Jan-Willem Lubbers

2024

2001   honderd woorden (37)

Ik weet niet wat het is. Misschien zijn het de woorden van Diana Ozon – hoe kun je nou rechtlijnig denken in een ronde schedel? – die in mij blijven rondtollen. Veel van wat ik ben is toeval en ik begrijp het evangelie van het najagen van dromen niet. Dromen zijn bedrog is mij verteld. Iets bereiken en zin geven is met terugwerkende kracht. En zo zit ik in mijn woonkamer en kijk rond. Al die boeken, al die zoektochten en illusies – dromen, om het modern te zeggen – al die stille woorden om de tijd vast te grijpen en terug te brengen.

Jasmine Myra Still Waters via Spotify ]

7.5.2024

2000

De industrieel trof de visser tot zijn afgrijzen languit op de grond naast zijn boot met een pijpje in de mond.

Waarom ben je niet aan het vissen? vroeg de industrieel.
Omdat ik voor vandaag voldoende vis heb gevangen.
Waarom vang je er niet nog een paar meer?
Wat heb ik daaraan?
Dan kun je meer verdienen, een motor aan je boot hangen en dieper water bevaren en nog meer vis vangen. Dan zou je geld hebben om nylon netten te kopen, en dat betekent weer meer vis en meer geld. Dan heb je binnen de kortste keren geld genoeg om twee boten te kopen, ja een hele vloot boten. Dan zou je net zo rijk kunnen worden als ik.
En wat zou ik dan moeten gaan doen?
Dan kun je achteroverleunen en van het leven genieten.
Wat denk je dat ik nu aan het doen ben?

John Lane Tijdloze eenvoud, 8

4.5.2024

1999

Yurara Sarara Wabi-Sabi via YouTube

3.5.2024

1998

Nee, ik heb geen perfect leven, al was het maar omdat ik niet in een perfect leven geloof, al was het maar omdat ik denk dat geloof altijd gebaseerd is op illusies, ook al zijn illusies noodzakelijk om het leven te leven. (Hoeveel werkelijkheid verdraagt een mens? Niet veel, vrees ik.) In de ogen van anderen zal mijn leven niet erg bijzonder zijn, maar het is goed genoeg voor mij.

Er zijn afslagen genomen die ik achteraf liever niet had genomen. Maar toch, hoe vreemd het ook mag klinken, ik ben tevreden over hoe mijn leven is verlopen. En omdat ik niet weet hoe een en ander gegaan zou zijn als ik wel die andere afslagen genomen zou hebben, ga ik er vanuit dat mijn leven tot nu toe de best mogelijke variant is geweest. De toekomst zal net zo gaan, ik zal domme beslissingen nemen, verstandige ook wellicht, er zullen onaangename gebeurtenissen plaatsvinden, maar ook momenten van geluk; zoals het leven nu eenmaal voortgaat.

Transformeert, niets blijft ooit hetzelfde, zoals die beroemde rivier van hoe heet die Griek ook al weer. Maar als perfectie besloten ligt in imperfectie (zoals imperfectie besloten ligt in perfectie), wel, dan kan ik zeggen: ja, ik heb een perfect leven.

29.4.2024

1997

THE PERFECT LIFE

I have a perfect life. It isn't much,
But it's enough for me. It keeps me alive
And happy in a vague way: no disappointments
On the near horizon, no pangs of doubt;
Looking forward in anticipation, looking back
In satisfaction at the conclusion of each day.
I heed the promptings of my inner voice,
And what I hear is comforting, full of reassurance
For my own powers and innate superiority — the fake
Security of someone in the grip of a delusion,
In denial, climbing taller towers
Like a tiny tyrant looking on his little kingdom
With a secret smile, while all the while

Time lies in a wait. And what feels ample now
Turns colorless and cold, and what seems beautiful
And strong becomes an object of indifference
Reaching out to no one, as later middle age
Turns old, and the strength is gone.
Right now the moments yield to me sweet
Feelings of contentment, but the human
Dies, and what I take for granted bears a name
To be forgotten soon, as the things I know
Turn into unfamiliar faces
In a strange room, leaving merely
A blank space, like a hole left in the wake
Of a perfect life, which closes over.

