Ik probeer tevreden te zijn met met wie ik ben en wat ik heb. Ik geef niet om luxe, al ervaar ik mijn gezondheid, voldoende eten en te drinken, een dak boven mijn hoofd, een paar vrienden en (jawel!) mijn boekenbezit als een grote luxe. En - het is een cliché - ik beschouw mijn kinderen als mijn grootste rijkdom. Ik probeer vriendelijk te zijn, openhartig en daarbij de rust te bewaren. Ik haast me niet en wacht rustig gelegenheden af, ik hoef niet zonodig voorop te lopen. Zo wandel ik door het leven, niet spectaculair, onopvallend, onbelangrijk, maar toch enigszins hoopvol.
28.6.2024
2010 dagboek van een lezer (34)
week 25
donderdag, 20 juni 2024. – Stel dat je in een café een academische geschoolde filosoof tegenkomt die zeer enthousiast begint te vertellen over Japan, over de Japanse vechtsporten, hoe je daar leert 'denken met je lichaam' en wat de verschillen zijn tussen oosterse en westerse filosofie en hoe ze elkaar beïnvloed hebben. Je krijgt er geen woord tussen en de informatiedichtheid is groot. Daarbij vergeet onze filosoof geregeld dat hij te maken heeft met iemand die niet academisch geschoold is in de filosofie. Die iemand schudt ja en nee en mompelt interessant, denkt zo nu en dan iets op te steken, denkt zo nu en dan dat er zich iets verhelderd, maar is al snel de draad weer kwijt. De filosoof vertelt associatief, slaat geregeld af, neemt omwegen en als luisteraar denk je voortdurend, ja, waar gaat dit naar toe, wat wil hij me nu eigelijk vertellen? Eigenlijk ben ik allang de draad kwijt, maar hij vertelt zo boeiend en het interesseert me ook, maar ik heb geen flauw idee wat ik ermee moet. Wel, dit is zo ongeveer hoe ik heb boek Waar geen wil is, is een weg van Henk Oosterling ervaar. Elke keer denk ik 'laatste ronde', maar toch ben ik nieuwsgierig hoe het verder gaat en schenk ik mezelf maar weer een hoofdstuk in, in de hoop dat ik terloops nog wat inzichten opdoe.
Deze week schrijf ik minder. Ik lees artikelen in het nummer van DW & B over literatuur en videogames en al zijn er betere artikelen, zijn er soms interessante passages, ik blijf het probleem behouden dat ik niet in videogames geïnteresseerd ben en maar al te vaak geen idee heb waarover geschreven wordt. Daarbij aarzel ik om de poging om videogames te verheffen tot een kunstwerk geloofwaardig te vinden. Maar ik wil er niet teveel over schrijven, want ik voel me een buitenstaander die geen idee heeft waarover hij schrijft.
Ook de bezwaren tegen het boek van Woei-Lien Chong zijn niet onoverkomelijk vooralsnog. Tijdens het lezen erger ik me geregeld en ik zou erover moeten schrijven, maar ik heb het overzicht van mijn kritiek nog niet.
Maar ik geniet met volle teugen van het boek van Ross King De Boekhandelaar van Florence. Ik lees graag boeken en ik lees ook graag boeken over boeken, over en van boekenverzamelaars (Anne Fadiman Ex Libris!), zelfs een geschiedenis van de boekenkast – wat het boek The Book on the Bookshelf van Henry Petroski eigenlijk is – heb ik met heel veel plezier gelezen. De boekhandelaar van Florence speelt zich af in de tijd dat de renaissance in een stad als Florence begon te ontluiken en boeken steeds belangrijker werden. Men kreeg weer belangstelling voor teksten uit de Oudheid en aangezien veel verdwenen was, waren er Italianen die stad en land (of beter: klooster en land) afzochten naar oude manuscripten die wellicht nog ergens verborgen lagen onder lagen stof in een verborgen en vergeten ruimte in een kloosterbibliotheek. Zo was het bekend dat er een boek van de Romein Quintilianus moest bestaan. Er waren wel fragmenten en delen van het boek Institutio oratoria bekend, maar het complete werk ontbrak. Totdat.
Ook al was de bibliotheek van Sankt Gallen niet erg geordend, ze leverde algauw enkele interessante boekdelen op. Poggio zou Vespasiano later vertellen hoe hij een boekdeel met zes redevoeringen van Cicero vond 'in een stapel oud papier bedoeld om weg te gooien'. Op de boekenplanken troffen ze ook werken aan als Vitruvius' tiendelige Over architectuur en een handschrift van het onvoltooide epos Tocht van de Argonauten van de Romeinse dichter Valerius Flaccus – 'stuk voor stuk uiterst belangwekkende werken', aldus Vespasiano. Hoe belangwekkend of interessant ook, geen van deze teksten was de jongemannen onbekend. Zo waren er in Florence minstens twee kopieën van Vitruvius te vinden, waaronder een in het bezit van Giovanni Boccaccio, die net als de rest van zijn manuscripten – een verzameling van 160 codices – opgeslagen lag in de kloosterbibliotheek van het Santo Spirito.
Pas toen de drie mannen de bibliotheek verlieten en de toren van de abdijkerk betraden, waar nog meer boeken lagen opgeslagen – of zoals Poggio het noemde, gevangenzaten in een sombere donjon – deden ze hun grootste ontdekking. Aanvankelijk gruwden ze van de aanblik die hun wachtte: de boeken waren vreselijk verwaarloosd en de toren was stoffig, schimmelig en beroet, en wemelde van de insecten. De tranen schoten de drie mannen in de ogen en ze spraken harde woorden over de barbaarse behandeling die de Latijnse literatuur te beurt viel. Rustici noemde de abt en monniken boos 'vervloekt uitschot' – hoewel hij moest toegeven dat de Italianen hun grootste erfgoed eveneens schandalig hadden verwaarloosd. De ontzetting veranderde echter algauw in ongeloof en vreugde toen ze in deze ellendige puinhoop een boek terugvonden dat vijf eeuwen lang spoorloos was geweest: een volledig afschrift van Quintilianus' Institutio oratoria.
Ik smul hiervan en Ross King serveert het gerecht ook heerlijk op. Toch baseert hij zich op bronnen, zo schijnt een groot deel van de briefwisseling tussen de boekenjagers Poggio (ook wel Poggius Bracciolini) en Niccolò Niccoli (ook wel Nicolaus De Niccolis) bewaard gebleven. Mede dankzij deze mannen is veel uit de Griekse en Romeinse oudheid teruggevonden. Ik kijk nu in ieder geval heel anders naar mijn exemplaar in een Nederlandse vertaling door Piet Gerbrandy van Quintilianus' De opleiding tot redenaar. Deze vertaling omvat meer dan zeshonderd bladzijden, dus het moet niet alleen een bijzondere vondst geweest zijn, ook een omvangrijke. Overigens legt Ross King ook nog even uit hoe het toch kan dat zoveel Griekse en Romeinse literatuur verdwenen was. Veel had natuurlijk te maken met de christenen die hun neuzen ophaalden voor deze heidense denkers, maar het had zeker ook te maken met het materiaal waarop de boeken aanvankelijk waren overgeleverd. Maar hoe dat zit, dat moet u maar zelf gaan lezen.
23.6.2024
2009
Ik vergelijk het wel eens met een kaleidoscoop, u weet wel, zo'n koker waar je in kan kijken en waarin door middel van spiegels gekleurde elementen een mandala-achtige vorm aannemen. Soms moet je schudden, soms kun je het uiteinde van de kaleidoscoop draaien, waardoor een nieuw kleurrijk beeld ontstaat. Stelt u zich eens voor dat we in onze hersenen een bril hebben met glazen waardoor we kaleidoscopisch naar de wereld kijken. De kleuren zijn dan de concepten waarmee we kijken. Dat we allemaal een gekleurd wereldbeeld hebben, dat zullen maar weinigen ontkennen. Dat we die concepten kunnen bevragen, dat we ze kunnen relativeren, dat we ons bewust kunnen worden van de wijze waarop we naar de wereld kijken, dat lijken wel vaardigheden die mensen in de loop van hun leven verliezen. Er zullen mensen zijn die vinden dat je door middel van meditatie van die concepten af moet komen, dat als je die gekleurde blik kwijt raakt, dat je dan de wereld zuiver ziet. Mogelijk, maar ik heb dan altijd de vrees dat ik dan ook mijn persoonlijkheid verlies en ik hou van mijn kleuren. Voor mij is het voldoende om me bewust te zijn dat ik een gekleurd wereldbeeld heb en dat ik niet altijd kan weten hoe dat precies gevormd is en hoe dat precies gevormd wordt. Wel schep ik er plezier in om - al was het maar als gedachtenexperiment - de mentale kaleidoscoop zo nu en dan doorelkaar te schudden of aan het uiteinde te draaien om eens te kijken wat voor een kleurcombinatie dat oplevert. Ik geef toe, ik moet wel steeds harder schudden en draaien, want mijn innerlijke kaleidoscoop begint steeds roestiger te worden. Maar lezen, films kijken, muziek luisteren, schrijven, nieuwe wegen bewandelen, het maakt dat de roest zo nu en dan oplost en de kleuren in beweging komen. Dan zou ik graag andere mensen doorelkaar willen schudden. Kijk, luister, voel! Gebruik je zintuigen! Sping op en neer, draai rondjes! De wereld is kleurrijker dan/als je denkt! Daar heb je geen spirituele shit voor nodig, je fantasie is voldoende.
17.6.2024
2008 dagboek van een lezer (33)
week 24
maandag, 10 juni 2024. - Ik ben toe aan het laatste nummer van Dietsche Warande & Belfort uit 2023, met als onderwerp literatuur en videogames. Nu lees ik tijdschriften ook om kennis te maken met schrijvers en onderwerpen waar ik anders misschien aan voorbij zou gaan. Ik heb niets met videogames, alles met literatuur, maar of die combinatie aan mij besteed is … Het tweede artikel Gamen is lezen van Ronald Meeus is een kleine geschiedenis van games die tekst gebruiken in het spelelement. Het resulteert in een oeverloze opsomming van games waar ik nooit van gehoord heb. Ik lees het uit, maar het ontgaat mij waarom dit interessant zou zijn. Het doet me denken aan zo'n lage, fluisterende, doorrookte mannenstem die op de radio (het vroegere Eurojazz?) een jazznummer aankondigd en daarbij de namen noemt van bandleden die toen en toen nog samenwerkten met die en die bij het opnemen van dat en dat nummer in een of ander jaartal en dat eindeloos verder waarbij je uiteindelijk denkt, ach, laat dat nummer ook maar zitten.
