Jan-Willem Lubbers
2023
⛩
1979 honderd woorden (33)
Ik mocht helpen met versieren, als mijn vader ondertussen niet zijn geduld verloren had met het ontwarren van de lichtjes. Wanneer alle lichtjes, ballen en andere versieringen aangebracht waren, legde mijn vader een flinke laag engelenhaar om de boom heen, waardoor de meeste versiering aan het oog onttrokken werd. De lichtjes glinsterden dan mooi, dat wel. Niet alleen de boom, de hele huiskamer werd op overdreven wijze versierd. Tafelkleden, kaarsen, kerststukjes, het kon niet op. En natuurlijk de vele cadeaus onder de boom. Als kind vond ik het allemaal fantastisch, maar later als tiener zag ik alleen de belachelijke overdrijving.
19.12.2023
1978 honderd woorden (32)
Het kerstfeest is een christelijk feest. Ik ben geen christen, dus ik vier het kerstfeest niet, althans, niet in christelijke zin. Of misschien toch wel. Het kerstfeest is verworden tot een seculier feest, al zitten de kerken met kerst vol, voor de sfeer. Verder lijkt kerst vooral een feest van teveel versiering en eten en drinken. Het is een familiefeest waarbij iedereen een blije, gelukkige uitstraling dient te hebben en waarbij eventuele conflicten overwonnen dienen te worden. Voor mij is kerst daarentegen een feest van soberheid en inkeer. Want gaat het verhaal niet dat Jezus werd geboren in een stal?
17.12.2023
1977 zonder context (124)
Maar om mensen tot de meest absurde catastrofes te verlokken zijn er geen goden of geheime genootschappen nodig. De menselijke natuur volstaat daar ruimschoots voor.
Simone Weil Over oorlog, 41-42
de spiegel liegt niet meer als jij hem de rug toekeert
Akim A.J. Willems 'schrammenschrift' in: het liegend konijn 2022/2, 272
zwijgen is het wreedaardig uitgestelde schreeuwen
Akim A.J. Willems 'schrammenschrift' in: het liegend konijn 2022/2, 273
Het neoliberale exces van vrijheid en prestatiedwang is niets anders dan het exces van het kapitaal.
Byung-Chul Han Vita contemplativa, 35
Catastrofaal is niet het plaatsvinden van een onverwachte gebeurtenis, maar de continuïteit van het 'zo verder', de continue herhaling van hetzelfde.
Byung-Chul Han Vita contemplativa, 51
De dwang tot activiteit, de productie- en prestatiedwang leidt tot ademloosheid.
Byung-Chul Han Vita contemplativa, 61
De huidige crisis bestaat erin dat alles wat het leven zin en oriëntatie zou kunnen geven, teloorgaat.
Byung-Chul Han Vita contemplativa, 71
8.12.2023
1976 zonder context (123)
Dan komt het, als een warme, dalende golf van Hokusai, het verpletterende inzicht dat het leven tot nu toe verkeerd geleid is, dat het zelfs verspild is, dat het verlorene nooit herwonnen kan worden en dat alles wat nog komen zal met grote intensiteit te verwelkomen en te leven is.
Ben Schomakers Het begin van de melancholie, 90
Ik droom over een schuilkelder op de rand van mijn geheugen
Halyna Kroek 'Gedichten' in: DW B 2023/2, 79
Ik was graag van hout geweest, ik had graag jaarringen in me gehad.
Marthe van Bronkhorst 'Probatio' in: DW B 2023/2, 127
Het verlangen naar de werkelijkheid is vermoedelijk het telkens terugkerende thema van mijn denken, misschien ook van mijn leven.
Ben Schomakers Het begin van de melancholie, 114
Melancholie is een prachtig aspect van het verdriet, misschien het mooiste, ondanks haar dubbelzinnige karakter van pijn en machteloosheid aan de ene kant en een besef van dierbaarheid en iets dat op blijdschap lijkt aan de andere.
Ben Schomakers Het begin van de melancholie, 149
In de loop van de melancholische ervaring doet zich altijd pijn voor, om onze onmacht de werkelijkheid voor onze verloren liefde te openen, om de zijnsmogelijkheid die we dus definitief kwijt zijn, om de onvermijdelijke ontrouw die we bewijzen, of we willen of niet, aan ons nieuwe bestaan door van het oude te blijven houden, aan het oude bestaan door in het nieuwe te gaan wonen.
Ben Schomakers Het begin van de melancholie, 162
Ja, melancholie dwingt tot eenzaamheid, onherroepelijk.
Ben Schomakers Het begin van de melancholie, 179
8.12.2023
1975 zonder context (122)
Om te kunnen veranderen moet er iets hetzelfde blijven.
Eva Meijer Het witste woord, 13
De schoonheid zit in de juiste afstand.
Sanne Bloemink 'De grenzen van het zelf verbreden' in: De Groene Amsterdammer 2023/28-29, 59
Binnen in alles wat geluid maakt ligt iets stils.
Eva Meijer Het witste woord, 15
Juist het verlangen om er de brui aan te geven zorgt ervoor dat je toch door kunt gaan.
Geoff Dyer in Peter de Bruijn 'Van cappuccino tot Roger Federer: de Britse schrijver Geoff Dyer wil schrijven over alles' in: NRC boeken 27 juli 2023, C7
Vedriet en verlating leidt in sommige gevallen tot onwil en angst voor een nieuwe binding, maar tegelijk tot een poging het leven leefbaar te maken door een terugtrekking in eenzame
onafhankelijkheid en stoerheid, die vervolgens met voor de werkelijkheid bestemde lieve gestes toegedekt worden.
Ben Schomakers Het begin van de melancholie, 84
Er is maar één ding echt, ook als we het niet in handen hebben, het niet kennen, niet in staat zijn het te benoemen en geen idee hebben waar het te zoeken.
Ben Schomakers Het begin van de melancholie, 86
Onze cultuur wordt overspoeld met oppervlakkig optimisme over het vermogen om 'een verschil te maken', en wel zozeer dat onder de glanzende, glimlachende oppervlakte een dagelijks in omvang en diepte toenemende wanhoop wordt gekweekt.
Zena Hitz 'Over arbeidsdeling en bronnen van troost' in: Nexus nummer 92, 147
4.9.2023
1974
Hedenmiddag tegen twaalf uur ontsliep mijn geliefde broer Friedrich Nietzsche
, zo maakte Elisabeth Förster-Nietzsche bekend. Friedrich Nietzsche stierf op zaterdag 25 augustus 1900 tussen 11 en 12 uur 's ochtends. Ik heb het altijd een mooi gegeven gevonden dat Nietzsche overleed in het ochtendgloren van de 20e eeuw.
Vandaag heb ik de leeftijd bereikt waarop Nietzsche overleed. Mocht ik het komende uur overleven, dan word ik ouder dan hij.
Nietzsche werd 55 jaar, maar overleed mentaal al ruim 11 jaar eerder, in de eerste dagen van januari 1889. Toen was hij 44 jaar. Wat er precies met zijn hersenen gebeurd is, dat weten we niet zeker. Er zijn vele onderzoeken geweest, er is gespeculeerd, men heeft vermoedens, maar een definitieve diagnose is er niet en zal er waarschijnlijk niet komen. Vaststaat dat hij nog 11 jaar leefde als een patiënt met vergevorderde Alzheimer, althans, zo stel ik me dat voor.
Juist in de maanden voor zijn ineenstorting begon hij langzaam maar zeker enige roem te vergaren. Zo had Georg Brandes colleges gegeven in Kopenhagen over de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche. De zaal zat afgeladen vol. August Strindberg correspondeerde met Nietzsche en ook de Noorse schrijver Hamsun is door Nietzsche beïnvloed. Om maar een paar vroege voorbeelden te noemen. Er is zelfs correspondentie tussen Frederik van Eeden en Nietzsche bekend.
Voor mij stopt het altijd in januari 1889. In de 11 jaar daarna heeft Nietzsche natuurlijk niets meer geschreven. De onfrisse rol die zijn zuster in die jaren speelde roept altijd ergernis bij mij op. Aanvankelijk eerst met haar moeder, maar na het overlijden van de moeder zorgde zij alleen voor Nietzsche, bouwde een archief om hem heen en begon zijn 'nalatenschap' te beheren. Dat zij zijn documenten en brieven verzamelde, daar hebben we nu nog altijd voordeel van. Dat zij de uitgaven begon te manipuleren naar haar eigen bruine zienswijze, dat heeft de reputatie van Nietzsche geen goed gedaan. De nazi's deden de rest. Pas na de Tweede Wereldoorlog is het beeld van Nietzsche gezuiverd en is het onderzoek pas echt goed op gang gekomen. Maar het dieptepunt in het gedrag van zijn zuster is toch wel, dat je haar broer mocht bezoeken. Na betaling. Nietzsche was een levend onderdeel geworden van zijn eigen museum.
