de ware wereld en de zintuigelijke wereld. Waarom dan die behoefte aan een werkelijkheid achter de werkelijkheid? Waarom toch die behoefte?

Dan komt vaak het punt in het gesprek dat de gelovige mij geïrriteerd begint te ondervragen. Waarom ik me dan zo verdiep in de religies? Ik zou toch immers ook zoekende zijn? Ik koketteer toch ook met allerlei religieuze uitspraken en afbeeldingen? Waarom zou ik die stap niet verder durven zetten? Als ik dan toch al zo bezig ben met taoïsme en boeddhisme, waarom dan geen meester zoeken, me aansluiten bij een groep om te mediteren? Enz. enz.
Omdat ik religie en haar uitingsvormen net zo ervaar als mooie muziek, een mooi gedicht of een geweldig schilderij. Het zegt meer over mijn beleving dan over de waarheidsgehalte van het kunstwerk. Ware muziek? Ooit het onderscheid willen maken tussen een ware portemonnee of een portemonnee? Nee, werkelijk, het hele idee van een ware werkelijkheid achter de werkelijkheid is prachtig absurd.
Religie kan kunst zijn. Net als muziek en andere kunstvormen ontspruit het aan het menselijke brein, het heeft niets met waarheid te maken. Het kan prachtig zijn en ontroerend, het kan me raken en bewegen, de illusie kan een troost zijn, maar voor het raadsel dat het leven is, is het voor mij geen oplossing. Het maakt het raadsel alleen maar groter en dat is op zich wel weer een verdienste. Maar of ik nu enthousiast doe over een taoïstisch verhaal of over een pianosonate van Beethoven, dát komt op hetzelfde neer.

11.5.2006

566

M. is een kind dat graag buiten is. Sinds kort zit hij goed, zonder ondersteuning, dus kan hij lekker rondkijken in de wandelwagen. Soms kijkt hij even om naar me en straalt dan helemaal. Als we het park inlopen gaat hij altijd voorover leunen met de armpjes wijd uitgestrekt alsof hij de hele wereld wil omarmen.
Hoe zou dat zijn als je ongeveer negen maanden bent en je komt met dit mooie weer in het voorjaar in het park? De warmte, de geuren, de kleuren, al die bomen, planten en beesten (er zijn veel dieren in 'ons' park). Het moet wel een wondere wereld zijn!
M. vindt de dieren geweldig. Hij kan lang kijken naar de kippen, de geiten, de herten zonder zich te vervelen. De mensen in het park vinden M. leuk en dat is niet verwonderlijk, want M. lacht iedereen toe. Op een gegeven moment hoor ik met zo'n mooi accent een grote stevige Antilliaan vanaf een bankje lachend zeggen: hé, man, alles goed man? Toen ik opkeek zag ik dat hij het tegen M. had.
Waar heb ik toch zo'n ongelofelijk mooie jongen aan verdiend?

9.5.2006

565

Vanochtend mijn vrouw en oudste zoon naar het station gebracht. Zij gaan een aantal dagen samen naar Disneyland Parijs. Vrijdagavond komen ze terug. Ik ben samen met de jongste een aantal dagen thuis.
Toen de oudste nog de enige was hebben we dat ook een keer gedaan, al was S. toen ruim anderhalf. Hij kon lopen en hij was net in de fase dat hij eigenlijk wel, maar eigenlijk ook niet nog een slaapje overdag moest doen. Ik herinner me dat ik het een heftige, maar ook heel waardevolle week vond.
Nu acht jaar later doe ik het als het ware nog een keer. M. is bijna tien maanden, slaapt nog twee keer overdag, zodat ik dan wat tijd voor mezelf zou moeten hebben.
Maar emotioneel valt het me vies tegen. Ik kan dat moeilijk uitleggen en ik begrijp het ook niet van mezelf. Is het bezorgdheid, angst dat mijn vrouw en S. wat overkomt? Ben ik zenuwachtig om voor mijn kleine M. te zorgen? Dat heb ik toch wel vaker gedaan? Is het de leegte, de afwezigheid, het gemis? Ik moet voortdurend aan ze denken en er komt niets uit mijn handen. Zucht, snif, oaw!
Ik heb het wel vaker gehad en meestal gaat het na een dag wel over. Althans, dan neemt het weer normale proporties aan. Ondertussen heb ik mijn kleine lieverd om voor te zorgen. Hij ligt nu lekker in bed te slapen. Straks gaan we fijn wandelen in het park.

8.5.2006

564

Ergens in januari postte iemand een bericht dat ieder ontwikkeld mens een vijftiental schrijvers ontdekt wier werk hem het meest aanspreekt. Het is beter deze hoogstpersoonlijke voorkeur van boeken veelvuldig te herlezen dan te speuren naar andere auteurs die je iets te bieden zouden hebben. Na mijn ergernis over dat ontwikkeld mens terzijde te hebben geschoven, vroeg ik me af of ik wel vijftien auteurs zou kunnen noemen. Er kwamen wel enkele namen boven drijven, maar meestal waren dat liefdes uit een ver verleden. Dat was de tijd van de hang naar compleetheid: als ik enthousiast was over een auteur, wilde ik ook alles lezen. Het was ook de tijd van de misvatting, dat ik een auteur pas zou kunnen beoordelen en begrijpen, wanneer ik zijn complete oeuvre zou hebben gelezen. Onzin natuurlijk.
Ik kwam er niet uit. Afgezien van Nietzsche kon ik niet overtuigend namen verzinnen die ik nu nog tot die vijftien zou willen rekenen. Dat ik weinig fictie lees momenteel, speelt daarbij natuurlijk een rol. Verder ben ik meer een projectmatige lezer. Er zijn vooral onderwerpen die me boeien en daar lees ik omheen. Ogenschijnlijk lijkt mijn keuze aan boeken weinig coherent, maar op de achtergrond blijkt het toch altijd weer te passen in de Grote Puzzel.

Ik was het bovenstaande alweer vergeten, totdat ik onlangs in de boekhandel Taoïsme. De weg om niet te volgen van Patricia de Martelaere zag staan. Zonder aarzelen kocht ik het boek. Toen ik de boekhandel verliet, bedacht ik me ineens, dat zo'n spontane aankoop wel iets zegt over mij en de auteur. Schijnbaar is De Martelaere zo'n schrijfster die ik zonder aarzelen wil lezen. Vooral haar essays, haar fictie vind ik minder overtuigend. Misschien is het voor mij een criterium om erachter te komen wie ik tot die eventuele vijftien auteurs zou kunnen rekenen.

En nu ben ik ineens zo nieuwsgierig, waarde lezer, of u ook zo'n auteur zou kunnen noemen, zo'n naam waarvan u zonder verder na te denken het (nieuwe) boek koopt. Wilt u een tipje van de sluiter oplichten?

5.5.2006

563

Komende nacht, om 2 minuten en 3 seconden over 1, passeer je een uniek moment in je leven:

01:02:03 04-05-06

Slaap lekker!

3.5.2006

562

Mensen 'zijn' slechts eigenlijk en werkelijk mensen voor zover zij deelnemen aan een sfeer: een met anderen of iets anders gedeelde, intieme ruimte, die zich ten opzichte van wat daarbuiten is afsluit en waarin de 'bewoners' het buiten op een eigen, creatieve manier ervaren. De coëxistentie gaat aan de existentie vooraf. De oervorm van de sfeer is de schuimbel, de vorm die bestaat bij de gratie van een spanningsevenwicht tussen de binnen- en buitenruimte. De bel is het archetype van een immuunsysteem. Mensen hebben nog nooit direct in verhouding tot de natuur of tot de 'naakte feiten' geleefd, maar altijd als 'zwevende wezens' in een membraanachtig omhulsel, waarbij zweven betekent: 'van gedeelde stemmingen en van gemeenschappelijke veronderstellingen af te hangen.' Deze sfeer is een in en door het menselijk samenzijn zelf voortgebrachte 'eigen ruimte' waarin een subjectiviteit tot stand komt en de buitenwereld op een van binnenuit bepaalde manier ervaren wordt. 'Zodoende zijn de mensen ten dieptste en uitsluitend de scheppingen van hun eigen interieur en de producten van de werkzaamheden die ze verrichten aan de immanentievormen die hun onvervreemdbaar eigendom is. Ze gedijen enkel in de broeikas van hun autogene atmosfeer.' [S 35]

Sjoerd van Tuinen Sloterdijk, 54

25.4.2006

561

Middelbare school. Les Nederlands, vermoed ik. De leerkracht tekent een grote cirkel op het bord. Er is een binnen en een buiten. Het punt midden in de cirkel is veilig. Het is het punt waar men zich begeeft op gebaande paden. Geen experimenten in het leven, datgene wat zijn waarde heeft getoond, datgene wat werkt, dat moet behouden blijven. Het is conventioneel leven: klassiek, helder, rustig, elegant misschien. Thuis voor de buis.
Buiten de cirkel is het onontgonnen leven. Het leven dat nog niet in kaart gebracht is. Het is duister en onbeheerst, de wereld voor de ontdekkingsreizigers, de mensen zonder vaste woon- en verblijfplaats. Het is de wereld van de vreemdeling, de onwelkome wereld. Het is wereld van de angst, het troebele en tragische. De creatieve wereld van de anarchie.

Ik houd van de schemeravond. Zo'n avond die verkoeling brengt na een veel te hete dag. De tuindeuren open, met een boek op de bank liggen en het teveel aan warmte naar buiten voelen gaan. De gordijnen zien bewegen, de stilte terug horen komen.
Of zoals het was op mijn studentenkamer. De deur naar het balkon open en zittend achter mijn bureau een sjekkie draaien en langzaam maar zeker mijn spiegelbeeld in het raam zien verschijnen in de vallende avond. Naarmate het buiten donkerder wordt, zie ik het licht binnen steeds beter en ergens op een onzichtbare rand komen deze twee werelden samen.

(…)
of dat ik later met een boek
voor mij naar buiten kijk
en daar de afstand
tussen ons bereken

ik zie de nacht en mijn gezicht
wat binnen is en buiten
wordt verward

Miriam Van hee Het verband tussen de dagen, 179

Niet het binnen of het buiten, maar de onzichtbare grens ertussen, daar waar geen onderscheid is, is wat mij boeit. Soms is het synthese, soms een conflict. Soms ook wordt de grens verlegd of vindt er een ommekeer plaats. Traditie brokkelt af, nieuwlichterij haakt aan. Niet het één of het ander, maar beide: naast elkaar in elkaar overvloeiend. Het niemandsland: de erotiek van het leven.