* * *
donderdag, 13 juni 2024. - Gisteren kwam het nieuwe boek van Woei-Lien Chong over het daoïsme binnen. Ik herinner me dat ik het eerste boek Filosofie met de vlinderslag zeer boeiend vond en daarom was ik nieuwsgierig naar het tweede boek Leren laveren. Alhoewel ik al teveel bezig ben in teveel dikke boeken, kon ik het toch niet laten om alvast in dit nieuwe boek te beginnen, niet in de laatste plaats omdat ik graag over het daoïsme lees. Misschien komt het omdat ik onlangs knarsetandend dat boekje van Ulrich Libbrecht heb gelezen, maar na een paar bladzijden begon ik me af te vragen wat dat toch is met mensen die over spiritualiteit schrijven. Op bladzijde 13 las ik Het daoïsme blijkt echter zowel spiritueel als wijsgerig een stuk complexer te zijn dan men tot nu toe in het Westen dacht. Pardon? Hoeveel boeken heeft mevrouw Woei-Lien Chong over het daoïsme gelezen? Volgens mij maakt men in het Westen het daoïsme juist veel te complex. Misschien ben ik maar een mensje met een klein beetje verstand, maar wat ik zo goed vind aan bijvoorbeeld de Tao van Poeh is nu juist de eenvoud. Je kunt het daoïsme zeer complex maken, ongetwijfeld, maar ik denk dat het in de kern juist heel eenvoudig is en dat is nu precies wat ik er zo aantrekkelijk aan vind. Natuurlijk, ook ik kijk met een westerse blik naar het daoïsme, maar ik weet maar al te goed dat het daoïsme in China en Taiwan nog steeds als een religie wordt ervaren met alle rituelen die daar bij horen. Kristofer Schipper heeft daar boeiend over geschreven. Nu beroept Woei-Lien Chong zich op de filosoof Otto Duintjer. Deze Duintjer zou ooit een paranormale ervaring hebben gehad en uiteindelijk ontdekt hebben dat de spirituele ervaring die hij had verwant was aan het daoïsme. Nu ontken ik niet dat een paranormale ervaring mogelijk is, ik heb alleen wel moeite met de verklaring en uitleg die vaak daaraan verbonden wordt. Ik sluit namelijk niet uit dat onze hersenen zeer goed in staat zijn om ons een loer te draaien. Maar voor iemand die zo'n ervaring heeft gehad, lijkt het vaak het startschot tot autoriteit op spiritueel gebied. Menig paranormaal begaafde ziet zichzelf al snel als verheven boven de normale begaafden. Immers, zij hebben iets ervaren wat voor anderen ontoegankelijk is, dus moeten zij wel inzicht hebben in een diepere werkelijkheid. Daar gaan we weer, altijd maar weer dat beroepen op een diepere, hogere, werkelijkheid. In het verlengde van Otto Duintjer lijkt Woei-Lien Chong nu het ware daoïsme te hebben ontdekt. Al die andere schrijvers over het daoïsme hebben het natuurlijk bij het verkeerde eind. Daarbij slaat ze zo nu en dan de plank mis. Het daoïsme van Laozi en Zhuangzi is, zoals ik uiteen heb gezet in Filosofie met de vlinderslag, wel degelijk een activistische leer: wuwei betekent niet "niet-doen", maar juist slagvaardig en trefzeker handelen in optima forma, met perfecte timing, maat en proportie. (20) Helemaal mee eens, maar mevrouw Chong moet nu niet doen alsof zij dat nu ontdekt, dit is algemeen bekend. Wuwei is doen door niet te doen, hetgeen zoiets betekent als intentieloos handelen. Wel handelen, maar eerder vanuit een natuurlijke spontaniteit en geen daoïst zal daarbij nadenken over timing, maat en proportie. Daarnaast, over Laozi en Zhuangzi spreken alsof het geen boeken zijn, maar personen is problematisch. Het is vrij duister wie achter de namen Lao Zi en Zhuang Zi schuil gaan, laat staan dat zij de enige auteurs van de overgeleverde teksten zijn. Mevrouw Chong mag twijfelen aan het wetenschappelijk onderzoek naar het daoïsme, maar dat de overgeleverde teksten mogelijk hier en daar corrupt zijn is zeer aannemelijk. Hetgeen verder niets afdoet aan de schitterende verhalen in de Zhuangzi en evenmin aan de teksten in de Laozi. Vooralsnog heb ik geen reden om te stoppen met het boek, maar ik mag toch hopen dat Woei–Lien Chong de toon van 'ik heb de enige juiste, ware leer van het daoïsme ontdekt' verder in het boek een beetje matigt. Het mooie aan het (westerse) daoïsme vind ik nu juist dat iedereen die teksten kan lezen zonder daar meteen een bijbelse heiligheid aan te hoeven verbinden. Het daoïsme contrasteert zeer met menig westerse denkwijze en het is daarom dat ik wel eens zeg dat we hier in het westen wel wat meer daoïsme kunnen gebruiken. Zoals Kristofer Schipper al eens aangaf in een interview kun je daoïst zijn én christen, socialist, liberaal or whatever. Ik zal mezelf geen daoïst noemen, maar ik kan ook niet ontkennen dat ik er zeer door beïnvloed ben. Juist de eenvoud van de Tao van Poeh heeft me tot inzichten gebracht die ik anders wellicht niet gehad zou hebben en dat boek was een startschot om me (vooralsnog) blijvend met het daoïsme bezig te blijven houden.
Ik luisterde naar muziek van Claudio Monteverdi dat ik nog niet kende. Il ballo del Ingrate via Spotify. Ik hoorde een sopraan zingen en ik vond haar stem zo mooi dat ik meteen opzocht wie dat was. Het bleek Agnes Mellon te zijn, één van mijn favoriete sopranen. Toen herinnerde ik me één van mijn laatste bezoeken aan A. in mijn studententijd. Ons gesprek ging over Franse barokmuziek, in het bijzonder de Franse barokopera. Ik vertelde dat ik Medée van Marc–Antoine Charpentier zo mooi vond en dan vooral de uitvoering onder leiding van dirigent William Christie. En Agnes Mellon. A. veerde op en liet me een aria uit een mis van Bach horen. Nog nooit zo'n geile stem gehoord, zei hij, en ik kon dat alleen maar beamen en ik heb die karakterisering overgenomen. Toch herkende ik haar ditmaal niet meteen. Vreemd.
zaterdag, 15 juni 2024. - In aansluiting bij de nieuwste video van Einzelgänger: ik las bij Lisa Appignanesi de zin Per slot van rekening is liefde eerder een kunst dan een straffe productielijn met in elke fase een target dat je per se moet halen. (344) Vervang liefde door leven en ik denk dat deze zin aardig het probleem van de westerse mens aangeeft.
Zonder een derde, man of vrouw, die dingen verbiedt, worden we nooit volwassen, of blijven we kinderen, op zoek naar een almachtige redder van wie we alle heil verwachten en met wie we kunnen versmelten. (Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 360) Zou er een verband bestaan tussen de antiautoritaire opvoeding en de opleving van extreemrechts?
Toch zijn er mensen, zeker onder psychologen, die zich zorgen maken over de verzwakte symbolische functie van de vader als gezagsdrager, wat op cultureel gebied nog eens wordt verhevigd door het wijdverbreide wantrouwen jegens autoriteit en macht. In samenhang met een adviescultuur die erop gericht lijkt te zijn om een kind vooral veel eigenwaarde mee te geven, kan deze afname van het vaderlijke gezag van weleer kinderen opleveren die geen benul hebben van grenzen en niet weten wat wangedrag is. Als een leven volledig in het teken staat van zelfverwezenlijking, blijft er weinig aandacht over voor de behoeften van anderen. Kort gezegd: uit een generatie kleuters die zichzelf niet in de hand hebben, komen volwassenen voort die geen grenzen kennen en alleen maar inhaligheid in hun vaandel hebben staan. Hun onvrede levert voortdurend spanningen en rusteloosheid op, maar toch weten ze zeker dat de oorzaak niet in henzelf gelegen is, maar elders.
Het maakt weinig uit of de grenzen die ouders aangeven van de vader of de moeder komen, maar duidelijk is dat ze ergens vandaan moeten komen. Ook dat maakt deel uit van ouderliefde.
Zondag, 16 juni 2024. - Het is altijd een beetje verdrietig wanneer je de laatste bladzijden van een dik boek hebt gelezen en je weet dat je het lezen van het boek zult missen. Alles over de liefde van Lisa Appignanesi is een uitermate sympathiek en vriendelijk boek dat ik graag las. Natuurlijk kun je jezelf de vraag stellen wanneer je een boek uit hebt. Is het na het omslaan van de laatste bladzijde? Is het nadat je gedachten erover zijn geëindigd en de herinneringen aan het boek definitief zijn vervaagd?
Wanneer een collega mij vraagt 'alles goed?' antwoord ik meestal 'nou, alles is wel veel hoor'. Zo is de titel Alles over de liefde wel enigszins pretentieus, maar ik kan niet ontkennen dat Lisa Appignanesi veel facetten van 'de liefde' aanstipt. Ze gaat daarbij vooral uit van intermenselijke relaties (en dus niet bijvoorbeeld de religieuze liefde voor een God of anderzijds de liefde voor (huis)dieren) en deelt haar boek daarbij enigzins chronologische in. Grofweg van de eerste liefde, het huwelijk, de driehoeksverhouding, vreemdgaan, moederliefde, vaderliefde, de liefde voor het kind voor de ouders, de liefde van grootouders en uiteindelijk de liefde van vriendschappen. Daarbij gebruikt ze voorbeelden uit de literatuur, met name Anna Karenina komt vaak voorbij. De overzichtelijke indeling maakt, dat je het boek na een hoofdstuk best een tijdje kunt wegleggen om het daarna weer te kunnen oppakken. Veel is uitermate herkenbaar. Appignanesi schuwt niet om controversen aan te kaarten, maar is zelf niet controversieel. Ze beschrijft, signaleert en bewaart haar objectiviteit, al kan men soms tussen de zinnen door lezen wat wellicht haar eigen opvattingen zijn. Wanneer het over de opvoeding van het kind gaat, proef ik kritiek op de hedendaags antiautoritaire opvoeding (zie ook boven). Kinderen mogen kind zijn, maar Appignanesi kan niet verbloemen dat ze vindt dat er te weinig grenzen aan kinderen gesteld worden, dat het veranderen van de grenzen stellende vader in een zorgende, spelende, knuffelende vader ook schaduwzijden kent. Ik kon Appignanesi niet betrappen op conservatieve standpunten, maar ze is evenmin onkritisch op moderne ontwikkelingen. Het is een mooi, helder geschreven en interessant boek (aanbevolen!) en gelukkig heeft ze meer geschreven dan alleen dit werk.