Wanneer ik naar mijn boekenkast kijk zie ik zijn werk staan. Zijn gepubliceerde boeken en ongepubliceerde teksten, zijn brieven, in het Duits en in vertaling en een groeiende collectie over zijn werk en leven. Het is het kloppende hart van mijn boekenkast geworden en al zijn er periodes dat ik niet naar hem omkijk, mijn belangstelling komt altijd weer terug sinds ik op de middelbare school voor de eerste keer over hem las.
Ik had graag met hem een wandeling gemaakt in de bergen rond Sils-Maria, dan had ik hem kunnen vragen naar zijn snor. Maar dat zit er niet meer in. Straks om twaalf uur zal ik een diepe buiging voor hem maken. Het enige wat ik nog kan doen is zijn werk lezen en dat zal ik blijven doen tot ik er zelf bij neerval.
17.8.2023
1973
Kijk, het heeft gewaaid
op het kleine bladstille plein
lagen groene bladeren die er niet hoorden
het was een zomer zoals het behoorde
totaal als de oorlog die elders woedde
terwijl de stad als een bom lag te dromen
moest er een droom zijn geweest die niet droomde
iets om even te schrikken, in woorden, terwijl
de rivier de vrienden voorbijstroomde
zij spraken over taalgebruik tandbederf aan
staande doden, schatten de roerloze tegenoever
prezen de dag tot diep in het donker, het was
zoals het altijd geweest was –
Gerrit Kouwenaar 'Kijk, het heeft gewaaid' in: verzamelde gedichten, 712
9.8.2023
1972
Het waait, denk ik. Is het 'het' uit 'het waait' niet hetzelfde als de 'ik' uit 'ik denk'? Is 'ik' uiteindelijk niet net zo onbepaald en bepalend als het 'het'. Ik waai, denkt het. Of misschien zelfs wel 'het denkt, waai ik'. Zou het mogelijk zijn dat meneer Descartes te vroeg stopte? Dat het 'ik denk' weliswaar naar het bestaan van 'ik' verwijst, maar wat doet 'ik' dan ontstaan? Ik denk, dus het bestaat? Het denkt, dus ik besta? Wat blijft er over wanneer ik alle ideeën, opvattingen, opinies, verwachtingen … wanneer ik alles wat ik tot ik maakt over boord gooi? Wanneer ik 'ik' uitwis? Wat waait er dan?
2.8.2023
1971
Als ik zelf mocht kiezen was ik graag doodgegaan, dan was het gewoon afgelopen, maar ik mag niet kiezen, ik mag nooit kiezen, alles gebeurt.
(Eva Meijer Het witste woord, 38) De wens om er niet meer te zijn herken ik. Wanneer de gedachte voor de eerste keer opkwam, dat weet ik niet meer, maar het moet voor zomer 1986 geweest zijn. De gedachte heeft me nooit meer verlaten. Misschien heeft het lezen van het boek van Jeroen Brouwers ertoe bijgedragen dat ik doodgaan altijd als mogelijkheid, als laatste mogelijkheid, als laatste deur in mijn achterhoofd heb gehouden. Maar toen kwam ik H. tegen en later ook andere mensen. Bovendien ben ik te laf, ik ben sowieso laf, ik heb geen durf, geen moed, dat is voor mij een reden en de oorzaak dat ik overleef, ergens in het niemandsland van de tijd. Wel ben ik in staat, beste Blaise, om rustig in een kamer te verblijven en te lezen. Ondertussen heb ik nog drie redenen om de laatste deur gesloten te houden. Ik heb de keuze niet meer, maar nog altijd wel de wens, sluimerend in de catacomben van mijn gedachten.
21.7.2023
1970
Een stralende zomermorgen. Als ik eerlijk ben vind ik die maar saai. Een stralend blauwe lucht, egaal, onbeweeglijk. Nergens een zweem van een vermoeden, van een net niet noemen. Het is wat het is. Een soort pop art maar zonder de ironie van kunst die pretendeert één op één weer te gaven wat er is. De vogelgeluiden zijn een schelle kakofonie zonder karakteristieke loopjes, melodieën of trillers. Zeg, een Jackson Pollock. De kraaien zitten doodstil op hun paaltjes. De wei lijkt stiller dan ooit. Maar op de scherpe punt van een rietblad zit een slak. Waar wil hij heen? Ook deze morgen heeft zijn vraag en zijn drama.
Donald Niedekker Ochtenden, 88
20.7.2023
1969 (121)
Zen is not opposed to reason and intellectual thought, but it recognizes the tendency to become so wrapped up in concepts that we begin to believe they are reality itself, rather than models of reality.
Jeremy Lent The Web of Meaning, 78
We live in a world designed to keep us numb – a culture spiked with innumerable doses of spiritual anesthesia concocted to bind us to the hedonic treadmill, to shuffle along with everyone else in a 'consensus trance'.
Jeremy Lent The Web of Meaning, 376
Een decadent in Nederland is iemand die twee pornoplaatjes heeft verzameld en in een oude bijbel heeft verborgen.
Opheffer 'De decadenten' in: De Groene Amsterdammer 2023/24, 67
Paradoxes are not something that you solve, they are something that you learn how to live with.
Edward Slingerland Trying Not to Try, 196
The psychologists Jonathan Schooler, Dan Ariely, and George Loewenstein preface a recent paper on happiness with a quotation from Nathaniel Hawthorne: Happiness is as a butterfly which, when pursued, is always beyond our grasp, but which, if you will sit down quietly, may alight upon you.
Edward Slingerland Trying Not to Try, 207
De ochtend heeft het in zich een gedicht te zijn.
Donald Niedekker Ochtenden, 25
Misschien is het witste woord dat ik ken.
Eva Meijer Het witste woord, 9
12.7.2023
1968
Het leven heeft geen zin, maar je kunt er wel zin aan geven.
Een uitspraak waar ik me ongemakkelijk bij voel. Had ik net geruststellend geconstateerd dat het leven geen zin of doel heeft en ik me dus niet druk hoef te maken over de consequenties die uit een eventuele zin of doel volgen, wordt me verteld dat ik het leven dan maar zelf zin moet geven. Nog afgezien van de constatering dat zingeving dan wel heel particulier wordt (maar derhalve wel past in onze individualistische samenleving) en mogelijk botst met de zingeving van anderen. Ik heb geen zin in het leven als ik het zelf zin moet geven. Zinloosheid werkt voor mij bevrijdend, het neemt de druk weg om zinvol te zijn en maakt je aangenaam gevoelloos voor het voortdurende normatieve oordeel van anderen.
En toch.
Juist als je de overtuiging bent toegedaan dat de inherente zin van het leven ontbreekt en dat het weinig zinvol is om het dan maar te bedenken, juist dan ontstaat ruimte waarin, paradoxaal genoeg, zin kan ontstaan. Zin is emergent, het is er niet, maar kan spontaan optreden vanuit een samenloop van omstandigheden, een samenloop waardoor iets nieuws ontstaat dat als zinvol ervaren kan worden. Het blijft illusie, er is geen zin, maar er is een ogenblik zin ervaren.
Jeremy Lent reikte me een mooi beeld aan in zijn boek The Web of Meaning:
A rainbow is an emergent phenomenon arising from interaction between sunlight, rain, the retinas in your eyes and your own sense-making. Did it actually exist? Technically, a multitude of rainbow potentials existed at that moment: as falling rain refracted the sunlight, there were countless rays of light dispersed along the color spectrum waiting to be noticed, but you had to be in a certain place to enact them into your own experience and turn the potential rainbow into actuality.
Jeremy Lent The Web of Meaning, 314
Het gaat om de verbinding waardoor in onze ervaring de som meer is dan de delen. En het 'meer', de regenboog, blijft in onze herinnering. (En bij voorkeur hebben we er natuurlijk een foto van gemaakt om op sociale media te zetten om als het ware tegen anderen te kunnen zeggen: kijk, een regenboog, dat vind je toch wel leuk, toch? Lijk mij!)