25.4.2006

560

Ik ben meer gaan werken. Niet meer 32 uur verdeeld over 4 dagen, maar 36 uur verdeeld over 5 dagen. Ik ben daardoor eerder thuis, maar ik zit ook meer in de trein. Dat was wel even wennen.
Mijn vrouw is gestopt met werken, ze wilde – geheel tegen de tijdgeest in – thuis zijn voor de jongens. Dat geeft ons veel rust. Geen gedoe met naschoolse opvang en crèche meer.
De oudste gaat nu ook naar een school die dichterbij is, dus die hoeft ook niet meer elke dag met de auto of fiets gehaald en gebracht te worden. Hij kan zelf lopend of fietsend naar huis komen of bij een vriendje afspreken. Bovendien zit hij nu in een klas met maar 18 kinderen en er is op deze school veel meer orde en rust. S. is de laatste tijd meer ontspannen, dus ik denk dat we er goed aan gedaan hebben om te wisselen van school.
En dan is er nog ons zonnetje in huis, de jongste. Hij is nu ruim 9 maanden en kan al enige tijd langslopen en hij kruipt als een speer. Eigenlijk is het opvoeden begonnen - niets is meer veilig in huis - maar hoe voed je een 9 maanden oude baby op? Dat is wel erg jong. Dus moeten we hem voortdurend in de gaten houden. Het is een echte brokkenpiloot. Gisteren moest ik hem nog onder de eettafelstoel weghalen die samen met hem achterover gevallen was. De val van de stoel was gelukkig opgevangen door de box. M. keek een beetje beduusd, maar leek verder nergens moeite mee te hebben. Nee, het is eigenlijk al geen baby meer, maar een zeer expressief en vrolijk klein jongetje.

En dan is er nog deze weblog. Bestaat zowaar 3 jaar vandaag. Hieperdepiep hoera!

24.4.2006

559

Guido da Polenta, heer van Ravenna, had lang oorlog gevoerd met Malatesta, heer van Rimini, maar uiteindelijk was de vrede weer getekend. Om de vrede stabieler te maken werd besloten om de schone Francesca, dochter van Guido da Polenta, te laten trouwen met Gianciotto, de oudste zoon van Malatesta. Echter, Gianciotto was lelijk en mismaakt en omdat men bang was dat Francesca het huwelijk zou weigeren, zond men de jongere broer van Gianciotto, Paolo, naar Ravenna met het mandaat om Francesca te trouwen in naam van Gianciotto.
Paolo was een aantrekkelijke en vriendelijke jongen en Francesca werd ogenblikkelijk verliefd op hem. Het verraderlijke huwelijkscontract werd getekend en Francesca kwam naar Rimini. De ochtend na het huwelijk kwam Francesca achter het bedrog toen ze Gianciotto zag opstaan in plaats van Paolo.
De liefde tussen Paolo en Francesca bleef en heimelijk zagen ze elkaar wanneer Gianciotto voor zaken de stad uit was. Een dienaar van Gianciotto verraadde hen en op een dag verraste Gianciotto het stel. Paolo die wilde vluchten bleef met zijn jas achter een uitstekend stuk metaal hangen. Gianciotto met zijn rapier in de hand rende op hem af om hem te doden, maar Francesca sprong tussen de beide mannen en ving het wapen op. Woedend over dit ongeluk waarbij hij zijn vrouw doodde, trok Gianciotto het wapen terug en doodde ook zijn broer. De twee geliefden werden in hetzelfde graf begraven.

Weer wendde ik mij tot beiden en ik zeide:
'Francesca, de aanblik van uw martelingen
doet mij van smart en mededogen schreien.
Maar zeg mij toch: ten tijde der zoete zuchten,
waaraan en hoe deed u de liefde kennen
uw weiflende begeerten en verlangens?'
En zij tot mij: 'Daar is geen groter lijden
dan aan het uur der vreugd terug te denken
in 't uur der smart; dit weet ook hij, uw meester.
Maar voelt ge in u zo vurig een verlangen,
te kennen de eerste wortel onzer liefde,
dan zal ik doen als hij, die spreekt in tranen.
Wij lazen op een dag voor ons genoegen
van Lanceloot, hoe hem de liefde omstrikte;
we waren heel alleen en zonder argwaan.
De lezing van het boek deed meerdre malen
ons de ogen opslaan en van kleur verandren;
maar één plaats was 't, die ons heeft overwonnen.
Want toen we lazen hoe 't begeerde lachje
werd weggekust door zulk een vurig minnaar,
bedekte hij, die nooit mij wordt ontnomen,
al bevend mij de mond met zoete kussen.
Een koppelaar was 't boek, maar ook zijn dichter.
Niet verder hebben wij die dag gelezen.'

Dante Alighieri De Goddelijke Komedie

20.4.2006

558

We hebben deze onderwereld [de stedelijke onderwereld van de psychiatrische daklozen - jwl] gevuld op een manier die niets meer met beschaving te maken heeft; we hebben de gelederen ervan laten uitdijen met psychotici en invaliden; we hebben mensen zonder hoop nog wanhopiger gemaakt, en vervolgens hebben we de ogen gesloten voor wat zij nodig hebben om in leven te blijven. We hebben geestelijk zwaar gestoorde mensen op onze straten losgelaten, en inmiddels vormen ze bijna een derde tot de helft van de daklozen in de Verenigde Staten. Ze vormen een steen des aanstoots voor de gezonde mensen die de straten met hen delen en plaatsen stadsbestuurders voor onoplosbare problemen. We voelen ons hier niet prettig bij, maar ook weer niet zo onprettig dat we hen beschermen, huisvesten, verzekeren of verzorgen.
Ze sterven op straat, op parkeerterreinen, in bushokjes of in leegstaande gebouwen, in het park of op de stoep. Ze sterven op jongere leeftijd dan de rest van de bevolking, en ze sterven aan oorzaken die met verwaarlozing verbonden zijn: tuberculose, hiv/aids, hepatitis B, alcoholisme en drugsgebruik en verwondingen. Bijna tien procent van hen pleegt zelfmoord.

Kay Redfield Jamison De nacht is nabij

Het zou mij niet verbazen dat dit in meer of mindere mate ook voor Nederland geldt.

17.4.2006

557

Sommige koncerten ben ik snel vergeten, maar andere hebben een stevige herinnering achtergelaten. Ik kan me nu ongeveer achttien jaar later nog herinneren hoe ongelofelijk dat koncert was. Niet alleen wat er klonk, maar vooral de stilte in de zaal. Men kon een speld horen vallen. In die tijd huldigde ik nog de vage opvatting dat goede muziek niet de stilte en leegte opvult, maar deze juist accentueert en laat horen.
Toch ben ik nooit een grote fan van de componist Arvo Pärt geweest. Op mij maakt zijn zogenaamde spiritualiteit een gekunstelde indruk. Vele mensen vinden zijn muziek meditatief, rustgevend, ik word er doodnerveus van. Niet omdat ik niet tegen stilte zou kunnen (integendeel!), maar omdat ik niet het gevoel krijg dat de muziek van Pärt oprecht is. Hij is een componist die als een circusaapje steeds zijn kunstje vertoond en de mensen maar klappen. Dergelijke muziek is vaak aan mode onderhevig, korte tijd populair en verdwijnt dan weer in de grote grijze muziekdepots.
Maar misschien werkt zijn muziek beter in de koncertzaal dan op een geluidsdrager, want voor de Johannes Passion – het werk dat indertijd geprogrammeerd stond – maak ik nog steeds een uitzondering. In toenemende mate aarzelend, dat wel, want ik meen ook in dit stuk steeds meer dat kunstmatige te horen dat me ook zo stoort in ander werk van Pärt.
De bezetting van de Johannes Passion is klein. Een orgel, viool, hobo, fagot en cello zijn de instrumenten die op één of andere manier samenvallen met de solisten. Zes zangers, waarbij de Jezus en de Pilatus verbonden zijn met het orgel. De overige vier zangers (sopraan, alt, tenor en bas) vervullen in wisselende samenstelling met de andere instrumenten de overige personages, waarbij de evangelist natuurlijk de belangrijkste is. Dan is er nog een klein koor dat het volk een stem moet geven. Dat is alles.
Het mooiste aan het stuk is eigenlijk het begin en het einde. Het begin bestaat uit een reeks dalende akkoorden. In deze akkoorden zitten ongetwijfeld (ik heb het nooit uitgezocht, maar mijn musicologische intuïtie zegt me dit) al alle motieven en intervallen die voor de rest van het stuk belangrijk zijn. Die rest maakt daardoor dan ook een hele schematische en 'ingevulde' indruk. Alsof er een raster over de tekst gelegd wordt en wat rest is: nootjes invullen. Tot aan het slot dat het begin als het ware spiegelt: stijgende akkoorden die als een climax uitkomen in een prachtig grote terts akkoord.
Het geheel laat zich nog het best omschrijven als een zacht kabbelend meertje. Je wordt als luisteraar zacht heen en weer gewiegd. De golfjes zijn kleine muzikale frasen met veel stilte ertussen. De frasen bestaan uit stijgende en dalende intervallen, die een patroon doen vermoeden. Wellicht zit er een prachtig concept achter, maar na een aantal keren weet ik het wel. Natuurlijk varieert Pärt wel, door bijvoorbeeld ineens een noot lang aan te laten houden, maar vervolgens doet hij dit zo vaak, dat het een maniertje wordt.
Ik heb veel nagedacht over wat nu eigenlijk het probleem is van deze muziek en vele andere zogenaamde spirituele muziek. Waarom heb ik er bijvoorbeeld bij een zeer gelovig katholiek als Olivier Messiaen geen last van? Waarschijnlijk, omdat Messiaen ten alle tijden bezig was op de eerste plaats muziek te maken. Net als Bach wilde Messiaen ter ere van God goede en mooie muziek maken. Bij Pärt heb ik echter de indruk dat hij muziek ondergeschikt maakt aan een spiritueel idee. Men neme wat Middeleeuwse polyfonie en men neme wat getallensymboliek, men vergeet vooral geen stilte: sober en leeg moet het klinken. Dat verwerkt men tot een schema en invullen maar! Het is vooral een buiten-muzikaal gegeven dat de muziek interessant en boeiend zou moeten maken. Zodra men geen boodschap heeft aan dat buiten-muzikale gegeven blijft er niets over.

En toch … verdorie … wat was ik geraakt daar in die koncertzaal. Of kwam het door de zangers en muzikanten die het stuk met zoveel spanning en beheersing speelden?

14.4.2006

556

Zelf houd ik van frisse ideeën, en daarom verwissel ik ze even regelmatig als mijn sokken.