16.6.2024
2007 dagboek van een lezer (32)
week 23
maandag, 3 juni 2024. - Na 2050 meteen begonnen in Lichamen van Peter Verhelst. Ik heb de neiging om te zeggen dat ik zijn proza mooier vind dan zijn poëzie, maar de werkelijkheid is natuurlijk dat ik zijn proza beter denk te begrijpen. Zijn proza is soms poëtisch en zijn poëzie neigt zo nu en dan naar proza. Lichamen is een titel dat bij Peter Verhelst past, want als er één schrijver zintuiglijk kan schrijven, dan is hij het wel. Waarbij hij grenzen overgaat, wat het lezen ervan spannend en ongemakkelijk maakt. Peter Verhelst beschikt over het vermogen om je als lezer in zijn literaire universum te trekken. Misschien vind ik dat wel één van de kenmerken van een goed boek: dat het een eigen wereld is en dat je daarin mag rondkijken. Zoals in een droom hoeft het niet altijd te voldoen aan de wetten van de 'echte' wereld. Vestdijk beschikt evenzeer over dat vermogen om na een paar zinnen, soms een paar bladzijden, je te laten weten: dit is de wereld van Vestdijk. Zoals je voor een schilderij van Rembrandt kan staan en je als het ware die wereld wil binnenstappen. Misschien is dat ook een reden waarom ik zo'n moeite met poëzie heb, ik kan die wereld niet ingaan. De poëtische wereld is eerder een Picasso of een Rothko, ik kan er van buiten naar kijken en het mooi vinden, maar betreden kan ik die wereld niet. Toch blijft het me fascineren, misschien wel juist daarom.
Herinneringen overschrijven met andere versies om een versie te vinden die het leven anders en dus draaglijk maakt, lees ik op bladzijde 31. Ik denk dat daar een element van het schrijverschap van Peter Verhelst boven water komt. Het doet me ook denken aan gesprekken die ik had met mijn psych. Soms begon ik een zin met 'ik weet niet of ik het me goed herinner' of 'ik weet niet of het echt zo gebeurd is, maar' en dan verzekerde ze me vaak dat de juistheid van de herinnering er niet toe doet, maar dat het erom gaat dát ik het me zo herinner. Ik denk ook dat mensen niet altijd hun herinneringen mooier maken, maar eerder dat ze hun herinneringen acceptabel maken. Dat kan ook betekenen dat ze hun herinneringen dramatiseren, negatiever maken, als het hun uitkomt. Ik heb me vaak afgevraagd of ik mijn herinneringen acceptabeler maak. Ik heb vanaf mijn achttiende jaar een dagboek bijgehouden en al zitten er grote hiaten in, ik kan altijd naslaan wat ik heb geschreven en of de herinnering klopt met wat ik opgeschreven heb (al zou het best kunnen dat het vervormen van een herinnering al begint met het opschrijven ervan). Maar de dagboeken van voor mijn achttiende jaar heb ik niet meer (op één na, een dagboekje werd in de nalatenschap van mijn moeder terug gevonden). Van kinderen wordt gezegd dat ze loyaal zijn naar hun ouders, hoe slecht ouders hun kinderen ook behandelen. Alhoewel ik in mijn adolescente tijd een hele moeilijke tijd met mijn vader heb gehad, ben ik uiteindelijk heel mild over hem en mijn moeder gaan denken. Maar sinds mijn beide ouders er niet meer zijn en ik zelf vader ben geworden en sinds ik noodzakelijkerwijs gesprekken ben gaan voeren met een psych, ben ik me gaan realiseren dat er toch iets niet klopte. Mijn ouders zorgden goed voor me, maar er was ook onverschilligheid. Er was geen openlijk belangstelling naar mijn liefde voor muziek, voor mijn resultaten op school, naar mij. Wellicht hadden ze die belangstelling wel, maar ze uiten het niet. Of ze begrepen niet waar ik mee bezig was. Dat ik luisterde naar moeilijke muziek, dat ik al jong moeilijke boeken las, dat ik mijn ouders ontgroeide, dat ze me niet meer konden volgen. Ik kan veel excuses verzinnen voor de onverschilligheid, maar langzaam maar zeker begin ik te beseffen dat mijn gebrek aan eigenwaarde niet alleen kwam van geplaag en gepest op het schoolplein en het voetbalveld omdat ik anders was, maar ook omdat mijn ouders niet in staat waren belangstelling te hebben voor hun zoon.
Kijk, zo lees ik ook, één zin in een boek en in mijn bovenkamer begint een wereld van gedachten los te komen. Zo vermengt de wereld van Peter Verhelst als het ware mijn wereld. Zo lees ik en het maakt mij een langzame lezer.
De laatste tijd kijk ik wel eens op de sensatiezender TLC naar Hoarding: Buried Alive. Slechte televisie kan soms fascinerend zijn, daar verbaas ik me elke keer weer over. Natuurlijk, de afleveringen verlopen volgens een voorspelbaar sjabloon, dat maakt zo'n aflevering tot een hapklare brok. Eerst maken we kennis met een huishouding in ontkenning terwijl de beelden ons vertellen dat hier sprake is van een zeer groot probleem. Vervolgens mogen familie of vrienden of andere betrokkenen proberen te helpen met opruimen hetgeen natuurlijk altijd mislukt. Dan komt er een psycholoog, gespecialiseerd in de problematiek. Opvallend vaak zijn mensen dwangmatig gaan verzamelen door een traumatisch verlies in hun leven. De puinhoop in het huis is als het ware de muur geworden die hen moet beschermen tegen de grote boze buitenwereld. De volgende dag staan er vrijwilligers op de stoep die onder leiding van de psych en een organisatiedeskundige het huis gaan opruimen. Natuurlijk komt er een moment dat de eigenaar het niet meer trekt en zich tegen het opruimen gaat verzetten, maar na het volgende reclameblokje blijkt alles weer op z'n pootjes terecht te komen. En dat alles in een uur tijd (reclame meegerekend).
Het gaat om extreme gevallen. Niet alleen wordt er verzameld, de berg afval is groot, men kan niet over de grond lopen, keukens en douches zijn onbruikbaar en ongedierte en schimmels hebben er een paradijs gevonden. Ik kan dan met tevredenheid rondkijken in mijn eigen appartement en tot de conclusie komen dat ik weliswaar ook enigzins de neiging heb tot verzamelen, maar dat het bij mij absoluut leefbaar is gebleven. Ik houd mijn leefruimte schoon en ordelijk. Toch stel ik me nu de vraag of dat verzamelen van boeken ook een 'muur' is voor de buitenwereld. Heb ik eveneens een verzamelwoede in mij? Wellicht, al weet ik het te beheersen en laat ik mijn leven er niet door ontsporen. Ja, ik doe wel eens een onverantwoorde aankoop, ook ik word wel eens verteerd door hebzucht, ik moet dat boek hebben. Desalniettemin is het nooit uit de hand gelopen, ik zal niet begraven worden onder mijn boekenbezit. Ergo, er zijn boekenverzamelaars bij wie ik nogal karig afsteek. Boudewijn Büch, Gerrit Komrij … De laatste schreef dat wie minder dan tienduizend boeken bezit, eigenlijk niet meetelt in de wereld van de boekenverzamelaars. Wel, ik kan dan gerust vaststellen dat ik daar nog lang niet ben en dat dat waarschijnlijk ook nooit gaat gebeuren. Wanneer ik een boek aanschaf is het niet alleen om het te bezitten, maar altijd met de intentie om het te lezen (alleen weet ik niet wanneer) of om het zo nu en dan uit de kast te halen en er in te bladeren en hier en daar wat te grasduinen.
* * *
woensdag, 5 juni 2024. - Zelden een boek gelezen dat je zo in het luchtledige laat hangen en dat bedoel ik positief. Is het een verhaal? Er worden puzzelstukjes aangereikt en als lezer hoopte ik dat ik langzaam maar zeker meer houvast zou krijgen, maar het werd alleen maar vreemder en gruwelijker. Er is sprake van een leegstaand en vervallen flatgebouw dat overgenomen wordt door de natuur. Het personage dat we volgen ziet en ervaart daar allerlei nachtmerrie-achtige situaties. Er is iets gebeurd, met hem en de wereld, maar ik kom er niet achter wat. Ik voelde me een cameraman die voortdurend dicht achter het personage aanloopt en kleine scènes registreert, maar ik begrijp niet wat ik zie. Is het flatgebouw zelf een lichaam? Ergens wordt de lift die willekeurig op en neer gaat de ruggengraat van het gebouw genoemd. En wat te denken van al die lichamen die niet dood, maar ook niet levend zijn? Licht en duister, een beer, een hond, er komt vanalles voorbij. De gedachte komt op: waarom schrijft iemand dit? Omdat het kan. Omdat de schrijver een eigen wereld creëert, dat niet rationeel of logisch behoeft te zijn, maar de schoonheid van de taal viert. Er is een groot geheim dat achter de tekst blijft hangen. Er is een verhaal, maar dat verhaal is afwezig. Het maakt dat ik maar door wil blijven lezen. Dat het ontbreken van een oplossing van het geheim niet hindert (en misschien juist wel de goede keuze is), komt vooral omdat Verhelst zo mooi, beeldend, zintuiglijk schrijft. En ik vermoed dat hij een hele strakke vorm hanteert, al heb ik niet geprobeerd te achterhalen welke vorm precies. Ergens in het boek is sprake van een pentagram en ik herinner me ooit een analyse van De kleurenvanger gelezen te hebben dat ook uitging van de aanwezigheid van een pentagram (dat wil zeggen, er kwamen plaatsnamen in het boek voor die onderling verbonden met lijnen een pentagram vormden). Overigens staat er op bijna elke bladzijde één of meerdere vijfpuntige sterren, aangezien Verhelst tussen de fragmenten een ster plaatst. Verhelst is in dit boek een grote, literaire kleurenvanger en ik heb met opperste verbazing gelezen dat zo'n verhaal werkt.
zondag, 9 juni 2024. - Frustrerend aan de ochtenddiensten van mijn werk is dat ik 's middags dan zo slaperig ben dat ik ongewild in slaap val boven mijn lectuur. Het maakt dat ik dan nauwelijks aan lezen toe kom, terwijl de bedoeling is om juist tijd voor het lezen over te houden. De tijd dringt immers al, al probeer ik net te doen alsof dat niet zo is.