Was de regenboog een illusie of niet? We weten dat onder bepaalde omstandigheden het beeld van een regenboog kan ontstaan, we kunnen er een foto van maken, maar we kunnen de regenboog niet isoleren en op een dienblaadje aanreiken: kijk hier, hier heb ik een regenboog voor je. Laat staan dat de pot met goud er stond. De regenboog verschijnt en verdwijnt, je kunt het niet oppakken en het even ergens anders parkeren om het later te onderzoeken. Maar omdat we weten hoe de optische illusie ontstaat, kunnen we wel, doorgaans in het klein, het effect van licht op waterdruppels laten zien.
Jeremy Lent past emergentie eveneens toe op muziek: Just as music is an emergent phenomenon arising between a player and listener attuning through patterns of vibrations (…)
(315), hetgeen een aardige omschrijving is wanneer geluid als muziek ervaren kan worden. Kan worden, want een garantie is er niet. Iemand die geluid als lelijk of banaal ervaart, zal niet van muziek spreken. Er is een mogelijkheid van muziek, zo niet, dan blijft het louter geluid. De conclusie die Jeremy Lent trekt is wat mij betreft te beslist: The more extensively we connect something with other parts of our lives, the more meaningful it is to us. The meaning of something may be understood as the network of relationships it is perceived to have – a more extensive and integrated network makes it more meaningful
(315). Klinkt als, als je nu maar heel verbindingen aangaat in je leven, dan kan de zin van het leven je niet meer ontgaan, terwijl ik het aangaan van verbindingen meer zie als het creëren van mogelijkheden. Laat onverlet de kwaliteit van zingeving en dat zingeving ook destructief kan zijn (de president van Rusland gaat ongetwijfeld veel verbindingen aan en zal zijn daden als zinvol zien). Ik kan weliswaar trillende lucht als muziek ervaren, maar ook als zeer lelijke muziek. Of als kitsch.
Liefde is wellicht de ultieme verbinding die aangegaan kan worden. Je zou liefde eveneens als een emergent verschijnsel kunnen zien. Toch kun je net als de regenboog liefde niet beetpakken, op een schaaltje leggen en het aan iemand geven met de boodschap 'kijk nou toch, liefde'. Je zou liefde (net als muziek, poëzie, vriendschap) conceptueel onbekend kunnen noemen: iedereen schijnt te weten wat het is, maar niemand kan het vastgrijpen. Het toont zich of het toont zich niet. Bovendien, liefde is dan wel meer dan de som der delen, maar een liefdevolle verbinding kan ook verstikkend zijn, er kunnen barstjes optreden die uitgroeien tot een verwijdering en het 'meer' van de som der delen kan omslaan in haat en dan rest er niets anders dan een online fotoalbum met created memories.
Als zin een emergent verschijnsel is dat voortkomt uit verbinding, als zin het meer is van de som der delen, wat blijft er dan aan zin over als de som der delen verdwijnen, als de regen stopt, als het licht niet meer op de waterdruppels schijnt, de kleuren uitdoven? De restwaarde (een kapitalist zou schrijven: de winst) is de herinnering, al dan niet vastgelegd op een gevoelige plaat.
Wellicht zijn het deze herinneringen die zorgen dat ik zin in het leven behoud. Misschien is de zin van het leven iets dat altijd achteraf geconstateerd wordt en is de zin van het leven niet meer dan een herinnering dat doorgetrokken wordt naar de toekomst. De wetenschap dat het mogelijk is.
Voor mij gaat het om de ruimte, de ruimte waarin zin (maar gelukkig ook onzin) zou kunnen ontstaan, zin die wellicht even snel weer verdwijnt als zij tevoorschijn komt. Deze ruimte ervaar ik steeds minder, het is al gevuld met zingevingen van anderen, met normatieve oordelen van anderen, met onzin van anderen. En misschien is dat wel het probleem, dat te veel mensen leegte, ruimte, afwezigheid en stilte niet meer verdragen en voortdurend willen vullen met aanwezigheid, met actie en energie, met zinvolheid, met ruis en herrie, waardoor de eventuele zin van het leven niet meer tevoorschijn kan komen. Het zin geven aan het leven maakt het dan zinloos, alleen het zinloos laten zou het nog zin kunnen geven. (De zin van dit stukje zit dan ook niet in de zinnen, maar in de ruimte eromheen waarbinnen de zinnen tevoorschijn komen.) Geef het leven geen zin (als dat al zou kunnen), maar creëer de ruimte, de omstandigheden en de verbindingen waardoor het zich eventueel kan aandienen. Ik zie de foto's wel tegemoet op sociale media.
9.7.2023
1967
Iederen dag hadden wij verlangd zonder te weten waarnaar. En eentonig was 't geworden. Eentonig werd 't opgaan van de zon en 't ondergaan en 't schijnen van de zon in 't water en 't schuiven der witte wolken. En ook de donkere luchten werden eentonig, en 't bruin en geel worden van de bladeren, en de bladerlooze kruinen en de armoedige drassige weilanden in den winter, al die dingen die ik zoo vaak gezien had en waaraan ik zoo vaak had gedacht in mijn afwezigheid en die ik zoo vaak weer zou zien, als ik niet stierf. Wie kan z'n leven doorbrengen met te kijken naar al deze dingen, die zich steeds herhalen, wie kan blijven verlangen naar niets? Hopen op een God die er niet is?
En nu bloeiden weer de brem en de seringen en de appelboomen en de kastanjes en de zon had al weer fel gebrand. En vol ontroering had ik dit alles weergezien. En terwijl ik daaraan dacht, weken de vage verwachtingen en verlangens.
(…)
En aan de rivieren mijner gedachten zit ik stilletjes en genoeglijk en rook een steenen pijpje en voel de zon op mijn lijf schijnen en zie 't water stroomen, voortdurend stroomen naar 't onbekende.
En 't onbekende deert mij niet. En ik knik maar eens tegen de schoone vrouwen, die de bloemen plukken in mijn tuinen en hoor den wind ruischen door de hooge dennen, door de wouden der zekerheid, dat dit alles bestaat, omdat ik 't zoo verkies te denken. En ik ben dankbaar dat mij dit gegeven is. En in ootmoed pijp ik nog eens aan en voel mij God, de oneindigheid zelf.
Doelloos zit ik, Gods doel is de doelloosheid.
Maar voor geen mensch is het weggelegd dit bij voortduring te beseffen.
Nescio 'Titaantjes' in: Verzameld proza en nagelaten werk, 59-60
30.6.2023
1966
Laat ik eerlijk zijn, ik had een man met een baard die Petrus heet verwacht.
– Ben ik dood? vroeg ik.
Ze lachte.
– Dat is de meest gestelde vraag hier, zei ze, het is maar hoe je het bekijkt. Beschouw het als een ontwaken.
– Ontwaken?
– Ja. Alsof je leven een droom was in een ander leven. Zoiets.
– Aha. En nu?
– Nu mag je hier naar binnen gaan.
Misschien had ik stiekem toch heel veel wolken, gouden licht, overleden familie en vrienden verwacht. En iets met melk en honing en grazige weiden na een majestueuze poort. Maar nee, het was alleen zij en ik en een eenvoudige deur in een muur.
Wat er zich achter de deur bevond overtrof mijn stoutste dromen! Een bibliotheek! De hemel is een bibliotheek! Ik had het altijd wel geweten! Waar ik ook keek eindeloze kasten met boeken! Een gelukzalig gevoel maakte zich van mij meester, zo zou ik de eeuwigheid wel doorkomen!
Vanaf het plateau bij de deur kon ik de enorme, eivormige ruimte overzien. Alleen het pad in het midden liep in een rechte lijn naar de andere kant, verder zag ik alleen ronde, bijna vloeibare vormen. De twee delen die door het middenpad gescheiden waren, bestonden uit vreemde willekeurige gangen en trappen, die labyrintisch over elkaar heen gebouwd waren. Alsof Gaudi en Escher samengewerkt hadden.