Bastiaan Bommeljé 'Deze maand' in: Hollands Maandblad 2006/1, 2*

13.4.2006

555

Het werkte altijd uitstekend: De Lijst. Kwam ik in een krant, tijdschrift, weblog of waar dan ook een bespreking van een cd of boek tegen die mijn nieuwsgierigheid wekte, dan kwam dat boek of die cd op De Lijst. Met die lijst ging ik dan zo nu en dan achter de pc zitten en dan zocht ik de boeken op in de catalogus van de openbare bibliotheek (men kan online de catalogus van de openbare bibliotheek in Utrecht raadplegen). Als het boek aanwezig was dan kwam het op een andere plaats in de lijst, zodat bij een volgend bezoek aan de openbare bibliotheek het boek snel en eenvoudig te vinden was.
Zo kwam ik wel eens met stapels boeken en cd's thuis. Ik las de boeken vaak niet van kaft tot kaft, maar proefde eerst of ze inderdaad voor mij de moeite waard waren. Een voorbeeld hiervan is Demonen van de middag van Andrew Solomon waar ik 13 augustus 2005 een kort stuk over schreef. Zo heb ik in vele boeken gelezen en het heeft me vele onnodige aankopen bespaard.
Maar De Lijst raakte in vergetelheid. Door de geboorte van mijn tweede zoon zijn er geheel andere prioriteiten dan boeken en cd's. De Lijst is al heel lang niet bijgewerkt en eigenlijk was ik hem vergeten, totdat ik onlangs op de ramsj-afdeling van boekhandel Scheltema rondneusde. Ik zag een boek liggen en ik dacht: die titel en naam ken ik ergens van, maar waarvan? Thuis zocht ik op de pc De Lijst op en ja, pontificaal bovenaan (en daaronder Solomon, nog steeds niet gewist): Kay Redfield Jamison De nacht is nabij. Naar een beter begrip van het verschijnsel zelfmoord.
Hoe en waarom dat boek op De Lijst is gekomen, dat weet ik niet meer. Wellicht heb ik ooit een lovende recensie gelezen. Of louter omdat het onderwerp mij aanspreekt. Niet omdat ik zelfmoord zou overwegen, niet omdat ik in mijn directe omgeving een geval van zelfmoord heb meegemaakt, maar wel omdat ik ooit dat prachtige boek over zelfmoord in de letteren, De Laatste Deur, van Jeroen Brouwers heb gelezen.
Ik heb het boek uiteindelijk (een paar euro's slechts, een schande!) aangeschaft. En terwijl de trein door het landschap raast, lees ik over één van de laatste wanhoopsdaden die een mens kan verrichten: het beëindigen van zichzelf.

7.4.2006

554

Veel mensen slapen beter in als ze bepaalde muziek op hebben staan. Mijn oudste zoon is daarin geen uitzondering. Er is een tijd geweest dat, als hij naar bed ging, hij mij of mijn vrouw vroeg of we nog even wilden pianospelen. De klanken van de piano vanaf de benedenverdieping ontspanden hem schijnbaar zo goed, dat hij makkelijker insliep.
Ik kan me daar goed in verplaatsen. Als puber en student heb ik vaak naar muziek of de radio liggen luisteren terwijl ik in bed lag. Muziek spreekt ook beter als het licht uit is en de ogen dicht. Dan hoeft muziek ook niet luid te zijn.
Later heeft de oudste zoon een cd-speler op zijn kamer gekregen en mocht hij wel eens naar een cd met pianomuziek luisteren. Ontelbare avonden is hij al in slaap gevallen met muziek van Satie en de laatste maanden zijn de Nocturnes van Chopin veruit populair. Die Nocturnes speel ik zelf ook graag en ik vind het dan altijd weer bijzonder dat ik tijdens het spelen mijn zoon hoor meezingen met de melodielijn.

6.4.2006

552

Eén van mijn meest huiveringwekkende en daarmee één van mijn meest muzikale ervaringen was het beluisteren van een opname van de dertiende symfonie van Dimitri Sjostakovitsj. Ik zie me nog zitten in mijn studentenkamer in Zeist. Het volume van de stereo stond ongetwijfeld te hard. Ik had een gedempt licht aangelaten, omdat ik de tekst wilde meelezen. Ik moet met open mond een uur lang geluisterd hebben. En na dat uur was ik emotionaal totaal gesloopt. Sindsdien heb ik nooit meer echt naar deze symfonie kunnen luisteren. Zoals men nog de naweën van een nachtmerrie kan voelen of zoals men nog lang last kan hebben van het bekijken van een geslaagde horror-film, zo kan men achterblijven met een gevoel van beklemming na het beluisteren (beter: ondergaan) van deze symfonie. Alsof de dertiende symfonie een muzikale pendant is van Josef K. of de weergaloze verfilming The Trial van Orson Welles.

I am each old man here shot dead.
I am every child here shot dead.
Nothing in me shall ever forget!

En toch weet Sjostakovich te eindigen met een glimp ochtendgloren. Dan zwijgen de stemmen en klinkt er alleen nog muziek. Na zo'n duistere nacht laat hij hoop klinken. Hoop waarop weet ik niet, maar ontroerend is het wel.

4.4.2006

551

Gelukkig kan ik bijna overal en onder alle omstandigheden lezen: zittend, liggend, lopend, in de trein, in de auto, in een stoel, aan tafel of desnoods ondersteboven hangend in een boom. Lezen is een vorm van concentratie en wie dat goed beheerst kan lezen wanneer hij of zij maar wil.
De laatste maanden gaat dat moeilijker. Zo word ik steeds vaker afgeleid door andere reizigers in de trein. Reizigers die luidkeels persoonlijke gesprekken voeren, al of niet met een mobiele telefoon. (Of dat stel dat elkaar het hele weekend niet gezien heeft en elkaar opzichtig gaan zitten bezoenen in de trein. Weten ze wel hoe irritant dat gesmak en gekreun klinkt?) Ik moet me weer inspannen om me te concentreren, maar mezelf voortdurend voorhouden dat ik me niet moet storen maar me moet concentreren, helpt niet.
Mijn oudste zoon kan in opperste concentratie lezen. Soms moet ik heel nadrukkelijk een mededeling driemaal doen voordat hij verstoord opkijkt uit zijn lectuur. Zo was het bij mij ook. Het zijn niet alleen de mensen die steeds slechter het onderscheid kunnen maken tussen privé en publieke ruimte, het is ook mijn eigen onvermogen om me ervoor af te sluiten.
Ik probeer het maar te accepteren, die afwezigheid van concentratie. Soms werkt domweg accepteren nog het beste. Het doet me denken aan de lerares die mij een jaar lang les gegeven heeft in het spelen van klavecimbel. Soms had ik een week op een stuk of passage gestudeerd en ging het thuis uitstekend, maar op les bakte ik er dan niets van. Ik kon dan boos en gefrustreerd raken. Zij glimlachte dan vriendelijk en zei me, me niet zo druk te maken. Accepteer dat het vandaag niet gaat, dat komt gewoon voor. En het vreemde was, het hielp wanneer ik me bij mijn onmacht neerlegde.
Zo zit ik dan mezelf wel eens toe te spreken in de trein. Ok, vandaag kan ik me niet concentreren, geen idee wat ik net bladzijden lang gelezen heb, maar wat die akelige puistenkop in zijn mobiel gebrald heeft (we hebben de hele middag in Amsterdam gezocht naar een café die Grolsch schonk, maar het is overal Heineken!), dat weet ik nog steeds. Ontspannen en proberen gewoon weer te concentreren, desnoods woord voor woord lezen … Soms kan ik op die wijze dan weer een fractie terugwinnen van de concentratie die ik vroeger had.

3.4.2006

550

Misschien is het zolangzamerhand politiek wenselijk om het niet meer te hebben over realiteiten, maar over mogelijkheden. Dat is natuurlijk niet besteed aan conservatieven. In een maatschappij waar het niet meer nodig zou moeten zijn dat mensen leven zonder luxe, moet je ondertussen wel lijden aan een gebrek aan gebrek om nog (neo-)conservatief te zijn.

31.3.2006

547

Over Nietzsches gedachtenexperiment de eeuwige terugkeer van hetzelfde wordt nogal eens laatdunkend gedaan. Wie echter een paar avonden televisie kijkt kan tot geen andere conclusie komen dan dat hij zijn tijd ver vooruit was.

24.3.2006

546

Hoe dieper het geloof in vooruitgang, hoe groter het verlangen naar destructie en catastrofe.

23.3.2006

543

donderdag

ik zat in de trein die mij bracht
naar de stad waar ik werkte
er gleed een korenveld voorbij
groene bomen stonden vochtig
van de nacht, de lucht leek
door van gogh erbij geschilderd
onbestemd en wispelturig

ik wilde schrijven maar
de woorden kwamen niet
ik dacht aan jou aan het
verband tussen de dingen
dat je niet hier was
maar god weet waar dat ik
daarom de bomen zag
de korenvelden en de lucht
dat alles treurig was
vergankelijk en prachtig

Miriam Van hee Het verband tussen de dagen, 205

19.3.2006

542

De verontrustende gedachte kwam driemaal in korte tijd bij mij op.
Afgelopen zondag werd de verjaardag van mijn zwager gevierd. "Tweeëndertig ben je geworden?" "Ja, tweeëndertig …". Wat jong ben je eigenlijk nog dacht ik toen, om me vervolgens te realiseren dat ik zelf slechts zes en een half jaar ouder ben. Mezelf oud vinden, dat is niets voor mij. Al jaren vier ik mijn verjaardag niet, onder andere omdat ik niet het gevoel heb ouder te worden. Of je nu eenendertig, vierendertig of zevenenderig wordt, het komt allemaal op hetzelfde neer. De laatste grote psychologische cesuur die ik, terugkijkend, ervaar is die van het vaderschap. Toen was ik negenentwintig.
De tweede maal was bij het lezen van een artikel van Arnold Heumakers in Literatuur [De Groene Amsterdammer] en wel daar waar hij schrijft:

De weerslag ervan vinden we in de literaire praktijk waarmee de romantische literatuurgeschiedenis nu geen raad weet: schrijvers en dichters formeren zich niet meer tot een avant-garde, ze komen niet meer met manifesten of onderscheiden poëtica's, ze bekommeren zich niet meer om hun plaats in de geschiedenis, maar stellen zich stuk voor stuk op als soevereine, democratische individuen – net als hun publiek. Wat dat betreft is het verschil tussen schrijvers en lezers een stuk kleiner geworden. Je zou zelfs kunnen spreken van een reïntegratie van literatuur en samenleving, daar waar de romantische orde juist het onderscheid placht te cultiveren.