Desalniettemin lukte het me de afgelopen dagen twee kleine boeken uit te lezen. Bergje. Een wandeling van Bregje Hofstede komt uit de reeks Terloops van uitgeverij Van Oorschot. Kleine, dunne boeken van schrijvers die op één of andere wijze over wandelen vertellen, wellicht een poging van de uitgeverij om in te spelen op de populariteit van wandelen sinds corona. Bergje is het eerste boekje uit de reeks dat ik las en meteen is duidelijk dat de naam van de reeks goed gekozen is. Neemt niet weg dat het boekje mooi geschreven is. Hofstede heeft een charmante, elegante stijl en de wijze waarop ze terugkeert naar de favoriete vakantiebestemming uit haar kindertijd in de Dolomieten sprak me aan. Maar ik kreeg de indruk dat Hofstede enthousiast aan het boek begon, maar dat het einde een sfeer ademde van 'het moet af'. Voor wie het niet erg vindt dat een boek fragmentarisch is, voor wie een boek niet per se een innerlijke noodzaak behoeft te hebben, maar eenvoudigweg kan genieten van het vertelplezier, diegene kan ik het boek aanbevelen. Wie meer verwacht moet er maar niet aan beginnen.
Het andere boekje is een uitgave in de reeks Kleinood van Waerbeke. We koesteren en bevorderen de beleving van stilte, rust en ruimte in Vlaanderen en Brussel heeft deze organisatie als missie en kan dus op mijn sympathie rekenen. Ze geven ook boeken uit en Stilte van Ulrich Libbrecht trok mijn aandacht. Ulrich Libbrecht is een Belgische sinoloog en filosoof die zich hard heeft gemaakt voor de comparatieve filosofie in België en Nederland. Ik had nooit eerder een boek van hem gelezen en deze uitgave van Waerbeke leek me een aardig begin. Maar hoe verder ik in het boekje vorderde hoe meer ik geïrriteerd raakte. Libbrecht heeft vanuit zijn studie een eigen visie op de wereld en het leven ontwikkeld. Ongetwijfeld was Libbrecht een erudiete man, maar het vergelijken van religies leidt niet per se tot een filosofie die waar is. Dat wil ik Libbrecht nog wel vergeven, maar niet zijn arrogante houding in deze tekst. Hij heeft het over de kleine mens, zelfs over de kleine zielen, als mensen niet verder kijken dan het dagelijkse leven, mensen die niets begrijpen van de diepere realiteit, de diepere wereld, de diepere zin. Dat gekleineer van mensen die niet zouden (kunnen) begrijpen wat meneer Libbrecht natuurlijk wel begrijpt. Na een korte beschrijving van de Tibetaanse mantra Om Mani Padme Hum concludeert Libbrecht: Ik weet dat de meesten hier geen snars van begrijpen, maar dat zijn diegenen die de realiteit willen bepalen vanuit hun eigen kleine menselijke bezigheden. Als mijn boekhouding klopt, heb ik een zinvolle prestatie geleverd. Als ik vanuit de sterrenhemel kijk naar dit belachelijk menselijk gescharrel, dan besef ik hoe weinig de 'realisten' begrijpen van het nirvana. Ik beweer niet dat het kleine realisme geen nut heeft, maar dan alleen als dienst aan het grote realisme, dat geen antwoord zoekt op de vraag 'Moeder, wat eten we vandaag?', maar 'Moeder, waarom leven wij?' Alleen hij die de moed heeft de stilte te cultiveren, stelt deze vraag. Voor de kleine zielen is het een dwaze, nutteloze vraag(41). En dit is nog maar één van de passages die me teleurstelde. In ieder geval heeft meneer Libbrecht weing van het taoïsme begrepen. Een beetje taoïst begrijpt dat de vraag naar de zin van het leven eveneens verborgen zit in de vraag naar wat er vandaag op het menu staat. Maar nee, meneer Libbrecht wil zijn belezenheid en eruditie tonen en kent daarbij geen enkele twijfel en dat gebrek aan twijfel is ergerniswekkend. Weliswaar word ik liever boos op een boek dan dat het mij onverschillig laat, maar mocht ik meneer Libbrecht morgen tegenkomen aan de kassa van mijn werkgever, ik zou hem hartelijk uitlachen na de vraag 'en? wat schaft de pot?'
Maar de arrogantie is niet het enige waar ik over struikel. Het is de hardnekkige gedachte dat de werkelijkheid in tweeën gesplitst kan worden. Aan de ene kant de vergankelijke, alledaagse, imperfecte wereld die we waarnemen door onze zintuigen en waar we elke dag in vertoeven. Aan de andere kant een Platoonse wereld waarin alles voorbeeldig en perfect is. Plato speelde met de gedachte van Ideeën en dat we die wereld konden benaderen, eventueel ervaren, door het filosofische denken. De christenen namen de tweedeling over, de zondige wereld van alledag en een paradijselijke hemel dat je alleen kan benaderen als je het zondige, vleselijke leven afwijst. God in de hemel was wellicht benaderbaar door ascese, bidden, een goed leven leiden (en vul maar aan), althans als je daartoe voorbestemd was, want anders restte eenvoudig eindbestemming hel. De tekst van meneer Libbrecht ademt een vergelijkbare tweedeling, al probeert hij de tweedeling te verzachten door zichzelf een pantheïstische houding aan te meten. De alledaagse mens begrijpt daar natuurlijk niets van, maar verstandige mensen als meneer Libbrecht begrijpen daar natuurlijk alles van. Stilte zou een poort kunnen zijn van de ene wereld naar de andere. Stilte zou je dichter bij God, het nirwana of wat dan ook brengen. Aangenomen dat die tweedeling zou bestaan, transcendent of immanent. Maar wat nu als dat volstrekte onzin is? Dat die behoefte aan de werkelijkheid van een transcendente of immanente wereld niet meer dan een behoefte is gecreëerd door onze hersenen, door ons bewustzijn? Ik weet het niet, laat ik dat maar vast bekennen, maar ik speel graag met de gedachte. Vragen als 'wat als er niets is achter onze zintuiglijke werkelijkheid?', 'wat als het leven eenvoudigweg zinloos is en dat dat eigenlijk heel bevrijdend is?' Ik weet er geen sluitende antwoorden op, maar ik heb wel gemerkt dat wanneer ik deze vragen positief beantwoord, er eigenlijk niet zo heel veel verandert, alles blijft hetzelfde en dat vind ik heel geruststellend. Geruststellend dat mijn leven niet fout of goed is of moet zijn. Dat ik er eenvoudigweg voor kan kiezen om een voor mij aangenaam leven te leiden zonder dat ik daarbij de vrijheid van anderen om dat ook te doen inperk, zonder dat ik daarvoor één of ander religieus of filosoof verhaal nodig heb (zoals ik ooit aan een dominee probeerde uit te leggen: je kunt toch gewoon een aangenaam mens zijn zonder de belofte van een hemel en is het eigenlijk niet veel mooier als je daar zelf voor kiest zonder je druk te hoeven maken over zonde en straf en hel). Misschien is dat wel mijn stilte waarnaar ik streef, de stilte van een eenvoudig leven zonder allerlei religieuze, transcendente poespas. En niet onbelangrijk, als mensen nu eens die idiote illusies van een andere wereld los zouden laten, dan zouden mensen wellicht beter gaan zorgen voor de enige wereld (en het leven daarop) dat we hebben. Maar voor wie eens boos wil worden en hartelijk lachen adviseer ik het boekje Stilte van Ulrich Libbrecht. Nog prachtig vormgegeven ook.
wilders illusie gewone hardwerkende nederlander iedereen nederlander wilder hol vat opiniepeilingen nederlander wilde mij daarbij hij doel hij alleen massa niet massa gelovigen ideeën idealen links angst idealen links kwaad welvaart identiteit nederland links bedreiging op man af toekomst socialisme elite volk onder wild politiek angst tegenover simplificatie complexe problemen zelfs taalgebruik geen twijfel geen ambivalentie hij zin ik misschien complexiteit volk wil niet complexiteit eenvoudigweg buitenlander indringer immigrant immers welvaart indentiteit wi volk ik jullie indringer socialisten hij knokploegen fascisten weleer complexiteit dedain parlement nodeloos bron corruptie bedrog crises oplossing ver dictatuur w geen politiek tegenpolitiek hol vat
4.6.2024
2005 dagboek van een lezer (31)
week 22
maandag, 27 mei 2024. - De Poëziekrant presenteert een dossier Poëzie en Muziek in het nummer dat ik aan het lezen ben. Ik las het eerste essay van Peter Ghyssaert 'Over taal, muziek en poëzie', maar daar gaat het helemaal niet over. Het gaat erover dat schrijvers zoals Peter Ghyssaert niet over muziek kunnen schrijven, dat het bijna altijd resulteert in oeverloos zinloos geneuzel. Natuurlijk, er zijn schrijvers die wel zinvol over muziek kunnen schrijven. Vestdijk was er één, hij begreep waar hij het over had. Jeroen Brouwers heeft nog even aan de studie muziekwetenschappen geproefd, maar hield zich doorgaans verre van schrijven over muziek. De muzikale vorm begreep hij echter wel. Maar veel schrijvers beginnen over de buitenkant van muziek of laten zich louter leiden door emotie. Om schrijvers kun je daarbij nog goedmoedig glimlachen, maar werkelijk tenenkrommend zijn die zogenaamde muziekspecialisten die op televisie aanschuiven aan van die kletstafels. Omdat ze dj zijn en veel popmuziek beluisteren, denken ze verstand van muziek te hebben. Ze hebben hooguit inzicht in het wereldje van de popmuziek, lepelen allerlei weetjes op rondom een popster of band en roepen fantastisch, geweldig en – jawel – historisch. Vervolgens mag er een zangeres of bandje spelen in de studio met één of ander nieuw nummer en terwijl iedereen blij en enthousiast wordt, wissel ik gauw van zender om zo'n honderd in een dozijn muzikale drol aan mij voorbij te laten gaan.
Het schrijven van dagboeknotities is net zo heerlijk als het schrijven van een brief: het mag ongepolijst en anarchistisch zijn en ik denk dat ik dat nodig heb. Meestal houd ik boosaardige notities weg van mijn website, maar misschien moet ik dat maar niet meer doen. Men mag ervan denken wat men wil en ja, ook ik beweer onzin, onderbouw niet alles, maar boosheid en onredelijkheid is eveneens onderdeel van wie ik ben. Ook in mensen die politiek links denken zit een verongelijkt, rancuneus, vanuit de onderbuik denkende persoonlijkheid. Iedereen heeft een Wilders in zich. En juist omdat deze Wilders nu een flinke vinger in het politieke moeras heeft, zit er meer boosheid in mij. Hoe de wereld maar doormoddert naar een steeds hogere gemiddelde temperatuur met meteorologische rampen tot gevolg, het maakt me woedend.