John Koethe Walking Backwards, 183

29.4.2024

1996

Gisteren was het eenentwintig jaar geleden dat ik mijn eerste bericht plaatste op mijn website. Weliswaar was indertijd het adres een andere in de virtuele wereld, maar toch: mijn website. Het webloggen was populair en ik surfde de eerste jaren mee op de populariteit van het medium, wat de vele particuliere en banale berichtjes in de eerste jaren verklaart. Facebook en andere sociale media hebben de populariteit overgenomen, de rijke weblogwereld werd steeds kleiner, vele webloggers stopten ermee. Facebook is veel toegankelijker - je hoeft niet per se een eigen webpagina te onderhouden - en het mogelijke publiek en respons is aanmerkelijk groter.

Ik kon geen afscheid nemen van mijn website. Het bleef voldoen aan mijn behoefte om flessenpost in de virtuele wereld te blijven slingeren. In tegenstelling tot Facebook kon ik zelf de pixels bepalen, eeuwig op zoek naar de ideale lay-out. Ik probeerde wel via Facebook lezers naar mijn website te verleiden, maar het laatste jaar voordat ik Facebook uit mijn leven heb verbannen, merkte ik nauwelijks meer belangstelling. Facebook voegde niets toe en werd een blok aan mijn been dat voortdurend om aandacht schreeuwde. Geïnteresseerde lezers zouden de weg naar mijn website ook zonder Facebook wel vinden.

Of ik wel of niet veel bezoekers op mijn website ontvang weet ik niet, er loopt geen tellertje mee. Het is voor mij een raadsel wie er allemaal lezen. Misschien slechts een enkeling, misschien zijn er anonieme lezers waar ik geen weet van heb. Het aantal reacties via mijn e-mailadres zijn op één hand te tellen en al ben ik natuurlijk zeer nieuwsgierig naar de eventuele anonieme lezers, ik respecteer evenzeer hun wens om onbekend te blijven.

Toen ik met bloggen begon, stelde ik geen grote eisen aan mijn schrijven, ik zou wel zien, ik had geen grote pet op van de kwaliteit. Ik vermoed dat het de afgelopen eenentwintig jaar wel wat vooruit is gegaan, maar het oordeel laat ik aan anderen. Het onvermogen om mijn eigen schrijfsels te beoordelen is gebleven. Soms lees ik een oud bericht en denk dan wel eens dat het ook weer niet zo beroerd is. Ik heb complimenten mogen ontvangen en dat was geruststellend, maar het heeft de twijfel nooit weggenomen.

In mijn leven is er in die eenentwintig jaar veel veranderd. In het begin woonde ik nog in Utrecht, werkte ik in hartje Amsterdam en was getrouwd en vader van een zoon. De website was een uitlaatklep van gedachten en ervaringen waar ik op een andere wijze geen ruimte voor vond. Toen kon ik niet vermoeden dat ik vader zou worden van drie kinderen, dat mijn huwelijk spaak zou lopen en dat ik ondertussen een baan om de hoek bij een grootgrutter heb. Ik koester mijn alleenzaamheid, omring mij met boeken, lees, wandel een schrijf, al bereiken steeds minder teksten mijn website. Het is beter zo.

Mijn website, mijn kluizenaarshut, mijn Walden in de virtuele wereld. Het is een deel van mij, maar wie denkt mij te leren kennen louter door mijn teksten te lezen, komt bedrogen uit.

Lezers of niet, waar het mij om gaat is dat mijn website mij ruimte geeft om te vinden waar ik niet naar zocht, maar wat misschien juist datgene is waar ik wel naar zocht. Ruimte waarin iets zich aandient waarvan ik in het begin van het schrijven nog geen vermoeden had. Niet ik schrijf deze website, de website schrijft mij. Daarom is het meer dan een adres in de virtuele wereld, het is een onzichtbare plek in mijn leven. Wat ik alleen maar hoef te doen, is te zorgen dat op het onzichtbare podium datgene aanwezig is wat maakt dat iets op een onbewaakt ogenblik zich kan aandienen. En voor 'datgene' heb ik de drieslag nodig, dat al enige tijd bovenaan de website staat: silence, simplicity en solitude. Het lijkt erop dat ik dat na eenentwintig jaar enigszins gevonden heb.