Ik daalde een wenteltrap af en rende naar één van de eerste kasten, pakte een willekeurig boek en sloeg het open. Niets. Alleen maar lege bladzijden. Ik pakte het volgende boek. Ook niets, geen tekst. Nu pas viel het me op dat de ruggen en kaften geen naam van een schrijver of een titel bevatten en hoewel er boeken stonden in alle soorten en maten, na nog een paar pogingen begon het besef door te dringen, dat deze hemel wel eens een hel kon zijn. Maar ik bleef het proberen, wellicht was ik gewoon op de verkeerde plek, misschien waren de echte boeken verderop. Ik maakte gebruik van ladders om naar de boeken op de hoogste planken te reiken, maar welk boek ik ook pakte, ze waren allemaal leeg. Ik kreeg het gevoel dat de duivel naar me grijnsde vanaf de witte bladzijden.
Ik weet niet hoelang ik wanhopig heb rondgelopen, hier en daar een boek pakkend tegen beter weten in, totdat ik de muur aan de andere kant bereikte. Ik keek links en rechts, hier was geen deur te bekennen. Misschien had ik aan de verkeerde kant van het middenpad gezocht, dacht ik nog, maar het was ijdele hoop, ook de andere kant bevatte louter boeken zonder tekst.
Na uren zoeken en lopen was ik weer terug bij de deur waar ik naar binnen was gegaan en daar stond zij weer, alsof ze de hele tijd op mij gewacht had.
– En? vroeg ze.
– Dit is geen hemel, maar een hel! sprak ik met ingehouden woede.
– Hemel of hel, het is waarvan je droomde.
– Ik heb nooit gedroomd van een bibliotheek met lege boeken!
Ik probeerde me te beheersen, misschien had ik haar nog nodig om hier uit te komen.
– Je hebt er altijd van gedroomd om een boek te schrijven, maar je hebt het nooit gedaan. Dit is de bibliotheek van ongeschreven boeken, het zijn dummy's van boeken waarvan mensen slechts droomden. Maar er is hoop …
– Hoop?
– Hier heb je een pen.
Verbaasd keek ik naar de pen en toen ik opkeek was ze verdwenen. Ik hoorde alleen nog een sleutel in het slot draaien.
8.6.2023
1965
In het avondlicht wandelde ik door een onbekende stad. Ik verbaasde me over de oude, historische gebouwen, het leek wel alsof ik me in een andere tijd bevond. De lucht was vochtig en bewoog stil langs de donkere gevels als wolken langs een berg. De bewoners merkten mij niet op, ze waren verdiept in hun alledaagse bezigheden. Ik maakte foto's. Nieuwsgierig keek ik bij een café naar binnen. Drie mannen stonden rond een tafeltje te roken alsof ze ergens op wachten. Alles leek te wachten. In een nis van een raam zat een uil, hij draaide zijn kop naar me toe en keek me onderzoekend aan. Terwijl ik nadacht over de aanwezigheid van de uil vervolgde ik mijn weg. Het werd tijd om naar huis te gaan. In de verte zag ik een poort, de weg ernaartoe lag bezaaid met waterplassen, ze spiegelden het duister van de gebouwen. Een hond drentelde naar een slapende man in het water, ging ernaast liggen en keek me vragend aan. De poort werd geopend en een enorme vloedgolf kwam me tegemoet. Toen ik bijkwam zocht ik tevergeefs naar de foto's op mijn telefoon.
21.5.2023
1964 zonder context (120)
Zonder psychologische schroeilucht is de filosofie vandaag de dag niet meer voor te stellen.
Dr. Rico Sneller 'Jung en Nietzsche' in: Filosofie–Tijdschrift jrg. 33 nr. 1, 29
Het is misschien vreemd dit te moeten vaststellen, maar terwijl we in staat zijn in ons eigen erfelijk materiaal in te grijpen en daarmee de evolutie op een zijspoor te zetten, blijft het een mysterie hoe we precies betekenis toekennen aan de woorden die we lezen.
Ruud Hisgen & Adriaan van der Weel De lezende mens, 82
Poëzie is 'inefficiënt gebruik van de bladspiegel'.
Ruud Hisgen & Adriaan van der Weel De lezende mens, 63
Zo kalmerend het idee dat de werkelijkheid niet bestaat.
Ester Naomi Perquin 'Luiheid, onmacht' in: De Groene Amsterdammer 2023/16, 67
We leven in een eindeloze cyclus van Nietzsches eeuwige wederkeer, die ons vermogen op de proef stelt om verleidingen te weerstaan en om een voorstel om onze ziel aan de duivel te verkopen te weigeren.
Volodymyr Yermolenko 'Oekraïne: oorlog, dood en een nieuw begin' in: Nexus 91, 98
I feel like a river when the tide changes and for a while the waters flow in crosscurrent, with no direction, only pulling from all sides.
May Sarton Journal of a Solitude, 129
I think of the trees and how simply they let go, let fall the riches of a season, how without grief (it seems) they can let go and go deep into their roots for renewal and sleep.
May Sarton Journal of a Solitude, 34
16.5.2023
1963
zwaaien
ik waai mezelf weg ik
waai zelf
weg ik
waai me weg ik
waai me
weg ik
waai
weg
ik
waai
weg
8.5.2023
1962
zie staan in groene gewaden als in gelid voor een beer komt passeren maar langs deze weg komt geen luisteren naar strijkers van Janáček naar neurotisch fladderende vogels in broedtijd stil en zwijgend   leg papier op de bodem en lees in de Tao Te Ching totdat het tijd is om de weg te vegen en door te spoelen spoorloos   ben er niet mag niet weer over   gaan   wis       uit als in een advertentie waarin afwezige zkt afwezige om mee   reiken en fluisteren als in een kwartet of   zijn     en   vragen of muziek tijd sneller of langzamer laat gaan denk niet want waai weg
7.5.2023
1961
Snoek in het riet
Eerst dacht ik: een stom stuk hout
in het riet bij de oever klemgeraakt,
iets doods in elk geval, maar dan voel
en zie ik plots zijn donker loerend oog
vanuit het troebele water op mij gericht.
En is er een vin die haast onmerkbaar
zwaait om heel soepel en precies aan
de luie stroming te weerstaan. Hij ligt
en wacht op iets of op niets. Een prooi.
Het traag voorbijgaan van het water en
de tijd. Zo bevind ook ik mij in al even
troebel water, stil wachtend in een hoekje
van mijn kleine wereld. Soms zie je hoe
ik doelloos, zinloos even een vin verroer.
Marc Tritsmans 'Snoek in het riet' in: Poëziekrant 2023/1, 94
2.5.2023
1960
De tentoonstelling Het oog van Jan Veth in het Dordrechts Museum was niet alleen mooi vanwege de geëxposeerde schilderijen, maar ook door de audiotour. Er was gekozen voor fragmenten uit de briefwisseling tussen Jan Veth en Anna Dirks, later Anna Veth. Wat waren die twee verliefd op elkaar! Natuurlijk waren de brieffragmenten gekozen bij de schilderijen, maar je kreeg meteen ook een beeld van de vriendelijke en begripvolle man die Jan Veth geweest moet zijn. Helder en natuurlijk, zo zijn de brieven geschreven, prachtig van stijl en ik kreeg de behoefte om de gehele briefwisseling in gedrukte vorm te kunnen lezen. Waarom is deze correspondentie nog niet uitgegeven?
Het roept ook de wereld op van de Tachtigers en De Nieuwe Gids, een wereld waarin Jan Veth zich bewoog. Hij schilderde onder andere Albert Verwey, tekende veel portretten van tijdgenoten en schreef in De Nieuwe Gids kunstkritieken. Toch lijkt hij een vreemde eend in de bijt. Jan Veth was geen bohemien geplaagd met voortdurende schulden en drankzucht, eerder een keurige heer die gedisciplineerd werkte en na een nette verkeringstijd trouwde met zijn geliefde Anna. Niets wijst op een stormachtig leven waarin de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie gebotvierd moest worden. Nee, eerder rijst het beeld op van een bescheiden, onzekere en introverte kunstenaar die zijn eigen kwaliteiten neigde te onderschatten.
Hij was een begenadigd portretschilder, een vakman die ook het karakter en het leven van de geportretteerde wist te vangen. Liever schilderde hij iemand die aan het werk was dan iemand die louter zittend poseerde. Ik weet niet hoe lang ik naar het portret van Jacobus Kapteyn heb gekeken, maar ik merkte dat ik na verloop van tijd ontroerd raakte.