Arnold Heumakers 'Slaapwandelen in de letteren' in: Literatuur [De Groene Amsterdammer] 2006/1, 14*

Verdomd dacht ik, dat ik me dat niet eerder gerealiseerd heb, ik ben volstrekt ouderwets met mijn romantische opvattingen over literatuur. Daarom vind ik zo weinig literatuur in de boeken die tegenwoordig verschijnen. Daarom wordt het literaire wereldje bevolkt door literaire charlatans die mediageil hun schrijfsels op de markt dumpen. Literatuur is net zo plat geworden als de samenleving waaruit het voortkomt.
Mijmerend over het bovenstaande besloot ik gisteren het pamflet Modern Dédain van Désanne van Brederode aan te schaffen. Nog gisteravond had ik de zevenenveertig pagina's gelezen. Het is ongenuanceerd en polemisch, zoals een pamflet behoort te zijn. Ik herken de emotie van waaruit Van Brederode schrijft maar al te goed. Beeld van mijn moeder: "jwl, je moet niet altijd zo moeilijk praten tegen mensen, je moet je aanpassen aan hun niveau" en het beeld van het oud-klasgenootje van de lagere school: "jwl, het was je eigen schuld dat je zoveel alleen was, jíj wilde niet voetballen, jíj moest zonodig piano spelen en boeken lezen, terwijl wij toch altijd ons best gedaan hebben om je bij ons groepje te betrekken". Het was een onbeduidende zin in het geheel, maar zo van toepassing, dat ik ineens de kloof zag die er al zo vele jaren lag. Na het lezen van "Je moet je schamen als je niet weet hoe een MP3-speler werkt, maar van een ander mag je niet verlangen dat hij zich schaamt als hij niet weet wie Erasmus is." (blz. 34) Ík weet niet hoe een MP3-speler werkt, dacht ik, maar ík weet wel wie Erasmus is. En daar was hij: De Kloof. Misschien wist ik wel dat de kloof er was, maar niet dat hij zo diep en breed was. Ik word oud. Of ouderwets. Zomaar op een dag. Mijn lichaam wordt elke dag een stukje ouder, maar mijn gedachten werden het ineens.

Maar wat een rust en stilte aan deze kant van de kloof. Soms kijk ik met zo'n verrekijker waar een muntje in moet naar de overkant van de kloof. Wat een drukte, wat een gekrakeel, wat een gedoe. Eigenlijk ben ik best blij met die kloof. Soms.

17.3.2006

541

"Een boek heeft lezers nodig, lezers die terugbladeren, die hun eigen gedachtes even opschorten en zich nieuwsgierig willen laten meeslepen. Maar u doet niet mee aan een experiment dat niet meteen begrijpelijk en toepasbaar is op de huidige werkelijkheid."

Peter Sloterdijk geciteerd in Peter Henk Steenhuis 'Professor Sloterdijk, u fantaseert' in: Trouw. de Verdieping 15 maart 2006, 5*

Sloterdijk zegt daar in de eerste zin iets dat ik heel belangrijk vind. Ik krijg wel eens de vraag waar een filosoof of filosofie voor staat. Nadat ik dat op mijn gebrekkige manier heb proberen uit te leggen, word ik vaak aangevallen op die filosoof of filosofie alsof ik zelf de bedenker ervan ben. Weliswaar speel ik vervolgens al dan niet de advocaat van de duivel, maar ik probeer ook te vertellen dat een lezer niet hoeft in te stemmen met een filosofische tekst om het toch te kunnen waarderen. Nogal eens proef ik verbazing dat ik me inlaat met oude boeken waarin wereldvreemde zaken worden beschreven die geen ogenblikkelijk praktisch nut hebben.
Ik beschouw de geschiedenis van de filosofie als een zoektocht van mensen naar waarheid door middel van het verstand, via de beschrijvende rede. Ik vind het boeiend om te lezen hoe mensen steeds weer worstelen met dezelfde vragen en problemen en daar steeds weer proberen antwoorden op te formuleren. Filosofie is een manier, andere manieren zijn godsdienst, kunst, wetenschap enzovoort. Ik ben eveneens geboeid door de interactie van deze manieren, door de continuïteit, de verbanden, actie en reactie, these en antithese enz.
Of het allemaal nuttig is, dat weet ik niet. Toch is het opvallend hoe weerlegde ideeën vaak nog doorwerken in onze tijd. En van dwaalwegen kan men toch leren, zou ik willen zeggen!

Maar als men filosofie wil lezen – en daarom ben ik het zo eens met Sloterdijk – dan een is leeshouding belangrijk waarbij men probeert sympathie te vinden voor de filosofie en de filosoof. Wil men een filosofie of filosoof werkelijk van binnenuit begrijpen, dan lijkt me een dergelijke mentale houding een eerste vereiste.

15.3.2006

540

Daar heb ik helemaal niets mee: boekenweek. Ik zie het meer als een soort bedrijfsfeestje of zo'n actie van de kruidenier: dolle dwaze dagen of aanverwante nonsens. Of dat je stikkertjes mag plakken om korting op een product te krijgen alsof we een stelletje kleuters zijn.
Dit jaar heeft de boekenweek het thema literatuur en muziek en als er iets is waarover de gemiddelde schrijver de grootste onzin uit kan kramen dan is het wel muziek. Volgens mij zijn de uitzonderingen op één hand te tellen. Voor schrijvers is muziek een middel, geen doel. Mijn ervaring is dat literaire schrijvers niet noemenswaardig verstandigere dingen kunnen vertellen over muziek dan iemand uit een willekeurige andere beroepsgroep.
Het is sowieso een probleem dat kleeft aan de literaire wereld. Gezien de mate waarin auteurs op televisie verschijnen in allerlei praatprogramma's en panneltjes, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat schrijvers worden geacht overal verstand van te hebben. Schrijf een boek, verkoop het liefst heel veel en je mag je profileren als een belezen en wijs mens op de kijkbuis. Verkoopcijfers verzekert en daar is het de boekenweek werkelijk om te doen.

13.3.2006

539

Ik ben geen academisch geschoold filosoof. Ik ben zelfs geen kenner, hooguit een liefhebber. Ik ben niet in staat om doorwrochte verhalen te houden over een filosoof of een filosofie. Doorgaans spreek ik met enige schroom over filosofie, omdat ik me er altijd bewust van ben dat ik wellicht onzin spreek.
De filosofische boeken die ik lees begrijp ik vaak niet volledig. Ik lees Sferen van Peter Sloterdijk met veel plezier, maar vraag me niet waar het over gaat. Althans, niet alles ontgaat mij, maar wel veel. Zoals het menigmaal gaat met een gedicht: het kan prachtig zijn, maar onmogelijk om aan te geven wat er nu zo mooi is. Zo lees ik filosofie alsof het een literaire vorm is, een literaire vorm die een andere concentratie vraagt dan het lezen van een roman. Ik moet bekennen dat het lezen van een filosofische tekst mij meer boeit en voldoening geeft dan het lezen van een roman.

10.3.2006

538

Ik had hem al meermalen tijdens mijn ontbijt horen fluiten de afgelopen dagen: de vroege vogel. Vanochtend klonk deze wel erg enthousiast en vrolijk. Vast een PvdA- of SP-vogel die een linkse lente aankondigd.

Ik deel deze vroege vrolijkheid niet, de verkiezingsuitslag stemt me hooguit tevreden. Ik ben al jaren lid van GroenLinks en ik heb weer trouw op 'mijn' partij gestemd. Maar wat mijn vrolijkheid tempert is de kiezer. Dat er meer linkse mannetjes en vrouwtjes in de gemeenteraden komen is prima, wellicht maakt het wat uit. Maar de kiezers, die blijven hetzelfde en wie weet waait de wind met deze kiezers straks gewoon weer uit het koude noorden. Zolang de kiezers zelf niet veranderen, zolang de maatschappij niet verandert, maakt het niet echt uit wie het stof in het pluche mag doen laten opwaaien.

Maar het vogeltje zingt mooi. Zoals het gebekt is.

8.3.2006

537

Toch is het een prettige gedachte dat een perfect gestemde piano nog altijd onzuiver is.

6.3.2006

536

Hoe mijn belangstelling voor filosofie begonnen is weet ik nog. Ik moet een jaar of veertien, vijftien geweest zijn toen ik in de openbare bibliotheek aan de Wirdumerdijk in Leeuwarden voor de eerste maal op zoek ging naar boeken over filosofie.
Ongetwijfeld was mijn belangstelling gewekt door Richard Wagner. In die tijd was ik helemaal geobsedeerd door de muziek en het leven van deze componist. Op een dag heb ik besloten dat ik ook alle boeken wilde lezen die Wagner had gelezen. Wagner was naar eigen zeggen zeer beïnvloed door het boek Die Welt als Wille und Vorstellung van Arthur Schopenhauer. Of ik dat boek toen op de afdeling 'filosofie' gevonden heb, dat kan ik me niet herinneren. Ik heb in mijn jeugd geprobeerd Die Welt te lezen in het Duits, maar het was te moeilijk.
Wel herinner ik me een ander boek. Titel en schrijver ben ik kwijt, maar het ging over het Duits idealisme. Waarom ik dat boek uitkoos is me onduidelijk. Wellicht had ik in een kaartenbak gezocht op een onderwerp en was ik op dat boek gestuit. Ook dat boek heb ik niet uitgelezen, maar het is me bijgebleven door één zinsnede. De exacte zin kan ik niet meer boven halen, maar het was een opvatting van Nietzsche. Het kwam erop neer dat filosofie het durven twijfelen was, het durven bevragen van zogenaamde onbetwistbare waarheden.
Het sloeg in als een bom en sindsdien heb ik belangstelling voor filosofie en voor Friedrich Nietzsche in het bijzonder. Het was het begin van mijn intellectuele pubertijd.

3.3.2006

535

Vroeger, toen volledige «zelfontplooiing» nog niet het hoogste gebod was, gold zelfbeheersing als een belangrijke deugd. Het niet toegeven aan allerlei aandriften, het jezelf afvragen of bepaalde daden of uitlatingen nu wel of niet verstandig zijn, is volgens Holman een ontoelaatbare vorm van zelfcensuur, een aantasting van je hoogst persoonlijke vrijheid. Je moet immers alles, op elk tijdstip, op elke plaats en tegen iedereen kunnen zeggen.
Het is de meest platte variant van de idealen van de jaren zestig. Die resulteerden toen in wat Jacques de Kadt omschreef als «de rebellie der pubers», de opstand van een generatie die vrijheid zeer eenzijdig interpreteerde als de situatie waarin je niets hoeft, waarin geen grenzen zijn, waarin je je volledig kunt laten gaan. Zelfbeheersing, plicht, verantwoordelijkheid: het leken gruwelijke kluisters die zo snel mogelijk verbroken dienden te worden.