25.4.2024

1995   honderd woorden (36)

Nu het loof het bos weer groen kleurt en de zon 's ochtends laag boven de horizon staat, zie ik vanuit mijn leesstoel de schaduwen dansen op de muur, schaduwen als een zacht gefluister in mijn thuis. Zo komt de wereld bij mij binnen, zo worden binnen en buiten vermengd. De zon wil me naar buiten verleiden, de schaduwen vertellen me te gaan lezen. Een kop koffie lang mijmer ik voor me uit. Wanneer het kopje leeg is, besluit ik de woorden op te schrijven, wetende dat het schaduwballet over een paar uur op de tegenoverliggende muur een reprise geeft.

18.4.2024

1994

Geen groter soelaas dan in je eentje bij een lamp te zitten met een opengespreid boek en bevriend te raken met iemand uit lang vervlogen tijden die je nooit hebt ontmoet.

Kenkō De kunst van het nietsdoen §13, 14

15.4.2024

1993   zonder context (128)

Ik voel me zo langzamerhand zélf iemand met ezelsoren, een geknakte rug, een bol achterplat en een beduimelde inhoud.
Gerrit Komrij Halfgod verzamelaar, 10

Ruggen van boeken, ja, die waren het aandoenlijkst van alles.
Gerrit Komrij Halfgod verzamelaar, 20

Misschien ging ik evenzeer naar de bibliotheek voor de boeken als om alleen te zijn, denk ik nu.
Fiep van Bodegom 'Voor wie wil ik heten?' in: De Gids 2023/5, 53

Ik denk dat het toch eerder een kwestie van dromerige luiheid is geweest, dezelfde luiheid die ervoor zorgt dat ik nu juist hele dagen met lezen verdoe.
H.M. van den Brink 'Bloed, taal, bodem' in: De Gids 2023/5, 61

Nu ja, net als aan schrijvers kent men ook aan cultuurfilosofen meer verstand en profetisch inzicht toe dan zij bezitten.
Gerrit Komrij Halfgod verzamelaar, 119

Al onze basisideeën over democratie, recht, beschaving en duizenderlei dingen meer waar we in de dagelijkse omgang, de politiek en onze bestaanszekerheid mee te maken hebben, dat alles is ontstaan uit de ideeën die een paar mensen ooit neeschreven in de literatuur en de filosofie.
Gerrit Komrij Halfgod verzamelaar, 119

De strijd tussen het Ene Boek en de Vele Boeken is de strijd van de uniformisering en de haat tegen de genuanceerdheid en het begrip.
Gerrit Komrij Halfgod verzamelaar, 137

15.4.2024

1992

Wanneer mensen nou eens stopten met doen wat zou er dan een rust en stilte over de wereld neerdalen. Ach, al was het maar een dag per week ….

1.4.2024

1991   zonder context (127)

Schrijven is voor mij geen daad of staat van de verbeelding, het heeft alles te maken met het herdenken van gebeurtenissen.
Katalijne De Vuyst 'Een gesprek met de Zwitserse dichter Pierrine Poget' in: Poëziekrant 2023/5, 6

Als het van mezelf afhing, zou ik willen dat de lezer langzaam leest, dat hij het boek regelmatig neerlegt om datgene wat de lectuur in hem losmaakt langer te laten duren.
Katalijne De Vuyst 'Een gesprek met de Zwitserse dichter Pierrine Poget' in: Poëziekrant 2023/5, 7

Wat betreft de vraag of gelijkwaardigheid tussen beide partners het geluk in de weg staat, durf ik wel de stelling aan dat het probleem niet zozeer ligt bij de gelijkwaardigheid als wel bij de ideeën over geluk die we vandaag de dag hebben.
Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 222

Ook de wetenschap dat het ook waardevol is om alleen te zijn, en respect voor het verlangen daarnaar van een ander, speelt een rol in het voortdurend schuivende krachtenveld binnen de relatie.
Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 225

Maar na vijftien jaar onderwijs en systematische, ideologische 'indoctrinatie' is de perceptie van de meeste West-Europeanen redelijk homogeen: alle andere culturen op de wereld zijn minder beschaafde, 'primitievere' voorstadia van de Europese beschaving.
Henk Oosterling Waar geen wil is, is een weg, 158

Terwijl in het christelijke Westen altijd gevraagd wordt waarvoor al dat menselijk lijden goed is of waarom mensen zo moeten lijden, stelt het boeddhisme een veel pragmatischer vraag: niet waartoe of waarom, maar waardoor lijden mensen?
Henk Oosterling Waar geen wil is, is een weg, 200

Het verlangen naar geld is immers zo met de mensen vergroeid dat het niet als zonde maar als deugd wordt gezien: hoe rijker iemand is, des te hoger acht men hem.
Poggio Bracciolini 'Over de hebzucht: een tafelgesprek' in: Nexus 93, 146

26.3.2024

1990

Denkend aan de ideeënleer van Plato zie ik zeepbellen uiteen spatten.