Iets van die woede lees ik terug in 2050 van Peter Verhelst. Dystopische, apocalyptische poëzie zou je het kunnen noemen. Ik proef de woede, al vermoed ik dat de dichter op het moment van schrijven en schaven een koele zelfbeheersing bezat. Tegelijkertijd heeft hij oog voor schoonheid, kan hij liefdevol en teder zijn. Ja, ik heb een zwak voor deze schrijver al sinds ik lang geleden het eerste boek van hem las dat begon met "Toen ik mijn eerste graf schond, was ik zeventien jaar oud. Het was hartje zomer. Ik legde mijn wang tegen de warme brokstukken en keek omhoog in de heldere nacht, waar iemand, hoog boven me, zat te lezen in een boek. De bladen ervan blonken als zwart glas en waren bestroooid met diamanten." Peter Verhelst De kleurenvanger, 9) Peter Verhelst weet altijd in zijn boeken iets op een acceptabele manier te verschuiven waardoor de werkelijkheid sprookjesachtig (ik weet even geen beter woord, misschien bedoel ik wel: magisch, maar toch niet magisch-realistisch) wordt. Ik word graag door hem meegenomen in zijn wereld van verbeelding en fantasie, al is zijn wereld vaak verontrustend. Voor 2050 geldt dit des te meer.
* * *
dinsdag, 28 mei 2024. - Mensen die behoefte hebben aan alleenzaamheid lopen zich vaak te verdedigen voor hun keuze. Of je loopt voortdurend uit te leggen dat je niet eenzaam bent, maar dat je nu eenmaal behoefte hebt alleen te zijn. Het is zoals Joseph Epstein schrijft geen beweging van de samenleving af, maar een beweging naar een 'betere' zelf. Voor mij is werken een noodzakelijk 'kwaad'. Er moeten centjes verdient worden en je levert een bijdrage aan de samenleving. Ik kan met een glimlach naar mijn huidige werk lopen, maar ik ben altijd weer blij als ik na afloop thuis kom en daar mijn alleenzaamheid aantref. Ik heb lang gedacht dat ik met werken iets moest bereiken en dat ik daardoor Iemand zou (moeten) zijn, maar de waarheid is dat ik geen voldoening vind in werk, maar juist in de tijd dat ik niet werk. Ik kan met verbazing kijken naar mensen die zich helemaal storten op hun carrière en hun vrije tijd helemaal vullen met allerhande activiteiten om maar niet alleen te zijn. Altijd maar bezig, altijd maar onderweg en vooral – 'kijk mij nou eens, wat heb ik toch een fantastisch leven' – druk op sociale media. Plaatsvervangende vermoeidheid. Ik verbind er allang geen oordeel meer aan, ik begrijp dat de verschillen er nu eenmaal zijn, al hoor ik ook vaak dat de hardwerkende mens ook wel eens 'een momentje voor zichzelf' wil. Geen oordeel, maar toch heb ik de indruk dat mensen vooral druk zijn met aan de verwachtingen van de samenleving te voldoen en dat ze zichzelf daarbij voorbij lopen.
Ik keek gisteravond opnieuw naar de aflevering van Floortje terug naar het einde van de wereld met Maggie Doyne. Ik had de aflevering al eens gezien en als er nu iemand is die haar hart lijkt te volgen en verschil maakt in een uithoek van de wereld, dan is het Maggie Doyne wel. Niet om carrière te maken, niet om rijk te worden, maar eenvoudigweg omdat ze aanvankelijk voor één kind wat wilde betekenen. En dat liep helemaal uit de hand. Wat een inspirerende persoonlijkheid, zo zijn er maar weinig op de wereld. Natuurlijk wordt er veel niet getoond. Naast de tragiek van het verlies van een kind die haar op de rand van de afgrond bracht, zullen er veel tegenslagen te overwinnen zijn geweest om te bereiken wat zij heeft bereikt. Elke dag weer, maar het lijkt haar zo natuurlijk af te gaan, ik kan me er alleen maar over verbazen.
Men zegt dat voor mensen die eenzaam zijn juist de kassa in de supermarkt belangrijk kan zijn. Dat kleine momentje van contact met een mens zou het verschil kunnen maken. Wel, of ik iets beteken in het leven van de mensen die dagelijks aan mijn kassa voorbij trekken, daar kan ik niet met zekerheid iets over zeggen. Ik probeer voor iedereen even vriendelijk te zijn en als de gelegenheid er is en mensen beginnen een praatje, dan ga ik dat allerminst uit de weg. Ik heb bemoedigende opmerkingen gekregen en soms zie ik iemand met een strak gezicht in de rij staan, maar na het afrekenen met een glimlach vertrekken. Een enkeling heeft me wel complimenten toegefluisterd, een enkeling vertelde me altijd in mijn rij te gaan staan als ik aan de kassa zit. Maar het meest 'trots' ben ik op die jonge vrouw die altijd zwijgzaam passeerde, altijd ietwat trillend het geld voor me neer legt, niet in staat om zelf te rekenen moet ze er maar op vertrouwen dat ik eerlijk ben. Ik bleef haar vriendelijk groeten en na een aantal maanden kreeg ik zelfs een groet terug. Gisteren begon ze zelfs een praatje, het voelde als een overwinning. Nee, ik ben geen Maggie Doyne, maar ik weet zeker, dat wanneer iedereen een beetje vriendelijk voor elkaar is, we allemaal verschil kunnen maken. Daarvoor hoef je geen carrière te maken of rijk te zijn of een rijk sociaal leven te hebben, online of in werkelijkheid. Nee, ik kan de wereld niet wezenlijk veranderen, maar ik kan wel proberen aardig te zijn voor anderen.
* * *
donderdag, 30 mei 2024. - Lezen, schrijven, wandelen, in die volgorde. Toch voelt het soms inwisselbaar. Lezen is ook een vorm van wandelen, schrijven is ook een vorm van wandelen … en zo kan ik wel meer combinaties maken. Peter Verhelst schrijft in 2050- we bewegen om te vergeten(49). Misschien. Een bladzijde eerder staat: De droom is niet om de wereld te domineren, maar om elke plek die we bezoeken te beschouwen als rustpunt in een tocht.(48) Dat eerder.
Vandaag kwam het nieuwste nummer van de Nederlandse Boekengids aan. Ik ben enthousiast over dat blad, ik lees het graag. Daarnaast arriveerde The Letters of Emily Dickinson, een lijvig boekwerk. Uit de tijd dat men nog brieven schreef. Samen met dagboeken kun je met brieven bijna niet dichter bij een schrijver komen. Het beeld is dat Dickinson erg op haarzelf was, maar wie die honderden bladzijden met brieven ziet, begrijpt dat ze wel degelijk contact had met de wereld. Ik houd van brievenboeken. Ergens beschouw ik elk boek als een uit de hand gelopen brief, speciaal voor mij geschreven. Althans, ik probeer zo'n leeshouding aan te nemen en soms probeer ik in gedachten een brief terug te schrijven.
* * *
vrijdag, 31 mei 2024. - Het artikel in Poëziekrant 2023/6 over 'Jazz bij dichters in de jaren 50 en 60' is aardig, maar wel erg summier. Wat leer ik er uit? Dat in die tijd sommige dichters erg van jazz hielden en dat dat zo nu en dan invloed had op hun poëzie. Eigenaardig is dat het artikel ineens stopt, ik had graag meer geweten, begon het net een beetje interessant te vinden. Helaas. Het artikel herinnerde me aan een nieuwe deeltje The Unknown Kerouac in de Library of America-reeks waarin enkele essays staan over jazz, misschien daar maar eens verder lezen dan.
* * *
zondag, 2 juni 2024. - De meteorologische zomer is begonnen. Veel mensen zullen daar blij mee zijn, ze verlangen naar zon, naar warmte. Sommigen geven daar veel geld voor uit door met het vliegtuig naar landen te gaan waar de kans op zon groot is. Bakken op het strand, ik heb dat nooit begrepen. Youp van 't Hek omschreef het als een oefening voor het liggen in de kist later en ik begrijp hem. Voorjaars- en najaarszon, vooral in de avond, vind ik prachtig, de zomerse zon is me doorgaans te fel, te heet. Ik verdraag het zomers licht maar moeilijk en ik vrees dat de warmte in de toekomst alleen maar erger wordt. De zomer is voor mij: verlangen naar de herfst. Veel mensen houden niet van de winterse kou, maar kunnen de esthetiek van sneeuw dan nog wel waarderen. Behalve als het ten koste gaat van de schaatshysterie. Maar de schoonheid van een regenbui op een zomeravond of in de herfst, die schoonheid lijken maar weinig mensen te ervaren.
Wie weet jou altijd op te fleuren vraagt het theezakje. Mijn kinderen is mijn spontane antwoord en daar is geen twijfel over mogelijk. In wat voor een humeur ze ook zijn, ik ben altijd blij om ze te zien of te horen, het montert me altijd op. Maar tegelijkertijd kan ik daarnaast maar één iemand anders verzinnen. Te lang geleden, maar ik herinner me dat ik altijd blij en gelukkig werd in haar aanwezigheid, als ik haar stem hoorde over de telefoon, als er een brief binnenkwam. Wat rest is melancholie.
Waar ben je
nu je op de weg loopt die niet ophoudt?
Hoewel je niet meer zichtbaar bent
hoor ik je naast me. Wie ben je,
fluister ik. Hier, wil je antwoorden,
in het bed waar ik niet meer lig ben ik
het lichaam dat niet meer van mij is.
Maar waar zijn we dan nog?
Ik wil je naam nog één keer uitspreken.
Gefluister van boomkruinen.
Het geeft niets, denk je. We zijn niet meer
dan vormen van stilte, handelingen van licht.
Met gesloten ogen onder een boomkruin liggend.
Handelingen van stilte, vormen van licht.
dinsdag, 21 mei 2024. - Nexus nummer 94 uitgelezen, het laatste nummer, ik heb het abonnement weer opgezegd. Ik heb een haat-liefde-verhouding met het blad. Enerzijds houd ik ervan, omdat het me wijst op denkers en schrijvers die interessant zijn en ik ben vaak na lezing op zoek gegaan naar boeken van deze of gene. Anderzijds wordt het blad steeds vaker geopend met een lang essay van oprichter Rob Riemen en dan weet ik waar het naartoe gaat: het humanistisch beschavingsideaal. Soms is de weg ernaartoe origineel en prikkelend, maar vanuit essayistisch oogpunt is het fnuikend dat je aan het begin al weet waar het eindigt. En dat Thomas Mann altijd even genoemd moet worden, naast al die andere grootheden uit de geschiedenis, dat is even voorspelbaar. Het wekt mijn ergernis, elke keer weer, dus stop ik er mee, ik heb geen zin om me elke keer door een zelfgenoegzaam essay van meneer Riemen heen te moeten worstelen. Natuurlijk, ik zou het kunnen overslaan, maar de overige bijdragen reageren vaak op de fantasie van meneer Riemen en ik ben nu eenmaal iemand die (ook) een tijdschrift van a tot z leest. Uitgezonderd de krant. Daarnaast stapelden de tijdschriften die ik nog wilde lezen zo erg op, dat het tijd werd om een selectie te maken, anders zou ik niet meer aan boeken lezen toekomen. Exit Nexus.