(…)

Het is momenteel een politiek zeer incorrecte vraag, maar zou een deel van de onvrede onder moslims niet voortkomen uit het feit dat onze cultuur wordt ervaren als leeg, kil en louter materialistisch?

Rob Hartmans 'Als het nu eens echt oorlog zou worden…' in: De Groene Amsterdammer 2006/8, 29*

2.3.2006

534

Afgelopen zondag besteedde het televisieprogramma Kruispunt aandacht aan de film Into Great Silence van de regisseur Philip Gröning. Deze film laat in twee uur en veertig minuten een beeld zien van de Kartuizer Orde in het klooster van Chartreuse. In de film wordt slechts getoond: geen spreken, geen voice-over, geen toelichting, slechts de geluiden van het dagelijkse leven aldaar. Het klooster staat bekend om zijn strengheid.
De film komt in het najaar ook in Nederland uit en ik kan er bijna niet op wachten! Ik ben geboeid door mensen die kiezen voor een prinicipieel leven en de keuze voor het kloosterleven in het bijzonder. Ik ben niet kerkelijk of godsdienstig, maar religieuze gevoelens heb ik zeker wel, al ben ik altijd op mijn hoede voor deze gevoelens. Ik vind dat de wereld waarin ik leef wel wat meer stilte, soberheid en contemplatie kan gebruiken. Soms zou ik wensen dat we nog geloofden dat de natuur vol geesten en goden zou zitten, dan zouden we de natuur wellicht met meer respect behandelen.
Het is niet zo, dat ik kritiekloos naar het kloosterleven kijk. Ik heb wel degelijk zo mijn gedachten over de religieuze keuzes die mensen maken. Maar de esthetiek van zo'n leven, dat spreekt me aan. Misschien is mijn kijk te romantisch en is de werkelijkheid helemaal niet zo mooi, dat besef ik wel, maar is dat niet voor een deel wat religie is? Wittgenstein schreef het al: over sommige zaken moet je niet spreken, je moet het tonen. Film kan dat doen.

28.2.2006

533

Schijnbaar had ik de krant niet goed gelezen, want daar lagen ze ineens in de winkel: de eerste delen van de nieuwe Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Deel 1 Stemmen op schrift is geschreven door Frits van Oostrom en beslaat de Middeleeuwen tot 1300. Deel 7 Altijd weer vogels die nesten beginnen is geschreven door Hugo Brems en gaat over de periode 1945-2005.
Ik vond het moeilijk om de delen niet meteen mee te nemen. Gezien de prijs van de boeken leek het me verstandig om eerst de reacties in de pers af te wachten. Trouw en NRC Handelsblad zijn beide zeer enthousiast (het NRC besprak alleen het eerste deel) en dat maakt mijn keuze nog moeilijker.
Ooit vulde ik mijn leesagenda met projecten, projecten die op de achtergrond nog steeds meespelen bij de keuze van boeken die ik lees. De Nederlandse literatuurgeschiedenis was zo'n project. In de loop van de tijd zijn er echter belangrijkere zaken in mijn leven gekomen (gezin en werk) die maakten dat ik prioriteiten moest stellen. Project Nederlandse literatuurgeschiedenis werd in de diepvries geplaatst.
Er is echter iets eigenaardigs met projecten in diepvriezers: ze bederven niet, ze blijven goed geconserveerd. Dit project wil tot leven gewekt worden en zo wordt er weer strijd geleverd tussen gevoel en verstand. Het verstand zegt: geen tijd, geen tijd, dat kan er niet meer bij; het gevoel zegt echter: ja maar, ja maar, het is zo mooi, geschiedenis en literatuur. Zucht.

27.2.2006

532

In hoofdstuk XXV van de Mahavamsa. De grote kroniek van Lanka wordt verhaald hoe koning Dutthagamani alle vijanden (de Damilas) verslaat en het eiland verenigt onder zijn heerschappij.

En dan, gezeten op het terras van zijn koninklijke paleis, prachtig versierd en verlicht met lampen met geurige olie, doortrokken van wierook, rustend op zijn mooie, zachte bed, bedekt met kostbare kleden, temidden van al zijn als nimfen verkleede danseressen, dacht hij terug aan de overwinning en hoe groot deze ook was, er was geen vreugde in zijn hart omdat hij dacht aan de miljoenen mensen die daarbij waren omgekomen.

Mahavamsa. De Grote Kroniek van Lanka, 194

Wat een zak, dacht ik toen. Eerst jaagt hij miljoenen over de kling en vervolgens gaat hij zielig zitten doen in zijn paleis. Maar voorwaar, enkele arahats hebben zijn gedachten opgevangen en komen door de lucht aanvliegen (jawel!) om de koning te troosten:

'Uw weg naar de hemel is door deze daden niet afgesneden. Slechts anderhalve man hebt ge gedood, o heer der mensen. De ene (de hele) had zijn heil gezocht in de Drie Juwelen, de andere (de halve) was enkel nog maar gaan leven naar de vijf geboden. De rest waren ongelovigen en mensen van kwade wil; eigenlijk waren het dieren. Maar wat u betreft: gij zult op velerlei wijze de Leer van de Boeddha in volle glorie laten schijnen. Daarom, o heer der mensen, verjaag die zorgen uit uw hart.'

Mahavamsa. De Grote Kroniek van Lanka, 194-195

Zo, denk je dan, dat zijn dan arahats, mensen die de hoogste staat van verlichting hebben bereikt en klaar zijn om het nirvana in te gaan. Wat zeggen zij eigenlijk? Kom op koninkje, maak je niet zo druk, het waren toch maar ongelovigen die je hebt omgebracht. En het helpt:

Aldus door hen aangespoord, vond de grote koning troost. Nadat hij afscheid van hen had genomen en hun toestemming gegeven had om te vertrekken, legde hij zich neer en dacht: zonder de broederschap zul je geen maaltijd nuttigen. Zo hebben onze vader en moeder ons plechtig laten beloven toen wij als kinderen voor het eerst vast voedsel kregen. Heb ik ooit iets gegeten zonder het ook aan de broederschap te geven? Toen viel het hem in dat hij die morgen, zonder er ook maar één ogenblik bij na te denken, pepers gegeten had bij de maaltijd, zonder daarvoor iets voor de monniken over te laten. En hij dacht: hiervoor zal ik boete moeten doen.

Mahavamsa. De Grote Kroniek van Lanka, 195

Kijk, zo gaat dat. Op de ene bladzijde voelt de koning verdriet om de vele mensen die in zijn naam vermoord zijn, op de volgende bladzijde maakt hij zich druk over het feit dat hij geen pepers gedeeld heeft met de monniken! 't Is ook overal hetzelfde, zelfs in het boeddhisme.

24.2.2006

531

Ongeveer een maand geleden vroeg onze grote zoon of hij even naar de winkel mocht. Nu is hij groot genoeg om zo nu en dan voor een boodschap naar de winkel te gaan, maar ditmaal hadden we niets nodig. Nee, hij wilde met zijn eigen zakgeld naar de winkel. Waar het voor was mochten we niet weten, dat was een verrassing. Toen hij thuiskwam werden we in spanning gelaten, want de verrassing werd verstopt, we moesten geduld hebben. We begrepen er niets van.
Gisteren vierden mijn vrouw en ik dat we dertien jaar geleden verkering kregen. Het bleek ook tijd voor de verrassing. Op zijn slaapkamer moesten we maar in een laadje van zijn kast kijken. Daar bleek een schatkaart te liggen en deze schatkaart leidde ons naar een volgende schatkaart. Die laatste schatkaart leidde weer naar een brief waarop de laatste aanwijzingen stonden. Op de ene plek vonden we een doosje Ferrero Rocher en de op de andere plek een doos Merci.
U kunt zich voorstellen hoe ontroerd we waren. Dat hij helemaal op eigen initiatief met zijn bijeengespaarde zakgeld naar de winkel was gegaan om voor ons cadeautjes te kopen! Een mooier begin van de dag was niet denkbaar!

22.2.2006

530

Gisteren was ik met S. en een groepje jongens naar een jeugdschaaktoernooi in Den Bosch. Ik behoorde niet tot de leiding, ik was slechts een vader die ook meeging en die niet te beroerd was om ondertussen ook een oogje in het zeil te houden.
Na een vermoeiende dag schaken werden de jongens baldadig in de trein. De leidster zat ver weg en de andere begeleider verstopte zich achter een krant. Dus stond ik maar op om de jongens tot de orde te roepen. Jongens, houdt het gezellig, maar zorg dat de overige reizigers in de trein er geen last van hebben.
Dat ging even goed, maar vervolgens moest ik een jongen even ergens anders plaatsen en probeerde ik naar de rest strenger over te komen. Het leek te werken totdat één jongen de grenzen ging verkennen. Opnieuw ernaar toe. 'Maar dat maakt geen geluid, daar heeft toch niemand last van?' 'Nee, maar IK heb er last van en van het één komt het ander en dat wil ik niet'. Concreet en een ik-boodschap, zo heb ik het geleerd.
Tot mijn verbazing werkte het. Misschien wel iets te goed, want de jongens gingen nu met zijn allen stil en glimlachend mij aanstaren. Ik kon er alleen maar om lachen. Zo had niemand last van ze en hadden zij toch lol.

20.2.2006

529

Ik blijf me verbazen over de ophef die over Marokkaanse probleemjongeren gemaakt wordt in vergelijking met de slechts incidentele ophef over gedrag van groepen voetbalsupporters. Jongetje Wilders sprak in verband met de Marokkanen over 'heropvoedingskampen'. Waarom doet dat woord mij toch altijd weer denken aan het communisme in het vroegere Sovjet-Unie of het nationaal-socialisme van het Derde Rijk? Jongetje Wilders, Nawijntje en de kleuterklas van de LPF geven geregeld af op het 'politiek correcte denken'. Wat is er mis met politiek correct denken? Het lijkt me toch de juiste wijze van politiek denken, het is immers correct? Moeten we dan net als zij en Ayaantje politiek incorrect gaan denken?
Crimineel gedrag moet aangepakt worden of de daders nu wit, zwart, geel of bruin zijn, of ze nu Marokkaan, Turk, Antiliaan, Nederlander, Belg of weet ik veel zijn, of ze nu joods, christelijk, mohammedaan of atheïst zijn. Voor het expliciet stigmatiseren van Marokkaanse jongeren door abjecte sujetten als Wilders, daarvoor heb ik maar één omschrijving: discriminatie op basis van herkomst. Janmaat was nog sympathiek in vergelijking met dit tuig.