18.3.2024

1989

Niet dat ik schrijf, maar dat ik schrijf.

13.3.2024

1988

brokstukken

brokkelen

broos botsend

de helling

af

het dal

in

en?

plons!

5.3.2024

1987

Een dichte mist komt opzetten en verandert het landschap in een ware concertzaal. De bruinwierstokken trommelen op de rotsen. Geboeid luister ik naar dit aanlandige tamboerkorps dat roffels oefent voor een volgende taptoe. Als elke zevende golf, zoals vaak wordt beweerd, inderdaad hoger en lager is, zou ik het ritme van de zee in het getrommel moeten kunnen horen. Ik ga net boven het water op een steen zitten en concentreer me op het geluid. Elke minuut lijken er klanken bij te komen; de branding verandert in een orkestbak. Ik luister naar het suizen van de mistdeeltjes, de zachte golven die aan de luide omklappende golf voorafgaan, naar het lange uitrollen van de de zee, het uiteinde van de vloed, de kelp aan de voet ervan die over ander kelp heen glijdt en het uiteenspatten van de bellen op het zand nadat het water zich heeft teruggetrokken.

Als een paar uur later de mist verdwenen is, ligt de partituur waarnaar ik luisterde uitgespreid over het strand: een notenschrift van zeewier, waarin alle akkoorden ruim staan uitgeschreven.

Miek Zwamborn Onderling, 131

4.3.2024

1986   zonder context (126)

In de liefde zijn we allemaal dichters, ten goede of ten kwade.
Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 66

Als je zegt 'ik ben', zeg je meteen 'ik heb iets verloren'.
Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 67

Wat betekent het om deel uit te maken van een maatschappij waarin overdaad als iets begerenswaardigs wordt beschouwd?
Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 97

Achter elke bevredigde behoefte schuilt een nieuw verlangen.
Mihaly Csikszentmihalyi flow, 22

Of zelfs de meest doorwrochte literaire schepping tot leven komt of niet hangt niet alleen af van het lezen, maar ook van de omgeving waarin dat gebeurt.
Gillian Osborne 'Natuurhistorische teksten lezen in de winter' in: Terras 24, 123

Zijn honger naar lectuur was al groter geworden, hij begreep niet hoe men leven kon zonder boeken.
S. Vestdijk Het vijfde zegel, 350

Ik hou van de aanwezigheid van de verstrijkende tijd, de geruisloze sporen die erdoor worden achtergelaten.
Katalijne De Vuyst 'Een gesprek met de Zwitserse dichter Pierrine Poget' in: Poëziekrant 2023/5, 4

26.2.2024

1985

'Maar hoe die te vinden? Wanneer ik één woord uitspreek,—als formule, als talisman,—stromen er tien toe, die ieder een wereld voor mij openen, die door geen honderdduizend woorden te vullen is! De woorden stromen door mij heen, maar zij veranderen mij niet… Maar goed, ik heb dan een woord gevonden, waarvan ik spoedig de verborgen krachten beproeven wil, en dat woord is: lelijkheid,—u wist het reeds. Ik verdraag niets meer wat op schoonheid of harmonie aanspraak maakt. Een mooie vrouw,—dit nuttig grondbegrip voor alle schildersacademies, om van de zoete werkelijkheid maar te zwijgen,—ik verdraag het niet meer. Symmetrie verdraag ik niet meer. Zonsondergangen, fonteinen en rozen al evenmin. Hier!'—Hij begaf zich naar de hoek van het atelier, waar de copie van Titiaans' Heilige Familie aan de muur hing. Maar hij bedacht zich; Esquerrer had de Titiaan eens tegenover hem geprezen, en hij wilde zo overtuigend mogelijk zijn. Lang te zoeken naar een beter exempel hoefde hij niet. Onder de doeken, die met hun beschilderde kant tegen de muur aan stonden, had hij aldra een uitgekozen en naar het licht gedraaid: eveneens een Heilige Familie, een van die massa-artikelen, onder zijn leiding vervaardigd, en waarvan hij er hier opzettelijk een paar had laten staan om zich, zodra hij daar behoefte aan had, te kunnen overtuigen van hun waardeloosheid.