Maar wat ontroerde me nou precies? Toch niet het beeld van een man werkend achter zijn bureau? Eerder het gevoel dat hier iemand getroffen was in de tijd, dat ik zomaar in het schilderij zou kunnen stappen om plaats te nemen naast het bureau en te vragen wat hij daar aan het doen is en dat meneer Kapteyn dan zou opkijken en me vriendelijk zou toelachen. Iets in het schilderij maakte dat het zo in beweging zou kunnen komen, dat het leven daar verder zou gaan als ik niet meer keek. Maar de enige die werd bewogen was ikzelf.
Wat is het toch dat de schilderijen van Jan Veth me elke keer zo raken, dat ik per se naar deze tentoonstelling wilde? Is het de heldere complexe eenvoud van zijn schilderijen? Ik ben elke keer onder de indruk van het vakmanschap van Jan Veth, maar ik heb niet het gevoel dat ik hem leer kennen, hij verdwijnt achter zijn vakmanschap. Pas door de brieven leerde ik een persoonlijke kant van Jan Veth kennen. Hij lijkt me een brave man en voordat ik het weet zou ik zijn schilderijen ook braaf kunnen gaan vinden en sommige zijn dat misschien ook wel. Wat dat betreft is hij een tegenpool van Vincent van Gogh, de extravert lijdende, van gevoelens overstromende Van Gogh. Ik moet bekennen dat ik geen enthousiasme ervaar bij het zien van het werk van Van Gogh al denk ik zijn betekenis voor de kunstgeschiedenis wel te kunnen begrijpen. Dat gebrek aan enthousiasme moet aan mij liggen, ik beschik niet over een antenne voor Van Gogh, een antenne die zoveel mensen wel hebben. Overigens was Jan Veth één van de eersten in Nederland die het talent van Van Gogh zag.
Misschien kom ik door het portret van Davida Wilhelmina Hacke die als het ware brutaal 'in de camera' kijkt iets dichterbij mijn fascinatie voor Jan Veth. Haar blik lijkt me te vertellen wie Davida op dat moment is en die blik is gevangen door het oog van Jan Veth. Geen oog dat getormenteerd door zijn eigen emoties de wereld kleurt, het is niet de brutaliteit van Jan Veth. Het is zijn oog dat heel precies en dienstbaar de schoonheid van de wereld probeert te vangen ondanks zichzelf, zodat ik die schoonheid ook kan zien. Misschien zit daar ergens de bron van mijn ontroering.
Maar die brieven, die moeten uitgegeven worden. Uitgevers, doe uw plicht!
29.4.2023
1959 autobiografische scherven (1)
Waarschijnlijk was ik een jaar of drie toen ik voor de eerste keer verhuisde. We kwamen in één van de nieuwe woningen in het andere dorp terecht. Menaldum (tegenwoordig in het Fries: Menaam, ook wel gespeld als Menaem) was geen bijzonder klein dorp, maar was ook niet erg groot. De weg waaraan wij kwamen te wonen liep aanvankelijk dood, maar er verrees een hele nieuwbouwwijk en de doodlopende weg werd een doorgaande weg.
Mijn moeder was geboren en getogen in Friesland en sprak Fries, zij wist al snel te integreren. Mijn vader kwam uit de omgeving van Utrecht, leerde de Friese taal verstaan, maar zou het nooit leren spreken. Thuis werd dus Nederlands gesproken. Veel van mijn klasgenootjes spraken Fries, soms ook op het schoolplein, maar niet in het klaslokaal. Zij dachten in het Fries, ik in het Nederlands. Voor mij is Fries een buitenlandse taal gebleven. Ik kan spontaan schakelen naar de Friese taal als ik in het Fries word aangesproken, maar wanneer iemand me vraagt iets in het Fries te zeggen of te vertalen, moet ik er diep over nadenken en dan nog lukt het vaak niet.
Al snel leerde ik dat er scheidslijnen liepen door het dorp. Hoezeer mijn moeder ook integreerde, we bleven als gezin import, zo noemden ze dat. Wij waren geen oorspronkelijke dorpelingen en dus dienden we ons bescheiden op te stellen. Dat werd niet met zoveel woorden gezegd, maar het sentiment was er wel degelijk.
Een andere scheidslijn liep tussen de gezinnen die hun kinderen naar de openbare school en de gezinnen die hun kinderen naar de christelijke school lieten gaan. Ik heb er niet veel van meegekregen, maar er scheen animositeit te bestaan tussen de openbaren en de christelijken, zelfs bij de kinderen. Als bezoeker van de christelijke school behoorde ik niet om te gaan met de openbaren. Ook op de voetbalclub was dit merkbaar, ik denk dat ik me niet vergis wanneer ik me herinner dat mijn elftal louter uit kinderen van de christelijke school bestond. Het dorp had nog alle kenmerken van de verzuiling.
Tussen de christenen onderling was er ook een scheidslijn al voelde ik dat als kind niet zo nadrukkelijk en kwam ik er pas later achter. Maar er waren gezinnen die op zondag naar de kerk gingen in een ander dorp en gezinnen die in 'mijn' dorp naar de kerk gingen. Er waren gereformeerden en protestanten en, o ja, ook nog een paar zeldzame katholieken.
Behalve dat ik tot de import behoorde en Nederlands sprak en naar een christelijke school ging, had ik nog andere kenmerken die me min of meer onderscheidde van de anderen. Ik had rood haar en een zeer blanke huid, dus werd ik voor vuurtoren uitgemaakt en kreeg ik geregeld de vraag waarom het stoplicht op rood blijft staan. En de vraag of ik veel koffie dronk, want van koffie zou je rood haar krijgen, iets dat ik tot op de dag van vandaag niet begrijp. Daarnaast bleek ik in de tijd van de lagere school al goed orgel te kunnen spelen, er ontluikte zich enige mate van muzikaliteit in mij. Ik hield van klassieke muziek en las zelf boeken zodra ik goed genoeg kon lezen. Mijn moeder vond dat ik aan sport moest doen, dus zat ik op voetballen. De wedstrijden vond ik wel leuk, maar de trainingen verschrikkelijk en omdat ik bepaald geen uitblinker was, was ik geregeld het pispaaltje buiten het veld. De stoere jongetjescultuur rond deze sport was me volkomen vreemd en toen ik aan het einde van de lagere school moest kiezen tussen muziekles en voetballen op zaterdagochtend, was mijn keuze snel gemaakt.
Misschien dat mijn introverte persoonlijkheid ook een rol speelde, want ik was graag alleen en wilde niet met vriendjes spelen, zij verstoorden mijn fantasie. Wel heb ik het geluk gehad dat ik niet door mijn klasgenootjes werd gepest en dat ik door hen getolereerd werd, al voelde ik me er ook niet bijhoren op het plein en op de voetbalvereniging. Niet gepest, maar wel het voortdurende gevoel anders te zijn, zonder dat ik wist waardoor dat nou precies kwam. Ik begon zo'n kind te worden dat langzaam maar zeker een emotie ontwikkelde van 'wacht maar, als ik later groot ben dan zullen jullie nog wel eens zien'. Het ging gepaard met een groeiende aversie voor wat me deed onderscheiden van de anderen, ik kreeg een grote hekel aan sport en popmuziek. Ik kreeg eveneens een hekel aan oppervlakkigheid, want ík las immers interessante boeken. Het groeiende zelfbewuste en arrogante stemmetje in mijn hoofd – de verdedigingslinie van het onzekere en sensitieve jongetje dat ik was (en nog steeds ben) – werd vooral enorm op de middelbare school. Daar voelde ik me superieur omdat de anderen maar niet begrepen hoe geweldig klassieke muziek was. Hoe kon je toch nog naar popmuziek luisteren als er muziek van Mozart, Beethoven, Brahms en vooral Wagner bestond? Ik verschuilde me achter grote literaire en muzikale namen, wellicht in de hoop dat ze iets op mij zouden afstralen.