16.2.2006

528   brieven aan R. (2)

Waarde R.

Dank voor alle brieven die je me gestuurd hebt! Ik heb ze met veel plezier gelezen. Het doet me goed te vernemen dat het je onder omstandigheden goed gaat. De laatste tijd zijn mijn gedachten vaak bij je.
Wel heb ik me verbaasd over de rust in je brieven. Of moet ik schrijven: berusting? Waar is de raaskal gebleven? Waar is die man die opriep om de barricades te beklimmen, wilde vechten voor een omwenteling in de maatschappij? Dat alles met de mond natuurlijk, niet met wapens. Maar nu lijkt het wel alsof je zelfs met je mond zwijgt en alleen zo nu en dan op papier spreekt. En waarover? Het gaat niet meer om idealisme, maar om het er maar het beste van te maken in deze wereld. Wat is het R.? Worden we ouder? Bedeesder? Is het teleurstelling of zijn het de verplichtingen die ons afhouden van hoger honing?
Wat mezelf betreft: wie eenmaal vader is, weet dat hij verantwoordelijkheden heeft. Maar afgezien daarvan: ik heb nooit de hang naar revolutie gehad. Ik heb het gehoopt, maar niet verwacht. Ook dat hele idee om 'het goede voorbeeld te geven' heb ik verlaten. Hoe zou ik kunnen weten wat dan het goede voorbeeld is? En wat goed voor mij is, zou dat goed voor een ander zijn? Ik heb niet de illusie dat ik enige invloed zou kunnen hebben op gedrag en gedachten van anderen. Misschien op dat van mijn kinderen, maar ook dat is op lange termijn ongewis. Ooit komt de tijd dat ze honderdtachtig graden kunnen draaien, hun vader de rug kunnen laten zien en hun eigen weg gaan. Heb ik dat zelf niet gedaan ten opzichte van mijn eigen vader? Nee, ik hoop mijn kinderen zelfvertrouwen mee te geven. Ik hoop dat ze op een voor henzelf acceptabele manier eigen keuzes kunnen maken, al zouden het mijn keuzes niet zijn.
Soms doe ik 's ochtends de deur naar buiten open en denk: want is dit voor wereld die ik nu betreed? Kom ik van een andere planeet? Wat doe ik hier? Wat is dit toch voor een wereld waar mensen samendrommen in stadions, niet om een dictator toe te juichen, niet alleen om volwassen mannen achter een balletje aan te zien rennen, maar om de laatste eer aan een doodskist te brengen? Er is niets mis met middelmatigheid, er is zelfs niets mis met domheid, maar wat is het toch dat dit soort massagedrag mij zo somber maakt? Wie kan mij uitleggen waarom een wandeling door winkelstraten met al die chagrijnige en ontevreden mensen die hun welvaart in plastic zakken voortsjouwen bij mij een behoefte doet ontstaan om te vluchten? Weg van hier! Maar waarom heb ík dat en waarom hebben die mensen dat niet?
Ik kan niet zoals jij vluchten naar een ver land en me verstoppen in een huis op een berghelling en mezelf onderdompelen in louter hoogstaande literatuur en filosofie. Ondanks alle afschuw van de wereld waarin ik leef is er ook een nieuwsgierigheid naar het 'waarom'. Waarom kiezen mensen juist in een wereld van luxe en welvaart voor een leven dat niet hun eigen keuze is. Waarom kiezen zij een leven dat voorgeleeft wordt op de televisie, in films en soaps. Wat is nog vrijheid van keuze als mensen alleen maar slaafs achter de laatste mode en hebbedingetjes aan rennen? Waar is nog aristocratie van geest als mensen zich laten verleiden door volksmenners met charisma? Waar is nog authenticiteit, wie durft er nog maskers af te zetten? Wie kiest er nog voor waarachtigheid en schoonheid? Voor waarheid desnoods?
Ach, het is van alle tijden. Misschien moet ik het leven inderdaad zien als een spel. De regels en de buitenkant veranderen voortdurend, maar de kern blijft hetzelfde. Het is vechten tegen de bierkaai. Ik kan hier schrijven wat ik wil. Ik kan enthousiast doen over literatuur en muziek, het heeft geen enkele zin. Sommigen zullen het aardig vinden om erover te lezen, maar alleen omdat zij die liefde herkennen. Verder zal het niemand verleiden om eens anders tegen de wereld aan te kijken. Waarom zouden ze? Webloggen is preken voor eigen parochie. De mensen met voldoende inkomen, een dak boven hun hoofd en liefde en aandacht in hun omgeving zijn zelfgenoemzaam R., die hebben mijn geouwehoer niet echt nodig. Het is een leuk tijdverdrijf (en je weet wat ik van het woord 'leuk' vind!).

Ooit zal deze tijd wellicht omschreven worden als het tweede tijdperk van de donkere Middeleeuwen. Men zal zich verbazen over hoeveel aanhangers de materialistische godsdienst zonder god – het kapitalisme; ook wel: liberale markteconomie – had. Men zal zich verbazen met hoeveel gemak de postmoderne mens de aarde verziekt. Zoals de blikken in het eerste tijdperk van de donkere Middeleeuwen gericht waren op God, zo zijn de huidige blikken slechts gericht op de beurskoersen en sportuitslagen. Ik heb niet de moed om tegen het kapitalistisch fundamentalisme te strijden. Aan het mechaniek van behoeften creëeren en behoeften bevredigen kan ik mijzelf namelijk ook niet onttrekken. Dus probeer ik mijn maatschappelijke plichten te doen en te genieten van het samen-zijn met vrouw en kinderen. Ik probeer een vriend voor vrienden te zijn en speel zo nu en dan een zinloos partijtje schaak. En humor, R., humor. Laat ons lachen! Heel hard.

Houdt moed!

jwl

15.2.2006

527

Toch vinden de meeste mensen het prettiger om te geloven in volmaaktheid dan in onvolmaaktheid. De notie van onvolmaaktheid wakkert niet alleen existentiële angsten aan, maar stelt ook – door simpele oplossingen voor alle menselijke problemen uit te sluiten – veel hogere intellectuele eisen aan ons dan het utopisme. Niet elk probleem kan worden opgelost met een paar eenvoudige abstracte principes die, als ze maar streng genoeg worden opgevolgd, naar de volmaaktheid zullen leiden.

Theodore Dalrymple 'Het egoïsme van Ibsen' in: Trouw. Letter & Geest 11 februari 2006, 2*

14.2.2006

526

Zij stond aan de ene kant van de trambaan, ik aan de andere kant.

We keken elkaar aan.

Toen stak zij de trambaan over en ik ook.

We hadden allebei hetzelfde doel.

13.2.2006

525

In 519 schreef ik dat ik het boek Chess Bitch van Jennifer Shahade een volstrekt uniek boek vond. Dat vind ik nog steeds al valt toch wel wat op het boek af te dingen. Sinds ik het boek uit heb, loop ik me af te vragen wat het nu precies is, dat me niet bevalt. Want ik vind het een geweldig boek, maar niet omdat het zo goed geschreven is.

Soms wekte het boek bij mij het idee dat je met iemand aan de bar een goed gesprek aan het voeren bent. Tijdens het gesprek passeren er allerlei onderwerpen de revue en er is één rode draad in het gesprek: het gaat over vrouwen in de schaakwereld. Hoe kan het, dat juist in een sport waar fysieke verschillen niet zouden hoeven uitmaken, toch een achterstand in niveau is tussen mannen en vrouwen. Vele redenen komen aan bod: historische, sociale, biologische, politieke, culturele enz. enz. Maar dat zijn omstandigheden en verklaren niet waarom vrouwen bij gelijke omstandigheden minder goed zouden kunnen schaken.
Ondertussen komt de geschiedenis van het vrouwenschaak aan bod: vanaf de flegmatische Vera Menchik, de eerste wereldkampioen van het vrouwenschaak, en de wereldse, flamboyante Sonja Graf tot en met Shahade zelf die in 2004 Amerikaans kampioene werd. Tussendoor bezoekt Shahade de gehele wereld. Ze beschrijft de vele Georgische schaakvrouwen en de rappe opkomst van het vrouwenschaak in China. Ze vertelt over schaaksters in Zuid-Amerika, Afrika en maakt contact met arabische vrouwen op een schaakolympiade.
Het lezen van een boek is echter niet een goed gesprek aan een bar, hoe aangenaam het gezelschap van Shahade ook is. Veel wordt aangestipt maar niet uitgewerkt. Juist in een boek bestaat de ruimte tot verdieping terwijl een gesprek in een café een spontaan en wellicht daardoor vluchtig karakter heeft. Elke keer wanneer ik het gevoel krijg dat het interessant wordt, neemt het gesprek een wending. Bijvoorbeeld: 'On another occasion, Irina [Krush] described her love for shopping as a "passion for finding that perfect item to complete my wardrobe." Irina sarcastically describes herself a "degenerating into a materialistic parasite." Chess is the counterpoint to all this, and what keeps her life spiritually fulfilling. "It's a panacea with which I combat the emptiness."' (blz. 252-253) Een mooie uitspraak, maar Shahade gaat er niet op in, terwijl ik dan wel zou willen weten hoe schaken dan spiritually fulfilling zou kunnen zijn en wat dan precies die emptiness is waar Irina Krush het over heeft. Aan de toog had ik ernaar kunnen vragen.
Daarbij heeft Shahade het geregeld over het feminisme zonder dat duidelijk wordt wat zij en de vrouwen die zij interviewt daar nu onder verstaan. Zonder enige duiding blijft zo'n begrip een vaag en leeg woord. Waar gaat het over als we het over het feminisme in het schaken hebben? Bovendien, een antwoord op de vraag waarom vrouwen vooralsnog achterblijven in schaakniveau krijgen we niet.

Dat ik het boek toch geboeid uitgelezen heb, komt door al datgene wat wel aangestipt wordt. Het geeft een idee hoe dat schaakwereldje eruit ziet. Hoe de huidige wereldkampioene Antoaneta Stefanova de hele wereld over reist, van jetlag naar jetlag, en naast haar schaakleven een leven van hedonisme leidt: roken, drinken, pokeren. Hoe schaakvrouwen neerkijken op het vrouwenschaakcircuit en het slechts gebruiken om door te stomen naar de mannenwereld. Hoe schaakvrouwen vallen voor sterkere schaakmannen en met hen willen trouwen om vervolgens de eigen schaakontwikkeling te zien vervlakken. Hoe in sommige landen succesvolle schaakvrouwen supersterren zijn. Een grabbelton aan onderwerpen dus.
Ik hoop dat Jennifer Shahade het niet laat bij dit boek. Ondertussen heb ik met plezier geconstateerd dat zij is gaan schrijven voor New in Chess, het schaakblad waarop ik geabonneerd ben. Het onderwerp van haar eerste artikel: waarom zijn schakers zo goed in pokeren.