S. Vestdijk Het vijfde zegel, 180

18.2.2024

1984

De weelderige tuin werd begrensd door een muur, een muur met prikkeldraad en elektrische bedrading om te voorkomen dat iemand over de muur zou kunnen klimmen. Soms zag men in de verte een wachttoren waarin iemand ijsbeerde. Soms zag men schoorstenen die zwarte wolken en vuur uitbraakten. Als toeschouwer weet je, de tuin is het paradijsje van de bewoonster, achter de muur is de hel. De hel kregen we niet te zien, hoorbaar was het des te meer, als een orgelpunt.

In mijn kindertijd had ik een fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog. Of misschien beter: een fascinatie voor soldaten. Mijn vader was per slot beroepsmilitair. Mijn ouders hadden niet veel boeken, maar Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van dr. L. de Jong stond prominent in de huiskamer. Daarnaast stond in tien delen de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in foto's en documenten met inleidingen van G.B.J. Hiltermann (Hitlerman verbasterde ik als kind). Het waren vooral de foto's in deze boekjes die mijn aandacht keer op keer trokken. Afschuwelijke foto's weet ik nu, maar als kind realiseerde ik me dat niet. Ik was zelfs onder de indruk van de Duitsers, wat zagen ze er allemaal prachtig en indrukwekkend uit. De Amerikanen trouwens ook, die met vlammenwerpers de eilanden in de Stille Oceaan aan het bevrijden waren. Ik weet niet meer op welke leeftijd de omslag plaatsvond van kinderlijke fascinatie naar een beginnend gevoel van afschuw voor de geschiedenis achter die foto's. Toch, een zekere fascinatie bleef, een fascinatie voor het feit dat de geschiedenis zichtbaar was, ook al wist ik ondertussen wat een onvoorstelbaar leed die foto's documenteerden. En de kast met L. de Jong en G.B.J. Hiltermann staat nu bij mij, het zijn de enige boeken die ik uit erfenis heb meegenomen.

Wat-als-vragen zijn zelden zinvol. Toch heb ik me meermaals afgevraagd of ik als Duitser in de jaren dertig weerstand had kunnen bieden aan de verleidingen van het nationaal-socialisme. In hoeverre zou ik meegesleept zijn door de ontwikkelingen? Had ik weerstand kunnen bieden aan de uniformen? Aan de alom verkondigde illusie dat wij als volk superieur waren? Aan het charisma van Hitler? Zou het banale kwaad ook in mij schuilen?

Bevinden wij ons niet voortdurend in een niemandsland tussen paradijs en hel?

Ik ben ooit in mijn tienerjaren in het museum Auschwitz-Birkenau geweest. Ik heb in een gaskamer gestaan, ik heb de ovens gezien. In de stilte probeerde ik me het onvoorstelbare voor te stellen, maar ik voelde niets en schaamde me daarvoor.

Wanneer we in mei de doden herdenken en de bevrijding vieren is er altijd wel iemand die zegt dat we dit vooral moeten blijven doen, want wat er in de Tweede Oorlog gebeurde, dat mag nooit meer gebeuren. Dan voel ik woede en zou ik die persoon vloekend willen toeschreeuwen: het gebeurt nog elke dag, weet je dat dan niet? Die muur en die wachttorens, die zijn er nog steeds, op vele plekken op de wereld. Misschien niet met datgene wat de Holocaust zo uniek maakte – de logistieke en industriële hang naar het vernietigen van mensen met bepaalde eigenschappen, het uitroeien van een volk –, maar de concentratiekampen waar mensen gemarteld en ontmenselijkt worden, die bestaan nog steeds. Het gebeurt nog elke dag! Wij bevinden ons vooralsnog aan de paradijselijke kant van de muur.