Op de middelbare school behoorde ik al snel tot het groepje kinderen die niet tot een groepje behoorden. Ik was niet eenzaam, ik had altijd wel een praatje in de wandelgangen, maar ik maakte geen deel uit van een vaste groep vrienden. Dat kwam aanvankelijk ook door een andere scheidslijn: die tussen de kinderen uit de dorpen rond Leeuwarden en de kinderen die in Leeuwarden opgegroeid waren, tussen de stadsies en de boer'n. De stadsies waren vlotter, hipper, kleden zich aantrekkelijker, zij voelden de moderne jeugdcultuur beter aan. De boer'n waren grof, dom, plat, liepen natuurlijk hopeloos achter en verzetten zich tegen datgene wat stads was. Voor de boer'n was ik niet dorps genoeg en voor de stadsies niet hip genoeg. Wal en schip. Gelukkig werd die scheidslijn in de loop der tijd minder scherp, maar echt aansluiting vond ik nooit. Ik zou nooit hip worden, nooit populair, nooit aantrekkelijk om mee bevriend te zijn, zeker niet voor meisjes. Ik overleefde op de middelbare school en vluchtte in mijn wereld met veel muziek en literatuur. In de middagpauze en tijdens lessen die uitvielen was ik vaak in de openbare bibliotheek te vinden, daar voelde ik me meer op mijn gemak dan in de kantine van school. Ik cultiveerde de afstand tot mijn klasgenoten, voelde me heimelijk beter en superieur, mijn tijd zou nog wel komen. Wanneer ik aan het einde van de schooldag wel eens met de bus naar huis ging, voelde ik me ongemakkelijk tussen mijn leeftijdsgenoten, tussen het platte gedrag van de boer'n en vond ik mezelf een beter mens.
Op de middelbare school werd ook buiten de les geen Fries gesproken, maar vaak een accent dat het midden hield tussen Fries en Nederlands en dat accent wordt wel Liwwarders genoemd. Het Nederlandse woord school bijvoorbeeld wordt dan niet het Friese skoalle, maar skool (bij de stadsies) of skoal (bij de boer'n). Niet iedereen deed daar aan mee, het was geruststellend dat velen net als ik gewoon Nederlands spraken, maar wie geen accent sprak onderscheidde zich van degenen die het wel spraken. Het Nederlands bleef voor velen van het platteland vaag verdacht en elitair.
Mijn ouders beweerden dat ze me niet meer konden helpen nu ik op het atheneum zat. Zelf hadden ze het niet zo ver kunnen schoppen op de middelbare school (incipit de oorlog). Ze lieten mij mijn gang gaan, niet in de laatste plaats omdat ik als puber die ruimte ook afdwong door mijn afwerende houding. Achteraf verbaas ik me erover hoe weinig belangstellend mijn ouders waren. Onverschillig zou ik het nu willen noemen. Ze zorgden goed voor me, maar er was geen warmte, althans, dat ervaarde ik niet. Nu weet ik waarom, het had niets met mij te maken, maar met hĂșn teleurstelling in het leven.
Ik zou de eerste in de familie worden die ging studeren. Niet dat ik mijn familie goed kende, ze woonden allemaal in het zuiden, ver weg, dus kon ik geen band met ze opbouwen. Bovendien, de neven en nichten die ik had waren aanzienlijk ouder of veel jonger. De kant van mijn vader was de socialistische kant, de harde werkers, mijn grootmoeder dankte nog altijd vadertje Drees. Toch was het confronterend om dezelfde grootmoeder aan mijn vader te horen vragen 'waarom moet die jongen studeren, kan hij niet beter gaan werken'? Of ik het niet te hoog in mijn bol had en dan ook nog zoiets vreemds als musicologie, wat kun je daar nu mee? Het boterde niet tussen mij en mijn vader, maar hij nam het toch schoorvoetend voor mij op. Ergens in de klaagmuur van onverschilligheid was toch een nis met een beetje trots. Toen een paar jaar later een nichtje Italiaans ging studeren, protesteerde niemand. Schijnbaar maakte het uit of je uit de Randstad of uit Friesland kwam.
Tussen middelbare school en universiteit was de zomer van '86, de zomer waarin iemand zag dat ik het moeilijk had en zomaar een hand op mijn schouder legde, een blijk van affectie dat ik niet kende en sinds mijn kindertijd niet meer ervaren had. Het was een keerpunt. Zij stelde de vraag of mijn leven niet een vlucht was en die vraag kwam aan. Langzaam maar zeker brokkelde de muur die ik om me heen had opgetrokken af.
Nu is het 2023 en de kranten staan vol over de kloof tussen stad en platteland en ik voel een gespletenheid in die discussie. Als er kritiek op het platteland is, heb ik de neiging om het ervoor op te nemen. Als er kritiek op de stadsbewoners is, heb ik de neiging om het voor hen op te nemen. Ik heb gegeten van beide kanten en opnieuw heb ik het gevoel nergens bij te horen, al zal ik voor sommigen toch die hoogopgeleide, elitaire randstedeling zijn. Maar omdat ik niet rijk ben, het niet gemaakt heb met een succesvolle baan, niet een toffe auto heb, zomers niet barbecue in een grote tuin en geen hippe vakanties maak met het vliegtuig naar verre stranden, zal ik voor de succesvolle randstedeling uiteindelijk toch een loser en een profiteur zijn. Wat betreft hoog- versus laagopgeleid: ik kan me ergeren aan het trots zijn op (vermeende) diepzinnigheid, ik kan me ergeren aan het trots zijn op oppervlakkigheid. In het beste geval lach ik er maar om. Vaak is de diepzinnigheid oppervlakkig en de oppervlakkigheid diepzinniger dan je zou vermoeden. Maar als iemand zich louter beroept op zijn of haar gewoonheid en gezonde verstand, dan vermoed ik dat er ergens een steekje los zit. Als iemand denkt de waarheid in pacht te hebben, dan krijgt diegene in mijn ogen een twijfelachtige allure.
Mensen zijn verschillend, maar allemaal mens en daarom menselijk, waarom zouden we daar een probleem van maken? Ik begrijp het eenvoudigweg niet.
Wanneer ik verdiept ben in een boek of luister naar muziek, dan moet ik wel eens terugdenken aan mezelf als het kind dat stiekem in bed las en aan mezelf als middelbare scholier die op zijn tienerkamer gewichtig Dickens, Flaubert, Balzac en anderen las zonder er veel van te begrijpen. Ik voelde me toen al niet thuis in de wereld en trok me terug in mijn veilige vierkante meters tussen boeken en muziek. Ik had een droom dat ik mij later als ik groot was zou omringen met boeken en muzieken als in een bibliotheek, een haven van schoonheid tegenover de lelijke, nare, onverschillige wereld. H* had gelijk, het was een vlucht en als je je eenmaal bewust bent van je vluchtgedrag, dan zul je het nooit meer met overtuiging kunnen doen. De Tao van Poeh deed de rest en ik denk dat ik ondertussen een stuk bescheidener, vriendelijker en socialer ben geworden.
De behoefte aan een thuishaven heb ik desalniettemin nog steeds en ik omring mij met boeken, want je moet je dromen najagen toch? Wanneer ik mijn appartement verlaat voel ik nog altijd de ambivalentie dat ik onderdeel ben van deze wereld en dat ik geen onderdeel ben van deze wereld. De ervaren onverschilligheid van mijn ouders (het is genuanceerder, maar daar kom ik in een ander deel op terug) is de onverschilligheid van de maatschappij geworden. Ik zie en voel nog altijd het oordeel van de ander, het oordeel dat ik het natuurlijk nooit goed kan doen en al weet ik ondertussen dat dat oordeel in mij zit en dat ik het op anderen projecteer, het volledig tot zwijgen brengen van dit vastgehaakte en geïnterneerde oordeel lukt me nog steeds niet. Het verlangen om te behoren tot een groter geheel dan mijzelf heb ik nooit verloren, het vermogen om tot een groter geheel te behoren wel. Ik kan onderdeel zijn van een groep, ik kan geaccepteerd worden door een groep, ik kan het alleen niet voelen. Tegelijkertijd verlang ik naar erkenning, maar als ik die erkenning krijg, kan ik het niet aanvaarden.
Toen ik zelf vader werd zijn mijn vader en ik dichter bij elkaar gekomen en konden we beter ontspannen als we elkaar spraken. Voor mijn gevoel van eigenwaarde was het te laat, ik zal niet meer volledig overtuigd kunnen worden van mijn waarde als zoon, als broer, als vriend, als werknemer of welke rol dan ook. Ik voel me niet thuis in deze wereld, laat staan dat ik deze wereld ooit zal begrijpen. Misschien lukt het me om me er wel thuis te voelen wanneer ik aanvaard dat ik me er niet thuis voel. De oplossing is maar al te vaak een paradox.