Ik vraag me af of we er klaar voor zijn om de vastgestelde mechanismen en systemen te doorbreken, of we er klaar voor zijn om de arrogantie van de macht te bestrijden, om ons te gedragen en om te denken als vrije mensen in een realiteit waar de consumptiedwang heerst als gevolg van een ordinair materialisme, resultaat van 'individualiteitszin' van deze tijd. Alls is te koop: trouw, liefde, zelfs kunst, elke beweging van de ziel wordt te gelde gemaakt en geconsumeerd als een zakje pinda's en dan hup door naar het volgende… Deze wereld, niet geregeerd door de rede maar door geld, brengt ons naar de afgrond. Ik geloof ook niet in een wetenschappelijke vooruitgang die is losgekoppeld van de spirituele [spirituele voortuigang? wat een onzin, deze passage is jammer - jwl]: het is duidelijk dat we in moreel opzicht niet klaar zijn voor de ontdekkingen van de wetenschap. We gebruiken ze voornamelijk om elkaar kwaad te doen en om het fragiele evenwicht van het milieu waarin we leven te verwoesten. Er is niet veel verschil tussen de moderne mens en de mens die vijfduizend jaar geleden aan de oevers van de Eufraat woonde. We blijven maar oorlog voeren, onze naasten onderwerpen en uitbuiten, geweld uitoefenen en macht en geld verwerven alsof dat het enige doel is van ons bestaan. We leven langer, we reizen sneller, we gaan naar de ruimte, maar vanbinnen zijn we nog steeds dezelfde primitieve wezens.
Onze wereld, onze planeet is in gevaar. Er zijn vele redenen voor pessimisme, soms zelfs apocalypisch pessimisme, nu de aarde steeds verder opwarmt. Het is niet zeker of de technologische en creatieve vindingrijkheid van de mens, gegijzeld door de hebzucht van het late kapitalisme – en het late communisme, laten we dat niet vergeten – alle ontwikkelingen nog wel kunnen bijhouden. Onze democratische naties hebben moeite het door haat aangedreven populisme in toom te houden. Dat populisme kijkt neer op de ideeënelite, die zich laat ringeloren door de financiële elites die zich zo gemakkelijk buiten alle landsgrenzen bewegen. Ondertussen zijn de algoritmen die de digitale sociale sfeer beheersen allergisch voor de complexiteit van het denken. Complexiteit vergt vaak een zekere mate van ambiguïteit waar de nieuwe media en hun gebruikers geen geduld voor hebben. Aandacht is een felbegeerd artikel, het duurste dat er is.
woensdag, 22 mei 2024. - Gisteren kwam De romantische leugen en de romaneske waarheid van René Girard aan. Een uitgave van Noordboek, een uitgeverij die filosofie vertaalt en uitgeeft in mooie, eenvoudig vormgegeven boeken. Dat was ook goed aan het blad Nexus: mooi vormgegeven, mooi formaat, zelden een afbeelding en als er al een afbeelding in staat, dan is het ook noodzakelijk.
Vanaochtend dan begonnen in het tijdschrift Poëziekrant, een ondertussen alweer oud nummer uit 2023, ik loop achter. Qua vormgeving is de Poëziekrant in de loop der jaren een stuk rustiger en leesbaarder geworden, maar het bevat nog steeds nodeloos veel foto's. Het magazineformaat bevalt me ook niet echt, maar daar is overheen te stappen. Op de voorzijde de dichteres Sasja Janssen die de lezer aankijkt. Niets tegen Sasja Janssen, maar ik houd niet van boeken, tijdschriften waar op de voorzijde iemand je voortdurend aankijkt. Op bladzijde twee louter een foto van de schrijfster. Op bladzijden vijf en zes foto's van de schrijfster, nauwelijks tekst. Ja, zo kan ik ook een krant maken van meer dan honderd bladzijden. En wat moet ik met die foto's waarop de dichteres me aankijkt. Idolatrie? Zoals pubers vroeger posters ophingen van hun favoriete zanger of zangeres? Liever zou ik zo'n tijdschrift lezen in een kleiner formaat met nauwelijks foto's. Neemt niet weg dat het tijdschrift ondertussen een goede kennismaking is. Daarom lees ik tijdschriften, om even te proeven van een gerecht dat ik anders misschien nooit zou bestellen, laat staan dat ik weet zou hebben van het bestaan. Misschien dat ik terloops ook nog iets leer over poëzie, want poëzie is mijn dode hoek in de literatuur, ik begrijp het niet, ik moet ervoor over mijn schouder kijken en dan nog. Als er iets is waar ik geen zinvolle teksten over zou kunnen schrijven, dan is het wel poëzie.
vrijdag, 24 mei 2024. - ikmasker wees mij op een boek van Becca Rothfeld, onder andere met het sturen van een link naar een krantenartikel in The Guardian (Kate Kellaway 'All Things Are Too Small by Becca Rothfeld review – bracing and brilliant essay collection' in: The Guardian, Mon 25 Mar 2024 08.00 CET online). Ik was geïntrigeerd en bestelde het boek, gisteren kwam het binnen. Dat een Amerikaanse schrijfster naar aanleiding van een tekst van Hadewijch tot deze essays komt en dat ik zelf een gematigde vorm van minimalisme nastreef, maakte dat ik dit boek een keer moet lezen. Boeken over less is more schurken vaak tegen allerlei vermoeiende niet-westerse godsdiensten aan en alhoewel ik dat als tegenwicht tegen het consumentisme waardeer, is het eveneens een lifestyle geworden voor zelfgenoegzame rijken die graag hun goede smaak in design willen etaleren. Bovendien lees ik ook graag boeken die prikkelen door mijn keuzes uit te dagen. Natuurlijk is er één hobby dat mijn minimalisme en anti-consumentisme tegenspreekt: mijn verzameling boeken.
De meeste therapeuten geloven in open kaart spelen, omdat dat 'verlossing' geeft; daarin zijn ze te vergelijken met bedieners van het geloof. Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 304
We worden omgeven door een verbijsterende hoeveelheid manieren om onze vrije tijd te besteden, maar de meeste mensen vervelen zich dood en zitten gefrustreerd thuis op de bank. Mihaly Csikszentmihalyi flow, 123
Onze literaire kritiek heeft zich afgewend van het idee van een hoge cultuur, zoals die wordt ingevuld door kamers met witte mannen die menen dat zij over een goddelijk rationeel vermogen beschikken om te besluiten wat er in de literatuur kwaliteit heeft en wat niet. Valentina Vapaux 'Ja, tuurlijk, whatever, maar echt' in: Nexus 2023 nummer 94, 106
20.5.2024
2002 honderd woorden (38)
Ik zou wensen dat ik kon schrijven zoals Yurara Sarara filmt. Met langzame bewegingen waardoor er een vorm van sereniteit kan ontstaan. Het juiste moment op de juiste plek vinden, niet forceren. Rust, ruimte en helderheid. Maar ook: het loslaten van de westerse behoefte aan drama en een louterende catharsis. Een tekst kan ook spannend zijn zonder dat het verhaal per se spannend moet zijn. Het is mijn verlangen om een voorwaartse ontwikkeling los te laten. Cyclisch schrijven, zoals de vier seizoenen of dag en nacht: er is weliswaar iets verandert, maar verder is alles hetzelfde gebleven en herhaalt zich.
15.5.2024
2001 honderd woorden (37)
Ik weet niet wat het is. Misschien zijn het de woorden van Diana Ozon – hoe kun je nou rechtlijnig denken in een ronde schedel? – die in mij blijven rondtollen. Veel van wat ik ben is toeval en ik begrijp het evangelie van het najagen van dromen niet. Dromen zijn bedrog is mij verteld. Iets bereiken en zin geven is met terugwerkende kracht. En zo zit ik in mijn woonkamer en kijk rond. Al die boeken, al die zoektochten en illusies – dromen, om het modern te zeggen – al die stille woorden om de tijd vast te grijpen en terug te brengen.
De industrieel trof de visser tot zijn afgrijzen languit op de grond naast zijn boot met een pijpje in de mond.
— Waarom ben je niet aan het vissen? vroeg de industrieel.
— Omdat ik voor vandaag voldoende vis heb gevangen.
— Waarom vang je er niet nog een paar meer?
— Wat heb ik daaraan?
— Dan kun je meer verdienen, een motor aan je boot hangen en dieper water bevaren en nog meer vis vangen. Dan zou je geld hebben om nylon netten te kopen, en dat betekent weer meer vis en meer geld. Dan heb je binnen de kortste keren geld genoeg om twee boten te kopen, ja een hele vloot boten. Dan zou je net zo rijk kunnen worden als ik.
— En wat zou ik dan moeten gaan doen?
— Dan kun je achteroverleunen en van het leven genieten.
— Wat denk je dat ik nu aan het doen ben?
Nee, ik heb geen perfect leven, al was het maar omdat ik niet in een perfect leven geloof, al was het maar omdat ik denk dat geloof altijd gebaseerd is op illusies, ook al zijn illusies noodzakelijk om het leven te leven. (Hoeveel werkelijkheid verdraagt een mens? Niet veel, vrees ik.) In de ogen van anderen zal mijn leven niet erg bijzonder zijn, maar het is goed genoeg voor mij.
Er zijn afslagen genomen die ik achteraf liever niet had genomen. Maar toch, hoe vreemd het ook mag klinken, ik ben tevreden over hoe mijn leven is verlopen. En omdat ik niet weet hoe een en ander gegaan zou zijn als ik wel die andere afslagen genomen zou hebben, ga ik er vanuit dat mijn leven tot nu toe de best mogelijke variant is geweest. De toekomst zal net zo gaan, ik zal domme beslissingen nemen, verstandige ook wellicht, er zullen onaangename gebeurtenissen plaatsvinden, maar ook momenten van geluk; zoals het leven nu eenmaal voortgaat.
Transformeert, niets blijft ooit hetzelfde, zoals die beroemde rivier van hoe heet die Griek ook al weer. Maar als perfectie besloten ligt in imperfectie (zoals imperfectie besloten ligt in perfectie), wel, dan kan ik zeggen: ja, ik heb een perfect leven.
29.4.2024
1997
THE PERFECT LIFE
I have a perfect life. It isn't much,
But it's enough for me. It keeps me alive
And happy in a vague way: no disappointments
On the near horizon, no pangs of doubt;
Looking forward in anticipation, looking back
In satisfaction at the conclusion of each day.
I heed the promptings of my inner voice,
And what I hear is comforting, full of reassurance
For my own powers and innate superiority — the fake
Security of someone in the grip of a delusion,
In denial, climbing taller towers
Like a tiny tyrant looking on his little kingdom
With a secret smile, while all the while
Time lies in a wait. And what feels ample now
Turns colorless and cold, and what seems beautiful
And strong becomes an object of indifference
Reaching out to no one, as later middle age
Turns old, and the strength is gone.