Ze bestaan nog, de mensen die op een humanistisch beschavingsideaal vertrouwen. Als je maar voldoende deelneemt aan en kennis neemt van cultuur en wetenschap, als we de mensen maar uit onwetenheid trekken (het ideaal Bildung), dan komt het wel goed met de mensheid. Die idealisten zien alleen het licht van de Verlichting, niet de schaduw die het vooruit werpt. Was het niet George Steiner die zich terecht afvroeg hoe het toch mogelijk was, dat mensen die 's avonds na het werk Schubert zingen aan de piano, de volgende dag gewoon weer doorgingen met het vernietigende werk in het concentratiekamp? Het enige antwoord dat ik kan verzinnen is: omdat het in de aard van mensen zit. Wij leven in een niemandsland, we reiken naar het paradijs en negeren het orgelpunt van de hel.

Paradijs? Ik vraag me af of het nog wel goed komt. De klimaatverandering dendert maar door, de gemiddelde temperatuur stijgt en de gevolgen daarvan worden steeds duidelijker waarneembaar. Extremere weersomstandigheden, bosbranden, overstromingen, droogte, hoge temperaturen, maar ook het uitsterven van diersoorten, het sterven van bossen, koraalriffen, je kunt niet meer naar een natuurfilm kijken zonder er aan herinnert te worden dat datgene wat je net gezien hebt wellicht aan het verdwijnen is. Ik stel me zo voor dat over vijfenzeventig jaar een film wordt gemaakt voor de mensen die dan nog weten te overleven in de weinige leefbare gedeelten van de aarde, waarin getoond wordt, hoe aan het begin van de eenentwintigste eeuw mensen gewoon doorgingen met hun alledaagse leven terwijl ze wisten wat er aan de andere kant van de muur gebeurde. De klimaatverandering is het orgelpunt van onze tijd.

Want die muur zit in ons allemaal. Niemand kan de zwaarte dragen van de andere kant, dat kunnen we alleen als collectief, als samenleving. En hoewel ik iedereen zijn paradijsje gun, zijn feestje, zijn carnaval, zou het goed zijn als we allemaal zo nu en dan eens luisteren naar dat orgelpunt en daar consequenties uit trekken voor onze manier van leven. Ik vrees dat die samenleving niet meer mogelijk is.

Naast het orgelpunt was er ook voortdurend een zwarte hond die rond rende. Eigenlijk had niemand echt aandacht voor die hond. Die hond was er, net als het geluid vanachter de muur. Die hond leek niet geregisseerd. Wat was de betekenis van die hond? Hij deed niemand kwaad, hij wilde alleen maar aandacht. Hij was aanwezig, zoals de bloemen en planten in de tuin, de prachtige meubels in het huis, het stromende water van de rivier, het paard in de stal. Zij waren onwetend en onschuldig, niet eens stille getuigen.

Het meest ontluisterend vond ik niet alleen het contrast tussen het alledaagse voortleven in weelde en negeren van de hel achter de muur, maar het besef dat in ieder van ons een Rudolf Höss en Hedwig Hensel schuilt.

trailer The Zone of Interest

15.2.2024

1983   honderd woorden (35)

Nee mevrouw, ik ben geen aanhanger, geen volgeling of gelovige. Hij zou dat ook niet gewild hebben. Hij stelde ter discussie, hij twijfelde aan heersende waarheden en de waarden die daaruit voortvloeiden. Dat een waarheid ook een geschiedenis heeft en dat het ontstaan ervan vaak niets met waarheid te maken had. Nee mevrouw, hij heeft niet gezegd dat God dood is, hij liet dat een personage zeggen, een dwaas met een ontstoken lamp op klaarlichte dag. Dat we bij onszelf te rade gaan, ook al leidt dat soms tot waanzin. Wees een wandelaar, een reiziger, een avonturier in het denken.

13.2.2024

1982   zonder context (125)

De problemen in de wereld van vandaag zijn niet het gevolg van een gebrek aan vrijheid, maar juist het gevolg van een teveel aan vrijheid.
Cees Zweistra 'Verantwoordelijkheid en het complotdenken' in: Filosofie-Tijdschrift 2023/4, 6

Onszelf leren kennen is het leren kennen van onze afweermechanismen.
Johan Reijmerink 'De glans van de gebrokenheid' in: Filosofie-Tijdschrift 2023/4, 56

Niet de zwijnen dragen verantwoording, doch de man die de parelen werpt, hij doet het zichzelf aan…
S. Vestdijk Het vijfde zegel, 139-140