Ik heb een herinnering aan de dag van de eerste verhuizing. Ik wilde niet verhuizen en niet bij mijn speelkameraadjes vandaan. Ik was er helemaal van overstuur geraakt en verstopte me in de tuin van de buren. Ik heb me vaak afgevraagd of die herinnering klopt, ik heb er namelijk over gedroomd en droom en werkelijkheid willen nogal eens doorelkaar gaan lopen. Totdat ik een dia met mezelf huilend in een zandbak tegenkwam. In plaats van mij te troosten had mijn vader zijn fototoestel gepakt en een dia gemaakt. Hij zal er bij gelachen hebben, want dat deed hij vaker als ik door zijn geplaag in huilen uitbarstte. Mijn vader kon niet omgaan met verdriet, zeker niet met verdriet van anderen en hij heeft mij geleerd mijn verdriet te verbergen. Of de dia gemaakt is op de dag van de verhuizing, daar ben ik nog altijd niet zeker van. Maar die herinnerde scène is mijn oudste herinnering, mijn oerscène, daar moet de verwijdering tussen mij en de wereld begonnen zijn.
4.4.2023
1958 zonder context (119)
Wij vormen een identiteit door ons sprekend in te voegen in het weefsel van verhalen dat als een deken over de wereld ligt uitgespreid.
Emanuel Rutten 'Wat is waarheid? De relatie tussen mens, logos en zijnsgrond' in: Filosofie–Tijdschrift 2022/6, 12-13
Ik werd verliefd, en nog eens, en ik speelde steeds maar piano omdat ik daarmee beter kon uitdrukken wat ik voelde dan met wat dan ook.
Eva Meijer De grenzen van mijn taal, 87
Niemand heeft recht op geluk, niemand kan het afdwingen; het is maar de vraag of het überhaupt nastrevenswaardig is.
Eva Meijer De grenzen van mijn taal, 85
Wat niet wordt gezegd, aanwezig in het vele wit op de bladspiegel, is minstens even belangrijk als wat er wel staat.
Stefaan Evenepoel "'Een geruis als van stappen'. Het karige maal (1978)" in: Carl De Strycker & Yves T'Sjoen (red.) Miriam Van hee handboek, 24
Dood gaan we sowieso, die gedachte maakt het leven alvast een stuk minder gespannen.
Alfred Schaffer 'Ons schuldige landschap' in: Poëziekrant 2022/6, 25
Je kunt de wereld niet veranderen, maar je kunt wel naar iemand glimlachen.
Katja Tolstoj in Karel Smouter & Jannetje Koelewijn 'Hoe krijg je het Russische volk weer normaal' in: NRC Weekend 25 februari 2023, 17
Poëzie toont het ontkende lek in de werkelijkheid, laat zien dat er altijd iets aan de realiteit ontsnapt.
Lars Bernaerts "'Alleen orde is eeuwig'" in: Poëziekrant 2022/5, 83
19.3.2023
1957
Natuurlijk kun je het naturel kopen, maar ook grof- of fijngemalen. Andere hebben smeuïge stukjes noot, sommigen noemen het creamy en je hebt zelfs de light variant. Mocht je ervan houden, dan kun je ook kiezen voor amandel, kokos, sweet chili, zeezout, karamel, trafasie, cashew … Maar natuurlijk let ik ook op de meer verantwoorde varianten, zoals vegan, biologisch of zonder palmolie. Ik raak geïntrigeerd door de drizzler super smooth. Al die varianten, al die merken: eigen merk, calvé, whole earth, ah 100%, skippy, biotoday, mister kitchen's, jif, faja lobi … Ik heb het gevoel dat ik naar de kieslijst voor de komende verkiezingen kijk en al heb ik mijn keus gemaakt voor de meest vegan politieke partij, ik weet tegelijkertijd dat het ze allemaal maar om één ding gaat: pindakaas!
12.3.2023
1956 honderd woorden (31)
Ik beweeg niet, ik word bewogen, zoals de wind door een open deur met de gordijnen speelt, daar waar het licht beweegt. Ik lees, ik schrijf en soms wandel ik, maar het komt allemaal op hetzelfde neer: er is een verband tussen de dagen. Ik dwaal en verdwaal door verhalen om altijd weer thuis te komen, alsof ik bij mijzelf ontboden ben. Daar ben ik die open deur en bewegende gordijnen en ik verlang naar wind en licht. Maar jij bent niet hier. Jij bent mijn reis zonder doel, zonder richting en zonder zin, ik leg alleen een afstand af.
10.3.2023
1955 het innerlijke notitieboekje (7)
⃘●
⃘ ,
⃘ .
○
◌
26.2.2023
1954 het innerlijke notitieboekje (6)
toen dich ten wij woor den in el kaar de stil te uit
26.2.2023
1953 het innerlijke notitieboekje (5)
leegte is niet leeg woorden liggen op de loer draaien een knal de ruimte in
waar is daar de vorm
25.2.2023
1952 het innerlijke notitieboekje (4)
de stilte stilt de honger hongert naar de dood doodt
zwijg dan beste Hamlet zwijg als de blokfluit fluit de slaap slaapt droom dan beste Hamlet droom van Ophelia hoor hoe zij lacht (hoor je het niet) zie de zacht wiegende golven (zie je het niet) het tedere briesje (voel je het niet) luister dan vrienden luister verdrink en verzink
en stop de tijd sluit gordijnen laat muziek verstommen er rest
hier
helemaal
niets
24.2.2023
1951 het innerlijke notitieboekje (3)
woorden vullen de ruimte langs de weg dat het wit
als je te lang schrijft vang je pikzwarte woorden
leggen te af richting zonder afstand de alleen uitlaat
23.2.2023
1950 het innerlijke notitieboekje (2)
schrijft de zin een andere zin klinkt er dan muziek schildert het dan kunst danst dans de wind mijn kind als poëzie de zin schreef een andere zin wordt het dan
22.2.2023
1949 het innerlijke notitieboekje (1)
de vraag holt
de letter stokt
de punt stolt
regel het wit
wis het teken
uit de stilte
21.2.2023
1948
Dan mag u in deze stoel plaats nemen. Hoera, fluisterde ik en ze keek me verwonderd aan. Wat bedoelt u? Ze keek achterdochtig. O, ik maakte maar een grapje, ik probeer me te ontspannen. Goed, vervolgde ze, wat we niet kunnen verdoven is het geluid, het is vlakbij uw oor en dat kunnen we niet verhelpen, daar bestaat nog geen verdoving voor. Sommige mensen vinden dat geluid heel naar. Ik begrijp het, zei ik. Dat was nou juist de enige herinnering die ik nog had aan mijn jonge jaren toen ze een verstandskies verwijderden. Het geluid, het knarsen, alsof er beton aan het breken was.
De stoel werd in ligstand gebracht. Ligt u goed? Kan niet beter. Het 'ik verheug me erop' slikte ik in. Ik kreeg een steriel gaas met alleen een opening voor de mond over me heen gelegd. Probeer uw handen eronder te houden. Zal ik doen. Toen de chirurg binnen kwam, ging het snel. Het licht was zo fel, dat ik mijn ogen sloot. Bewust ontspannen, op mijn ademhaling letten. Een beetje wrikken hoor ... en ... daar komt ie al. Ik voelde er niets van. Het knarste inderdaad, maar niet zo erg als in mijn herinnering. Ik moest aan de Fata Morgana in de Efteling denken, de tandarts die 24/7 bezig is een kies te trekken bij een patiënt en het gekreun dat je hoort als je langsvaart. Nog even de wond hechten en u krijgt een gaasje tussen de kiezen, daar moet u het komende uur op bijten om de wond aan te drukken. De stoel werd rechtop gezet en terwijl ik mijn spullen pakte waren de chirurg en de assistent al met iets anders bezig. Wel kreeg ik nog een tasje mee met instructies, een coolpack, gaasjes, paracetamol en recepten voor medicijnen. Het deed me aan een goodiebag denken.
Bij de deur zag ik het liggen op een tafeltje. Is dat 'm? Ja, zei de assistent, dat is 'm. Herinnering aan het doosje met een watje erin waarop mijn melktandjes lagen. Even overwoog ik te vragen of ik die bloederige kies mee mocht nemen, het was uiteindelijk toch een stuk lichaam van mij geweest, maar ik hield de rest van mijn kiezen op elkaar. Bedankt hè, mompelde ik bij het weggaan. Graag gedaan hoor, knikten ze.