12.2.2006

524

Ik moest tegen de oude zeurpiet. Dat mannetje dat op ledenvergaderingen altijd de verkeerde vragen stelt en vervolgens eindeloos zijn riedeltje afdraait. Altijd maar weer de bekende zielige kleinburgerlijke standpuntjes met zo'n stemmetje van 'hoor je wel hoe oud en zielig ik ben?'. Nooit heb ik van de oude zeur kunnen winnen. Hoe hij het toch elke keer weer flikte om me een remise te ontfutselen was me een raadsel.
Tot gisteravond. Of het nu kwam omdat mijn zoon een paar tafels verder met fris en vrolijk spel ten onder ging tegen een veel betere tegenstandster. Of het nu kwam omdat ik gistermiddag loeihard op mijn walkman naar The Helsinki Concert (You can't do that on stage anymore, volume 2) van Frank Zappa had zitten luisteren. Ik weet het niet, maar ditmaal had ik die oude zeikerd in no time op de knieën. Ha eindelijk! Triomf!

8.2.2006

523

Soms, heel soms, wanneer de herrie en de drukte me teveel worden, dan druppelt het uit de voegen van de muur of stoomt het omhoog uit het trottoir: de Grote Stilte. Het is er niet, maar door alle wereldlijke zintuigelijke prikkels heen kan ik me er aan vastklampen en is het me tot steun.

6.2.2006

522

– Is dit de derde etage?, vraagt een oude dame.

– Jazeker, zegt de cassière, wat wilt u vinden?

Hé, denk ik nog, ze zegt niet 'kan ik u helpen' of 'wat zoekt u', maar 'wat wilt u vinden'. En daar kan ik dan weer eindeloos over nadenken.

4.2.2006

521

Veel clubschakers hebben er last van: ze besteden veel tijd aan schaakstudie om beter te worden in het spelletje. Er worden boeken aangeschaft, veel tijd besteed aan studie van de opening, het middenspel en het eindspel om na enige tijd er achter te komen dat de vooruitgang minimaal is. Wie boven de dertig is, een gezin heeft en wellicht ook nog andere hobby's (zoals ikzelf dus), die rest op een gegeven moment niets anders dan maar gelaten te accepteren dat het schaakniveau nooit substantieel beter zal worden.

In zijn nieuwe boek besteed Jonathan Rowson onder andere aandacht aan dit probleem: waarom is het zo moeilijk voor veel amateurs om beter te worden in het schaakspel. Aan de hand van het overbekende liedje There's a hole in my bucket probeert hij een kant van het probleem uit te leggen. Veel amateurs denken verder te komen door zichzelf vol te gieten met kennis, kennis en nog eens kennis, ervaren tijdelijk dat er wat vooruitgang in hun spel zit om na enige tijd te moeten constateren dat ze eigenlijk geen stap verder komen, omdat er een gat in de emmer zit. De cirkelredenering in het liedje moet aldus Rowson doorbroken worden en hij komt met het prachtige, volgende alternatief:

There's a hole in my bucket, dear Liza, dear Liza
There's a hole in my bucket, dear Liza, a hole!

Your mind is not a bucket, dear Henry, dear Henry
Your mind is not a bucket, dear Henry, a bucket.

But there's a hole in my bucket, dear Liza, dear Liza
There's a hole in my bucket, dear Liza, a hole.

Get over your bucket! Dear Henry, dear Henry
Get over your bucket! Dear Henry, get over it!

But how will I fetch knowledge, dear Liza, dear Liza
How will I fetch knowledge, dear Liza, to improve?

Your knowledge is not fetched, dear Henry, dear Henry
Your knowledge is not fetched, dear Henry, it is constructed.

Jonathan Rowson Chess for zebras, 16

Deze manier van denken is voor mij niet helemaal nieuw. Inzicht bereikt men niet door het louter vermeerderen van kennis. Het fragment van Rowson deed me dan ook onmiddellijk denken aan het zenverhaal van Nan-in, de professor en het theekopje. Dat vind ik ook het boeiende aan de boeken van Jonathan Rowson, dat hij een typische westerse wijze van denken confronteert met een eerder oosterse wijze van denken. Getuige ook het volgende fragment:

When you know what you know, bishops are bishops, knights are knights, and pawns are pawns.
When you start to unlearn, bishops are no longer bishops, knights are no longer knights, and pawns are no longer pawns.
When you feel the benefit of unlearning, bishops are again bishops, knights are again knights, and pawns are again pawns.

Jonathan Rowson Chess for zebras, 18

Ik heb een zwak voor schrijvers die op deze manier een andere visie durven presenteren. Het gaat mij hier nog niet eens zozeer om het schaken, want wat Rowson hier schrijft over schaken kan gemakkelijk vertaald worden naar andere bezigheden. Ik vermoed dat vele typische westerse problemen mede opgelost zouden kunnen worden door te leren van een meer oosterse (aziatische) manier van problemen oplossen. Het vergaren van steeds meer wetenschappelijke kennis boeit me, maar het lijkt de problemen in de wereld niet adequaat op te lossen. Er schijnt een gat in onze emmer te zitten en in onze westerse pogingen om dat gat te dichten draaien we maar rond in cirkels. Dit is één van de redenen waarom ik belangstelling voor boeddhisme en taoïsme zou willen aanmoedigen. We must get over our bucket!

3.2.2006

520

Webloggen heeft een verslavend aspect. Niet alleen neem ik de vraag zit er een log in? mee de dag in, ook het op gezette tijden loeren naar eventuele reacties en bezoekersaantallen kan dwangmatige vormen aannemen.
Wanneer ik dat dwangmatige bij mezelf bespeur dan heb ik de neiging om er helemaal mee te stoppen. Na enkele dagen zakt die ergenis weer en voordat ik het weet vormen er zich weer allerlei ideeën in mijn hoofd.
De afgelopen dagen zat ik er zeer dicht tegenaan om het webloggen aan de wilgen te hangen. Ik moet echter toegeven dat ik wel zeer gehecht ben geraakt aan deze manier van communiceren. Ik vind schrijven boeiend en daarnaast is het webloggen voor mij een mooie kapstok om bezig te blijven met het maken van lay-outs.
Nou ja, ik wil maar zeggen: u bent dus nog niet van me af.

1.2.2006

519

Toen was er zomaar uit het niets dit boek. Een boek dat ik aanvankelijk beoordeelde op het uiterlijk en de titel en daardooor niet serieus nam. Uit recensies bleek echter dat ik verder moest kijken dan deze misplaatste marketing en dat de inhoud vele malen interessanter is dan het voorkantje laat vermoeden. Gisteren heb ik de eerste twee hoofdstukken gelezen en ik denk dat dit boek in de schaakliteratuur volstrekt uniek is.

I was angry, overwrought, and couldn't control my aggression and desire to win at any cost. It was the first time I had felt such intense killer instincts, and when I went to the bathroom to splash water on my face, I looked in the mirror and wondered, Is this what it means to play like a man?

Jennifer Shahade Chess bitch, 1

26.1.2006

518

Het is me gelukt. Ik heb er weken over gedaan, maar het is me gelukt. Voordat ik weer in een nieuw boek zou beginnen wilde ik eerst die stapel tijdschriften en oude krantenbijlagen weggewerkt hebben. Gisteravond bleek de stapel tot niets gekrompen te zijn.
Nu voorkomen dat er weer zo'n stapel ontstaat. Kranten en tijdschriften hebben mijn liefde net zo zeer als boeken, maar ik heb besloten mijzelf op rantsoen te zetten. Een overvolle 'leesagenda' leidt tot afraffelen, frustratie en het gevoel nooit ergens aan toe te komen en nooit ergens tijd voor te hebben, hetgeen onzin is. Ik wil me beperken en overtollige ballast vermijden. Alleen, keuzes maken is niet mijn sterkste kant.

25.1.2006

517

Het probleem van de oude politieke correctheid was dat iedereen klakkeloos tot slachtoffer werd verklaard en de schuld altijd gelegd werd bij omstandigheden, de erfenis van het kolonialisme, discriminatie, een verkeerd milieu, sociale achterstelling. Het probleem van het huidige klimaat van antipolitieke correctheid is dat de schuld alleen nog maar gelegd wordt bij het individu, alsof er helemaal geen sociale omstandigheden bestaan — laat staan dat wij ons voor die omstandigheden verantwoordelijk hoeven te voelen.
(…)
De antieke politieke correctheid en de huidige antipolitieke correctheid zijn twee kanten van dezelfde medaille. In beide gevallen gaat het om het simplificeren van een complexe werkelijkheid, vanuit een positie van vermeende morele superioriteit.

Bas Heijne 'Daders en slachtoffers' in: NRC Handelsblad. Opinie & Debat 14 januari 2006, 19*

25.1.2006

516

Vanochtend voelde ik de behoefte om een halte eerder uit te stappen. Ik wilde nog even wandelen langs de grachten. Het centrum van de grote stad Amsterdam is in de vroege ochtenduren erg sfeervol. De winkels zijn gesloten en de meeste toeristen laten zich nog niet zien. Voorbijgaande mensen zijn net als ik onderweg naar hun werk. De zon komt op achter de grachtenpanden, het water van de grachten is zwart. De stilte trekt langzaam weg.

24.1.2006

515

Het Toernooi is voor mij niet bijzonder succesvol verlopen. Deels kwam dat omdat ik qua speelsterkte absoluut de underdog van het viertal was, deels kwam dat, omdat ik in de weekend last had van een pijnlijk fysiek ongemak. Laat ik zeggen: ik wist niet wat het inhield, maar nu weet ik wat aambeien zijn … Weinig geslapen, veel pijnstillers. Gelukkig waren de stoelen van hard kunststof, zo kon ik de pijn wat wegdrukken.
Toch heb ik drie goede partijen gespeeld. Vrijdagavond had ik kansen, maar die vervlogen na vier uur spelen. Ik was niet meer allert, maakte een ernstige fout en gaf op.
De tweede partij met zwart verliep ronduit goed. Ik stond gewonnen toen ik opnieuw in het vierde uur een fout maakte en moest berusten in remise.
In de derde partij kwam ik na 21 zetten eveneens gewonnen te staan. "Ditmaal maak je het wel af hè" zei mijn tegenstander bemoedigend. In plaats daarvan heb ik hem remise aangeboden. Ik was daas van de pijnstiller en een slapeloze nacht, ik zag het niet meer zitten om nog een lange zit te maken en de partij tot winst te leiden daarbij nog allerlei valkuilen omzeilend. Mijn tegenstander toonde alle begrip en werd door deze remise zelfs nog tweede (en dus een prijs). Ik ben daarentegen laatste geworden met slechts twee remises.
Ik ben tevreden over mijn spel. Tegen drie sterkere tegenstanders heb ik kansen gehad en beter gestaan. 't Is alleen jammer dat ik niet fit was.