Stilte kan een gevolg zijn van angst: spreken lijkt enger dan niet spreken, vooral als het kwesties van uitspreken betreft, maar het is de rottende taal in je binnenste die uiteindelijk een veel groter gevaar vormt voor de gezondheid.
Maria Barnas & Niña Weijers 'Briefwisseling. Onuitgesproken taal' in De Gids 2023/4, 77

Langzaam daagt het inzicht dat de wereld een waterbed is: het onwennige ecobesef dat we onze problemen slechts verplaatsen in plaats van er echt iets aan te doen.
Henk Oosterling Waar geen wil is, is een weg, 51

Makkelijker is het te spreken / over de boodschappen / die de dichter gedaan heeft en in het gedicht heeft laten liggen / zonder door te trekken.
Nachoem Wijnberg 'Poëzienieuws' in: DW B 2023/3, 101

Want in de liefde bemint men nog iets buiten zichzelf, in die staat van genade echter, die zich bij mij sindsdien zelden nog herhaald heeft, hoezeer ik er ook naar streef (maar misschien moet men dit juist niet doen), is er niets anders meer, men is alleen, men heeft zich veranderd in datgene wat men liefhad, men is zèlf liefde, maar men merkt het niet, het zou ook haat of verachting kunnen zijn, of machtsgevoel, men weet het niet.
S. Vestdijk Het vijfde zegel, 262

10.2.2024

1981   honderd woorden (34)

Het stelde niets voor, maar ik werd blij van de enkele sneeuwvlokjes die naar beneden dwarrelden. Het liefste zou ik het landschap weer bedekt zien onder een laag sneeuw. Onpraktisch voor mensen die zich op kunstmatige wijze voortbewegen, maar esthetisch is er bijna niets mooiers. Niet alleen vanwege het introverte beeld, maar vooral ook omdat het licht anders is en het geluid anders klinkt. Het kraken van sneeuw, het breken van ijs in wat een regenplas was, ik ontleen er een jongensachtig genoegen aan. Dus deed ik mijn winterjas en handschoenen aan, muts op en ging wandelen in het bos.

8.1.2024

1980

Neem dus aan dat het leven een door verlangen gestuwde reeks transformaties is van verlies naar nieuwe liefde, van gedwongen afscheid van wat levend was naar een vitale hechting met herinnering, van gemis aan vervulling naar vervulling met gemis.
Dan is het conflict tussen de verloren liefde en de nieuwe liefde dat leidt tot de ervaring van de melancholie, ook het conflict van de logica van het leven zelf. Leven is de pijnijke overgang van het ene zijn naar het andere, met verlies, tekort, gemis, maar ook met vreugde, vervulling en geluk. Melancholie kijkt dubbelzinnig, maar uiteindelijk vooral met vreugde naar de transformatie van het verlies in de vervanging. Ze beaamt wat er gebeurd is. Het is goed zo. En in feite beaamt ze daarmee dus het leven zelf. Wie tot melancholie in staat is, heeft de structuur van het leven aanvaard.

Het is verleidelijk te opperen dat de wereld er beter aan toe zou zijn – mooier zou zijn, menselijker, meer de moeite van het leven waard, optimistischer beloftevoller –, als er minder verzet tegen verdriet was en als melancholie erin toegelaten zou worden. Niet welkom geheten, maar gewoon toegelaten, gedoogd, misschien soms gewaardeerd, als een signaal van een integere omgang met het leven.
Dat klopt, een wereld waarin melancholie niet verborgen of verdrongen hoeft te worden, is mooier, interessanter, zelfs echter. Maar dat kan niet bewerkstelligd worden door de melancholie toe te laten, alsof ze ondergronds gegaan zou zijn en op een vingerknip van, nu van wie precies? van de tijd? van een cultuur? of van onszelf, die niet langer bereid zijn ons te generen?: op een vingerknip dus van een geheimzinnige hand tevoorschijn zou springen. Melancholie is een symptoom van een bepaalde omgang met het leven.
(…)
Melancholie is een symptoom van een leven dat zich voortdurend ijkt aan een oorspronkelijk zelf – niet aan een zelf dat aanbevolen, ingebeeld en nagedaan wordt –, waarin het verlangen een gidsende rol speelt en waarin de zijnsvormen uitdrukkingen van onszelf zijn.

Ben Schomakers Het begin van de melancholie, 164, 179-180

2.1.2024