Right now the moments yield to me sweet
Feelings of contentment, but the human
Dies, and what I take for granted bears a name
To be forgotten soon, as the things I know
Turn into unfamiliar faces
In a strange room, leaving merely
A blank space, like a hole left in the wake
Of a perfect life, which closes over.
Gisteren was het eenentwintig jaar geleden dat ik mijn eerste bericht plaatste op mijn website. Weliswaar was indertijd het adres een andere in de virtuele wereld, maar toch: mijn website. Het webloggen was populair en ik surfde de eerste jaren mee op de populariteit van het medium, wat de vele particuliere en banale berichtjes in de eerste jaren verklaart. Facebook en andere sociale media hebben de populariteit overgenomen, de rijke weblogwereld werd steeds kleiner, vele webloggers stopten ermee. Facebook is veel toegankelijker - je hoeft niet per se een eigen webpagina te onderhouden - en het mogelijke publiek en respons is aanmerkelijk groter.
Ik kon geen afscheid nemen van mijn website. Het bleef voldoen aan mijn behoefte om flessenpost in de virtuele wereld te blijven slingeren. In tegenstelling tot Facebook kon ik zelf de pixels bepalen, eeuwig op zoek naar de ideale lay-out. Ik probeerde wel via Facebook lezers naar mijn website te verleiden, maar het laatste jaar voordat ik Facebook uit mijn leven heb verbannen, merkte ik nauwelijks meer belangstelling. Facebook voegde niets toe en werd een blok aan mijn been dat voortdurend om aandacht schreeuwde. Geïnteresseerde lezers zouden de weg naar mijn website ook zonder Facebook wel vinden.
Of ik wel of niet veel bezoekers op mijn website ontvang weet ik niet, er loopt geen tellertje mee. Het is voor mij een raadsel wie er allemaal lezen. Misschien slechts een enkeling, misschien zijn er anonieme lezers waar ik geen weet van heb. Het aantal reacties via mijn e-mailadres zijn op één hand te tellen en al ben ik natuurlijk zeer nieuwsgierig naar de eventuele anonieme lezers, ik respecteer evenzeer hun wens om onbekend te blijven.
Toen ik met bloggen begon, stelde ik geen grote eisen aan mijn schrijven, ik zou wel zien, ik had geen grote pet op van de kwaliteit. Ik vermoed dat het de afgelopen eenentwintig jaar wel wat vooruit is gegaan, maar het oordeel laat ik aan anderen. Het onvermogen om mijn eigen schrijfsels te beoordelen is gebleven. Soms lees ik een oud bericht en denk dan wel eens dat het ook weer niet zo beroerd is. Ik heb complimenten mogen ontvangen en dat was geruststellend, maar het heeft de twijfel nooit weggenomen.
In mijn leven is er in die eenentwintig jaar veel veranderd. In het begin woonde ik nog in Utrecht, werkte ik in hartje Amsterdam en was getrouwd en vader van een zoon. De website was een uitlaatklep van gedachten en ervaringen waar ik op een andere wijze geen ruimte voor vond. Toen kon ik niet vermoeden dat ik vader zou worden van drie kinderen, dat mijn huwelijk spaak zou lopen en dat ik ondertussen een baan om de hoek bij een grootgrutter heb. Ik koester mijn alleenzaamheid, omring mij met boeken, lees, wandel een schrijf, al bereiken steeds minder teksten mijn website. Het is beter zo.
Mijn website, mijn kluizenaarshut, mijn Walden in de virtuele wereld. Het is een deel van mij, maar wie denkt mij te leren kennen louter door mijn teksten te lezen, komt bedrogen uit.
Lezers of niet, waar het mij om gaat is dat mijn website mij ruimte geeft om te vinden waar ik niet naar zocht, maar wat misschien juist datgene is waar ik wel naar zocht. Ruimte waarin iets zich aandient waarvan ik in het begin van het schrijven nog geen vermoeden had. Niet ik schrijf deze website, de website schrijft mij. Daarom is het meer dan een adres in de virtuele wereld, het is een onzichtbare plek in mijn leven. Wat ik alleen maar hoef te doen, is te zorgen dat op het onzichtbare podium datgene aanwezig is wat maakt dat iets op een onbewaakt ogenblik zich kan aandienen. En voor 'datgene' heb ik de drieslag nodig, dat al enige tijd bovenaan de website staat: silence, simplicity en solitude. Het lijkt erop dat ik dat na eenentwintig jaar enigszins gevonden heb.
25.4.2024
1995 honderd woorden (36)
Nu het loof het bos weer groen kleurt en de zon 's ochtends laag boven de horizon staat, zie ik vanuit mijn leesstoel de schaduwen dansen op de muur, schaduwen als een zacht gefluister in mijn thuis. Zo komt de wereld bij mij binnen, zo worden binnen en buiten vermengd. De zon wil me naar buiten verleiden, de schaduwen vertellen me te gaan lezen. Een kop koffie lang mijmer ik voor me uit. Wanneer het kopje leeg is, besluit ik de woorden op te schrijven, wetende dat het schaduwballet over een paar uur op de tegenoverliggende muur een reprise geeft.
18.4.2024
1994
Geen groter soelaas dan in je eentje bij een lamp te zitten met een opengespreid boek en bevriend te raken met iemand uit lang vervlogen tijden die je nooit hebt ontmoet.
Kenkō De kunst van het nietsdoen §13, 14
15.4.2024
1993 zonder context (128)
Ik voel me zo langzamerhand zélf iemand met ezelsoren, een geknakte rug, een bol achterplat en een beduimelde inhoud. Gerrit Komrij Halfgod verzamelaar, 10
Nu ja, net als aan schrijvers kent men ook aan cultuurfilosofen meer verstand en profetisch inzicht toe dan zij bezitten. Gerrit Komrij Halfgod verzamelaar, 119
Al onze basisideeën over democratie, recht, beschaving en duizenderlei dingen meer waar we in de dagelijkse omgang, de politiek en onze bestaanszekerheid mee te maken hebben, dat alles is ontstaan uit de ideeën die een paar mensen ooit neeschreven in de literatuur en de filosofie. Gerrit Komrij Halfgod verzamelaar, 119
De strijd tussen het Ene Boek en de Vele Boeken is de strijd van de uniformisering en de haat tegen de genuanceerdheid en het begrip. Gerrit Komrij Halfgod verzamelaar, 137
15.4.2024
1992
Wanneer mensen nou eens stopten met doen wat zou er dan een rust en stilte over de wereld neerdalen. Ach, al was het maar een dag per week ….
Wat betreft de vraag of gelijkwaardigheid tussen beide partners het geluk in de weg staat, durf ik wel de stelling aan dat het probleem niet zozeer ligt bij de gelijkwaardigheid als wel bij de ideeën over geluk die we vandaag de dag hebben. Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 222
Ook de wetenschap dat het ook waardevol is om alleen te zijn, en respect voor het verlangen daarnaar van een ander, speelt een rol in het voortdurend schuivende krachtenveld binnen de relatie. Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 225
Maar na vijftien jaar onderwijs en systematische, ideologische 'indoctrinatie' is de perceptie van de meeste West-Europeanen redelijk homogeen: alle andere culturen op de wereld zijn minder beschaafde, 'primitievere' voorstadia van de Europese beschaving. Henk Oosterling Waar geen wil is, is een weg, 158
Terwijl in het christelijke Westen altijd gevraagd wordt waarvoor al dat menselijk lijden goed is of waarom mensen zo moeten lijden, stelt het boeddhisme een veel pragmatischer vraag: niet waartoe of waarom, maar waardoor lijden mensen? Henk Oosterling Waar geen wil is, is een weg, 200
Denkend aan de ideeënleer van Plato zie ik zeepbellen uiteen spatten.
18.3.2024
1989
Niet dat ik schrijf, maar dat ik schrijf.
13.3.2024
1988
brokstukken
brokkelen
broos botsend
de helling
af
het dal
in
en?
plons!
5.3.2024
1987
Een dichte mist komt opzetten en verandert het landschap in een ware concertzaal. De bruinwierstokken trommelen op de rotsen. Geboeid luister ik naar dit aanlandige tamboerkorps dat roffels oefent voor een volgende taptoe. Als elke zevende golf, zoals vaak wordt beweerd, inderdaad hoger en lager is, zou ik het ritme van de zee in het getrommel moeten kunnen horen. Ik ga net boven het water op een steen zitten en concentreer me op het geluid. Elke minuut lijken er klanken bij te komen; de branding verandert in een orkestbak. Ik luister naar het suizen van de mistdeeltjes, de zachte golven die aan de luide omklappende golf voorafgaan, naar het lange uitrollen van de de zee, het uiteinde van de vloed, de kelp aan de voet ervan die over ander kelp heen glijdt en het uiteenspatten van de bellen op het zand nadat het water zich heeft teruggetrokken.
Als een paar uur later de mist verdwenen is, ligt de partituur waarnaar ik luisterde uitgespreid over het strand: een notenschrift van zeewier, waarin alle akkoorden ruim staan uitgeschreven.
'Maar hoe die te vinden? Wanneer ik één woord uitspreek,—als formule, als talisman,—stromen er tien toe, die ieder een wereld voor mij openen, die door geen honderdduizend woorden te vullen is! De woorden stromen door mij heen, maar zij veranderen mij niet… Maar goed, ik heb dan een woord gevonden, waarvan ik spoedig de verborgen krachten beproeven wil, en dat woord is: lelijkheid,—u wist het reeds. Ik verdraag niets meer wat op schoonheid of harmonie aanspraak maakt. Een mooie vrouw,—dit nuttig grondbegrip voor alle schildersacademies, om van de zoete werkelijkheid maar te zwijgen,—ik verdraag het niet meer. Symmetrie verdraag ik niet meer. Zonsondergangen, fonteinen en rozen al evenmin. Hier!'—Hij begaf zich naar de hoek van het atelier, waar de copie van Titiaans' Heilige Familie aan de muur hing. Maar hij bedacht zich; Esquerrer had de Titiaan eens tegenover hem geprezen, en hij wilde zo overtuigend mogelijk zijn. Lang te zoeken naar een beter exempel hoefde hij niet. Onder de doeken, die met hun beschilderde kant tegen de muur aan stonden, had hij aldra een uitgekozen en naar het licht gedraaid: eveneens een Heilige Familie, een van die massa-artikelen, onder zijn leiding vervaardigd, en waarvan hij er hier opzettelijk een paar had laten staan om zich, zodra hij daar behoefte aan had, te kunnen overtuigen van hun waardeloosheid.