16.1.2006

514

Van 13 tot en met 29 januari vindt weer het Corus Chess Tournament plaats in Wijk aan Zee. Net als in voorgaande jaren ben ik weer van de partij in het weekendtoernooi dat morgenavond begint. Alhoewel veel hetzelfde zal zijn is er toch één groot verschil: ik heb nu een rijbewijs en ik kan nu met de auto gaan. Niet meer de reis met de trein van Utrecht naar Beverwijk en vervolgens met de bus naar Wijk aan Zee, maar de luxe en gemak van een eigen auto.
Het Corus Toernooi zou je een grand slam van het schaken kunnen noemen, waarbij het toernooi in Linares in Spanje nogal eens het Wimbledon van het schaken wordt genoemd. Een groot deel van de schaaktop komt in Wijk aan Zee bijeen om in drie grootmeestergroepen te kijken hoe de krachtsverhoudingen liggen en hoe de nieuwe talenten aan het schaakfirmament zich ontwikkelen. Daarnaast wordt er voor de club- en huisschakers diverse toernooien georganiseerd. Het weekendtoernooi is daar één van.
In zo'n vierkamp worden de deelnemers naar niveau in groepen van vier verdeeld. Elke deelnemer speelt een partij tegen de overige drie groepsleden. Na deze drie ronden is er dan een eindstand. Drie partijen, elke dag één. Ik zag op de website van het toernooi dat de weekendvierkampen met 476 deelnemers weer helemaal vol zit.
De charme van dit toernooi is toch elke keer weer de diversiteit van de deelnemers: van jong tot oud, meisjes en jongens, vrouwen en mannen, 8 jaar of 88 jaar, beginneling of gevorderde: het maakt allemaal niet uit, een ieder komt enthousiast zijn sport beoefenen.
Het betreden van de sporthal waar morgen weer honderden schaakborden zullen klaarstaan, is voor mij zolangzamerhand een beetje thuiskomen. Bijna iedereen speelt in dezelfde ruimte, al kan men door een afscheiding niet tussen de tafels van de grootmeesters rondlopen. Voor wie er gevoelig voor is, is het een bijzondere ervaring om zo dicht bij de 'goden' je eigen partij te spelen en zo nu en dan even een blik te werpen op de Olympus: daar spelen de helden waar ik de rest van het jaar over lees in de schaaktijdschriften en –websites.

12.1.2006

513

De gedachte ik moet nog zoveel lezen doemt steeds vaker op en dat is geen goed teken. Er begint haast in mijn lezen te komen, de concentratie neemt af. Soms vraag ik me ineens af wat ik eigenlijk allemaal gelezen heb en dan weet ik het niet meer. Mijn ogen bewegen wel over de letters, maar ze lezen niet: ik dagdroom terwijl ik lees. Het is weer tijd voor bezinning.

11.1.2006

512

Soms wanneer ik met anderen spreek over maatschappelijke problemen – zoals armoede, milieuvervuiling, het consumentisme, de zelfverrijking, de hufterigheid in het sociale verkeer enz. – schrik ik van mijn sombere toon en het pessimisme dat er uit spreekt.

10.1.2006

511

Onder 508 schreef ik een tekst over van de cd Kabonka van de band Ambrozijn. Na enig zoekwerk vond ik de tekst bij de dbnl. Het orgineel komt uit Refreynen int sot amoureus wijs gedrukt door Jan van Doesborch te Antwerpen. De tekst waarop het citaat gebaseerd is kan achter deze link gevonden worden.

9.1.2006

510

ANP-nieuws over de ontruiming en de kap van het bos Schinveld. Machteloze woede. Vloeken en tieren. De hufters, het tuig. Mijn afkeer voor alles wat een uniform draagt is weer helemaal op peil. Ik word er ziek van.

9.1.2006

509

Het feest der herkenning! Een stem die ik zo graag hoorde, maar zo lang niet meer gehoord had. Fragiel, aarzelend en met liefde voor de muziek die ze presenteert op de radio: de stem van Marijke Ferguson. Ooit had ze een programma op zondagochtend bij de NOS, dat – als ik het me goed herinner – Ars Musica heette. (Of was het Musica Religiosa et Profana?) Tegenwoordig lijkt ze haar uur te mogen vullen op zondagochtend bij De Concertzender (alwaar ik zelf ruim negen jaar geleden op de maandagavond live de oude muziekavond presenteerde) onder de minder mooie naam Het Radio Muziek-essay. Alhoewel ze duidelijk een deskundige is op het gebied van de Oude Muziek (ze is blokfluitiste als ik me niet vergis), laat ze niet alleen Oude Muziek horen, integendeel. Op weergaloze wijze weet ze door alle genregrenzen heen verbanden te leggen. Het ene moment luister ik naar jazz, het volgende moment naar muziek uit China, dan weer hoor ik een middeleeuws organum voorbij komen of een nocturne van Chopin. Dat alles verbindt ze met een presentatiestem die absoluut onconventioneel is. Ze laat stiltes vallen, formuleert bedachtzaam en ze heeft eenvoudigweg iets te vertellen. Een aanrader voor de zondagochtend!

9.1.2006

508

adieu mijn hertelic troost seer soet
adieu mijn weertste liefste bloet
adieu mijn alderschoonste dach
adieu confoort alle mijns lijdens boet

adieu om wien ic roep o wach
adieu mjin hoogste medecijn
adieu want ic nooit geen liever en zag
adieu het moet ghescheyden sijn

adieu lief die mi met sorghen voet
adieu voort meer sonder verdrach
adieu lief na u is al mijn ghevrach
adieu dit doet so groten pijn

adieu het moet ghescheyden sijn

adieu reyn spieghel van seden soet
adieu die mi dicwil versuchten doet
adieu in mi was noyt sulck verdrach
adieu mijn troost zijt wijs en vroet

adieu mijn lief mijns leedts verjach
adieu mijn vrucht nu mij eeuwig ach
adieu en blijf die liefste mijn
adieu dit doet zo'n grooten pijn

Ambrozijn 'Adieu' op cd Kabonka

8.1.2006

507

Na afloop van de schaakpartij zaten we nog even aan de bar. Hij bleek vriendelijker dan ik tijdens de partij durfde vermoeden. Misschien had ik me teveel gestoord aan zijn passieve, op remise gerichte spel. En remise was het geworden. De saaiste partij die ik in jaren gespeeld heb.
Net terug uit Nieuw Zeeland, vertelde hij. Weliswaar gepensioneerd als bioloog, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Het was zijn tweede reis naar Nieuw Zeeland geweest en opnieuw had hij zeker tien nieuwe planten ontdekt. Als je nieuwe planten vond mocht je ze ook een naam geven en die naam was dan altijd verbonden met je eigen naam. Zo leefde hij voort als hij er zelf niet meer was, zei hij.

5.1.2006

506

Het boek waar ik 27 september over schreef heb ik ondertussen met veel plezier gelezen: Rood Kwik van Alwin van Ee. Ik was er erg nieuwsgierig naar, omdat ik de schrijver ervan een tijdlang gekend heb.

Een "Exotische thriller in de beste Nederlandse traditie." - Tomas Ross staat er op de omslag. Nu ben ik niet de aangewezen persoon om daar over te oordelen: dit boek is het eerste boek in het genre thriller wat ik ooit gelezen heb. Toch zou ik het geen thriller willen noemen, daarvoor vind ik het niet spannend genoeg. Dat ik het boek heb uitgelezen komt eerder door mijn nieuwsgierigheid dan door de vermeende spanning. Voor mij was dat genoeg.
Een groot gedeelte van het boek speelt zich af op Cuba. De beschrijving van de zoektocht van de hoofdpersoon deed me zo nu en dan aan een reisgids denken. Daarnaast ontmoet de hoofdpersoon allerlei Cubanen en het zijn deze ontmoetingen die ik mooi vond om te lezen.
De rest van het boek speelt zich voornamelijk af in mijn woonplaats Utrecht en dat is het feest der herkenning. Sommig anecdotes zoals die bij kapper Memet in de Amsterdamsestraatweg herken ik uit de tijd dat ik contact had met Alwin. Ook hier allerlei wetenswaardigheden rond bekende locaties die het boek voor mij erg aantrekkelijk maakt.
Alwin heeft geen grootse opvallende schrijfstijl, maar misschien is het hem daar ook niet om te doen. Uit een interview met Alwin (te lezen op zijn website) blijkt, dat het hem vooral gaat om entertainment. Daar is hij goed in geslaagd, het boek is absoluut geen gortdroge politieroman geworden. Zijn humor is subtiel, raak en zeer vermakelijk. Het verhaal krijgt de functie van een kapstok waar hij zijn verhalen over de mensen op Cuba en de belevenissen in Utrecht kan ophangen. Dat betekent dat de verwachtingen die het citaat van Tomas Ross wekt tijdens het lezen moeten worden bijgesteld en ik weet niet of iedereen daartoe bereid is.

Alwin van Ee kan absoluut schrijven en verhalen vertellen. Ik ben dan ook zeer nieuwsgierig naar zijn volgende boek. Wellicht weet hij me langzaam maar zeker te verleiden tot de misdaadroman!

Ondertussen ben ik alweer in een geheel ander boek bezig, eveneens een boek dat ik niet snel zelf gekozen zou hebben. Hoe ik op dit boek gekomen ben laat ik even in het midden. Je komt niet weg uit Hollywood van Maartje Duin is anders van toon dan het boek van Alwin, maar met zeker zoveel humor en mooie observaties. Zelfspot en een talent om de mensen die ze ontmoet in het verre Los Angeles te typeren, maken het boek tot een boeiend verslag van een wereld die enerzijds zo op de onze lijkt, maar anderzijds verschrikkelijk anders is. Ik kan het alleen maar aanbevelen en wie weet kom ik er binnenkort nog eens op terug.

2.1.2006