De weelderige tuin werd begrensd door een muur, een muur met prikkeldraad en elektrische bedrading om te voorkomen dat iemand over de muur zou kunnen klimmen. Soms zag men in de verte een wachttoren waarin iemand ijsbeerde. Soms zag men schoorstenen die zwarte wolken en vuur uitbraakten. Als toeschouwer weet je, de tuin is het paradijsje van de bewoonster, achter de muur is de hel. De hel kregen we niet te zien, hoorbaar was het des te meer, als een orgelpunt.
In mijn kindertijd had ik een fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog. Of misschien beter: een fascinatie voor soldaten. Mijn vader was per slot beroepsmilitair. Mijn ouders hadden niet veel boeken, maar Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van dr. L. de Jong stond prominent in de huiskamer. Daarnaast stond in tien delen de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in foto's en documenten met inleidingen van G.B.J. Hiltermann (Hitlerman verbasterde ik als kind). Het waren vooral de foto's in deze boekjes die mijn aandacht keer op keer trokken. Afschuwelijke foto's weet ik nu, maar als kind realiseerde ik me dat niet. Ik was zelfs onder de indruk van de Duitsers, wat zagen ze er allemaal prachtig en indrukwekkend uit. De Amerikanen trouwens ook, die met vlammenwerpers de eilanden in de Stille Oceaan aan het bevrijden waren. Ik weet niet meer op welke leeftijd de omslag plaatsvond van kinderlijke fascinatie naar een beginnend gevoel van afschuw voor de geschiedenis achter die foto's. Toch, een zekere fascinatie bleef, een fascinatie voor het feit dat de geschiedenis zichtbaar was, ook al wist ik ondertussen wat een onvoorstelbaar leed die foto's documenteerden. En de kast met L. de Jong en G.B.J. Hiltermann staat nu bij mij, het zijn de enige boeken die ik uit erfenis heb meegenomen.
Wat-als-vragen zijn zelden zinvol. Toch heb ik me meermaals afgevraagd of ik als Duitser in de jaren dertig weerstand had kunnen bieden aan de verleidingen van het nationaal-socialisme. In hoeverre zou ik meegesleept zijn door de ontwikkelingen? Had ik weerstand kunnen bieden aan de uniformen? Aan de alom verkondigde illusie dat wij als volk superieur waren? Aan het charisma van Hitler? Zou het banale kwaad ook in mij schuilen?
Bevinden wij ons niet voortdurend in een niemandsland tussen paradijs en hel?
Ik ben ooit in mijn tienerjaren in het museum Auschwitz-Birkenau geweest. Ik heb in een gaskamer gestaan, ik heb de ovens gezien. In de stilte probeerde ik me het onvoorstelbare voor te stellen, maar ik voelde niets en schaamde me daarvoor.
Wanneer we in mei de doden herdenken en de bevrijding vieren is er altijd wel iemand die zegt dat we dit vooral moeten blijven doen, want wat er in de Tweede Oorlog gebeurde, dat mag nooit meer gebeuren. Dan voel ik woede en zou ik die persoon vloekend willen toeschreeuwen: het gebeurt nog elke dag, weet je dat dan niet? Die muur en die wachttorens, die zijn er nog steeds, op vele plekken op de wereld. Misschien niet met datgene wat de Holocaust zo uniek maakte – de logistieke en industriële hang naar het vernietigen van mensen met bepaalde eigenschappen, het uitroeien van een volk –, maar de concentratiekampen waar mensen gemarteld en ontmenselijkt worden, die bestaan nog steeds. Het gebeurt nog elke dag! Wij bevinden ons vooralsnog aan de paradijselijke kant van de muur.
Ze bestaan nog, de mensen die op een humanistisch beschavingsideaal vertrouwen. Als je maar voldoende deelneemt aan en kennis neemt van cultuur en wetenschap, als we de mensen maar uit onwetenheid trekken (het ideaal Bildung), dan komt het wel goed met de mensheid. Die idealisten zien alleen het licht van de Verlichting, niet de schaduw die het vooruit werpt. Was het niet George Steiner die zich terecht afvroeg hoe het toch mogelijk was, dat mensen die 's avonds na het werk Schubert zingen aan de piano, de volgende dag gewoon weer doorgingen met het vernietigende werk in het concentratiekamp? Het enige antwoord dat ik kan verzinnen is: omdat het in de aard van mensen zit. Wij leven in een niemandsland, we reiken naar het paradijs en negeren het orgelpunt van de hel.
Paradijs? Ik vraag me af of het nog wel goed komt. De klimaatverandering dendert maar door, de gemiddelde temperatuur stijgt en de gevolgen daarvan worden steeds duidelijker waarneembaar. Extremere weersomstandigheden, bosbranden, overstromingen, droogte, hoge temperaturen, maar ook het uitsterven van diersoorten, het sterven van bossen, koraalriffen, je kunt niet meer naar een natuurfilm kijken zonder er aan herinnert te worden dat datgene wat je net gezien hebt wellicht aan het verdwijnen is. Ik stel me zo voor dat over vijfenzeventig jaar een film wordt gemaakt voor de mensen die dan nog weten te overleven in de weinige leefbare gedeelten van de aarde, waarin getoond wordt, hoe aan het begin van de eenentwintigste eeuw mensen gewoon doorgingen met hun alledaagse leven terwijl ze wisten wat er aan de andere kant van de muur gebeurde. De klimaatverandering is het orgelpunt van onze tijd.
Want die muur zit in ons allemaal. Niemand kan de zwaarte dragen van de andere kant, dat kunnen we alleen als collectief, als samenleving. En hoewel ik iedereen zijn paradijsje gun, zijn feestje, zijn carnaval, zou het goed zijn als we allemaal zo nu en dan eens luisteren naar dat orgelpunt en daar consequenties uit trekken voor onze manier van leven. Ik vrees dat die samenleving niet meer mogelijk is.
Naast het orgelpunt was er ook voortdurend een zwarte hond die rond rende. Eigenlijk had niemand echt aandacht voor die hond. Die hond was er, net als het geluid vanachter de muur. Die hond leek niet geregisseerd. Wat was de betekenis van die hond? Hij deed niemand kwaad, hij wilde alleen maar aandacht. Hij was aanwezig, zoals de bloemen en planten in de tuin, de prachtige meubels in het huis, het stromende water van de rivier, het paard in de stal. Zij waren onwetend en onschuldig, niet eens stille getuigen.
Het meest ontluisterend vond ik niet alleen het contrast tussen het alledaagse voortleven in weelde en negeren van de hel achter de muur, maar het besef dat in ieder van ons een Rudolf Höss en Hedwig Hensel schuilt.
Nee mevrouw, ik ben geen aanhanger, geen volgeling of gelovige. Hij zou dat ook niet gewild hebben. Hij stelde ter discussie, hij twijfelde aan heersende waarheden en de waarden die daaruit voortvloeiden. Dat een waarheid ook een geschiedenis heeft en dat het ontstaan ervan vaak niets met waarheid te maken had. Nee mevrouw, hij heeft niet gezegd dat God dood is, hij liet dat een personage zeggen, een dwaas met een ontstoken lamp op klaarlichte dag. Dat we bij onszelf te rade gaan, ook al leidt dat soms tot waanzin. Wees een wandelaar, een reiziger, een avonturier in het denken.
Langzaam daagt het inzicht dat de wereld een waterbed is: het onwennige ecobesef dat we onze problemen slechts verplaatsen in plaats van er echt iets aan te doen. Henk Oosterling Waar geen wil is, is een weg, 51
Want in de liefde bemint men nog iets buiten zichzelf, in die staat van genade echter, die zich bij mij sindsdien zelden nog herhaald heeft, hoezeer ik er ook naar streef (maar misschien moet men dit juist niet doen), is er niets anders meer, men is alleen, men heeft zich veranderd in datgene wat men liefhad, men is zèlf liefde, maar men merkt het niet, het zou ook haat of verachting kunnen zijn, of machtsgevoel, men weet het niet. S. Vestdijk Het vijfde zegel, 262
10.2.2024
1981 honderd woorden (34)
Het stelde niets voor, maar ik werd blij van de enkele sneeuwvlokjes die naar beneden dwarrelden. Het liefste zou ik het landschap weer bedekt zien onder een laag sneeuw. Onpraktisch voor mensen die zich op kunstmatige wijze voortbewegen, maar esthetisch is er bijna niets mooiers. Niet alleen vanwege het introverte beeld, maar vooral ook omdat het licht anders is en het geluid anders klinkt. Het kraken van sneeuw, het breken van ijs in wat een regenplas was, ik ontleen er een jongensachtig genoegen aan. Dus deed ik mijn winterjas en handschoenen aan, muts op en ging wandelen in het bos.
8.1.2024
1980
Neem dus aan dat het leven een door verlangen gestuwde reeks transformaties is van verlies naar nieuwe liefde, van gedwongen afscheid van wat levend was naar een vitale hechting met herinnering, van gemis aan vervulling naar vervulling met gemis.
Dan is het conflict tussen de verloren liefde en de nieuwe liefde dat leidt tot de ervaring van de melancholie, ook het conflict van de logica van het leven zelf. Leven is de pijnijke overgang van het ene zijn naar het andere, met verlies, tekort, gemis, maar ook met vreugde, vervulling en geluk. Melancholie kijkt dubbelzinnig, maar uiteindelijk vooral met vreugde naar de transformatie van het verlies in de vervanging. Ze beaamt wat er gebeurd is. Het is goed zo. En in feite beaamt ze daarmee dus het leven zelf. Wie tot melancholie in staat is, heeft de structuur van het leven aanvaard.
Het is verleidelijk te opperen dat de wereld er beter aan toe zou zijn – mooier zou zijn, menselijker, meer de moeite van het leven waard, optimistischer beloftevoller –, als er minder verzet tegen verdriet was en als melancholie erin toegelaten zou worden. Niet welkom geheten, maar gewoon toegelaten, gedoogd, misschien soms gewaardeerd, als een signaal van een integere omgang met het leven.
Dat klopt, een wereld waarin melancholie niet verborgen of verdrongen hoeft te worden, is mooier, interessanter, zelfs echter. Maar dat kan niet bewerkstelligd worden door de melancholie toe te laten, alsof ze ondergronds gegaan zou zijn en op een vingerknip van, nu van wie precies? van de tijd? van een cultuur? of van onszelf, die niet langer bereid zijn ons te generen?: op een vingerknip dus van een geheimzinnige hand tevoorschijn zou springen. Melancholie is een symptoom van een bepaalde omgang met het leven.
(…)
Melancholie is een symptoom van een leven dat zich voortdurend ijkt aan een oorspronkelijk zelf – niet aan een zelf dat aanbevolen, ingebeeld en nagedaan wordt –, waarin het verlangen een gidsende rol speelt en waarin de zijnsvormen uitdrukkingen van onszelf zijn.