20.2.2023
1947 dagboek van een lezer (29)
maandag, 13 februari 2023. - Ik heb geen hekel aan lange teksten en dikke boeken, zeker niet. Wanneer een tekst mij boeit kan deze niet lang genoeg zijn. Waar ik wel een hekel aan heb zijn lange teksten en dikke boeken waarbij je na afloop denkt dat het korter en compacter had gekund en ik betrap me steeds vaker op die gedachte.
Wellicht is het één van de redenen dat ik ben gaan houden van het fragmentarische, van teksten die zomaar ergens lijken te beginnen en zomaar ergens lijken eindigen. Puzzelstukjes. Ik ben zo naar mijn eigen website gaan kijken, allemaal fragmenten die ogenschijnlijk helemaal niets met elkaar te maken hebben, maar die samen een zelfportret vormen, een zelfportret in progress.
Soms vind ik in een boek één of meerdere zinnen die het boek min of meer samenvatten. Mooi is het als de schrijver dat al op de eerste bladzijde doet. Nog mooier wanneer de eerste zin achteraf de samenvatting van het boek blijkt te zijn.
Het merendeel van de tekst bestaat uit niet meer dan een verzameling notitieboeken, losse fragmenten uit oude manuscripten, papiertjes, brieven en pagina's die uit dagboeken zijn gescheurd, scènes en episoden zonder onderlinge samenhang
(305). Kate Zambreno beschrijft hier een boek in wording van Rilke, maar het zou evenzeer van toepassing kunnen zijn op haar eigen boek Drang. Vlak voor einde van het boek schrijft ze: De eerste keer dat ik weer in mijn notitieboek schreef, schreef ik over dat vluchtige gevoel in de ochtend, over mogelijkheden. Dat is wat Drang voor mij moet zijn, het verlangen en de hunkering daarnaar
(328).
De hunkering naar mogelijkheden, zo lees ik het, deed me denken aan de pot van klei van Lao Zi. Het gaat niet om de vorm, maar om de leegte die gevormd wordt. Die leegte is niet leeg maar bevat mogelijkheden. Eerder in het boek schreef Zambreno: Bij het zien van de Vermeers denk ik terug aan mijn gesprekken met Sofia in het najaar – hoe een tekst leger te maken om hem te kunnen vullen
(225).
Het boek van Zambreno bevat veel leegte en ze schrijft fragmentarisch over haar leven, over alledaagse gebeurtenissen. Niets bijzonders, zo lijkt het. Uiteindelijk blijkt ze zwanger te zijn en de mogelijkheid van het kind blijkt de mogelijkheid van het boek.
19.2.2023
1946 zonder context (118)
En toch is er een intense schoonheid, als ik mezelf toesta aanwezig te zijn in mijn somberte.
Kate Zambreno Drang, 259
Wat is fictie anders dan een imaginaire ruimte, zou je denken.
Kate Zambreno Drang, 203
Of dat kunst voor mij een manier is om te reflecteren op mijn alleen-zijn, voor mezelf en anderen.
Kate Zambreno Drang, 162
Ik begroet steeds vaker mensen met 'Happy Apocalypse!'
Kate Zambreno Drang, 121
Nooit eerder had ik zo sterk het gevoel dat ik niet in staat was tot schrijven, terwijl ik tegelijkertijd nergens anders mee bezig was.
Kate Zambreno Drang, 83
De waanzin van schrijven versus de waanzin van niet schrijven.
Kate Zambreno Drang, 17
Ik ben al een tijd geïnteresseerd in het schrijven dat plaatsvindt als er niet wordt geschreven.
Kate Zambreno Drang, 14
15.2.2023
1945
Ze had me voor de grap opgezocht op internet en mijn website gevonden. Na jaren van stil volgen had ze maar eens een facebookaccount aangemaakt om contact te leggen. Of ik haar nog herkende? Ik moest toegeven dat er geen enkele herinnering bovenkwam en ik verontschuldigde me ervoor. Eerlijk gezegd wantrouwde ik haar, omdat ze niet de eerste zou zijn die met een nepaccount en verdachte voorstellen geld probeerde te verdienen. Ze moest lachen en vertelde dat we elkaar in de zomer van 1988 ontmoet hadden in Taizé, we zaten in hetzelfde gespreksgroepje.
Ik schijn indruk gemaakt te hebben, want ze had veel over mij geschreven in haar dagboek. Het idee dat ik in een dagboek van iemand anders voorkom, iemand die ik verder helemaal niet ken, dat is wel een eigenaardige gedachte. Ik zocht meteen mijn dagboeknotities van die zomer op, maar afgezien van H. heb ik niemand bij naam genoemd. De gespreksgroep is wel aardig, schreef ik en dat was het dan. Sowieso schreef ik die week weinig.
Voor A. was het haar eerste bezoek aan Taizé en ze had geprobeerd alles vast te leggen in haar dagboek. Ook uitspraken van mij dus. Toen ik onlangs op facebook schreef over de gedachte dat gelukkig kunnen zijn voor mij ook inhoudt dat ik alle tegenslagen en teleurstellingen in het leven omarm, liet ze me weten dat ik wel erg consequent was. Ik schijn eens gezegd te hebben dat het de kunst is om gelukkig te zijn ook als je je ongelukkig voelt, waarbij ze zijn en voelt onderstreept had.
Ik schrok, ik mag toch hopen dat ik daar niet iemand mee gekwetst heb; tegen iemand zeggen die zich ongelukkig voelt dat hij of zij maar gelukkig moet zijn, dat is wel heel hautain. Ongetwijfeld had ik die gedachte niet zelf verzonnen, maar had ik het uit een of ander vaag New Age-boekje gehaald. Ik kan me niet herinneren welke boeken ik toen bij mij had, behalve dan dat ik die zomer kennismaakte met de Tao van Poeh, een boekje dat ik van iemand geleend had en dat later zo'n verpletterende indruk op mij zou maken, één van de weinige boeken, misschien wel het enige, die mijn kijk op het leven zo radicaal heeft doen kantelen.
Maar misschien is kantelen niet het juiste woord, het was eerder een bevestiging. Het maakte me bewust en bracht onder woorden wat al latent in mij aanwezig was. Toch ben ik geen taoïst geworden en ik denk niet dat het wereldbeeld van het taoïsme waar is. Het is wel een illusie die het dichtste benadert hoe ik het leven ervaar.
Wellicht is de gedachte gelukkig te zijn ook al voel je je ongelukkig wel voortgekomen uit het verhaal van de azijnproevers die in het boek wordt aangehaald. De drie meesters Confucius, Boeddha en Lao Zi proeven van het azijn uit een vat. Het azijn staat natuurlijk voor het leven en het gaat om de reactie daarop. Confucius keek zuur, Boeddha bitter, maar Lao Zi glimlachte. Maar het kan ook zijn dat ik het amor fati van Nietzsche in gedachten had.
Hoe dan ook, het blijft opmerkelijk, dat een uitspraak bijna vijfendertig jaar geleden gedaan nu als een boemerang naar mij terugkeert.
14.2.2023
1944 dagboek van een lezer (28)
vrijdag, 4 november 2022. - Arjen Lubach zei gisteravond in zijn show iets dat al een tijdje in mijn hoofd rondzingt. Ik begin er stilletjesaan rekening mee te houden dat het niet gaat lukken. Dat wij, de mensen, niet gaan doen wat nodig is en dat we misschien wel afscheid moeten gaan nemen van de lieve aarde. De aarde zal wel blijven bestaan, maar dan niet meer als bewoonbare planeet.
Zo kijk ik naar de mensen achter Extinction Rebellion die het voorzien hebben op kunstwerken en klassieke concerten verstoren. Wat hebben we over honderdvijftig, honderd jaar (misschien zelfs wel eerder) nog aan al die door mensen gemaakte schoonheid als er niemand meer is om ervan te genieten. Om het maar grofweg en kort door de bocht te zeggen: van mij mag het schilderij van Johannes Vermeer in vlammen opgaan als we daarmee diersoorten kunnen redden. Van mij mag het gehele oeuvre van Rembrandt en Bach in vlammen opgaan als we daarmee de schoonheid van de natuur kunnen redden. Natuurlijk, dat zal niet gebeuren en oorzaak en gevolg klopt hier niet, maar ik begrijp de mensen die ons erop wijzen dat we aan de ene kant de schoonheid van de natuur vernietigen en aan de andere kant de schoonheid van door mensen gemaakte kunstwerken met veel geld en moeite beschermen in grote dure gebouwen.
* * *
maandag, 28 november 2022. - De schrijver zit in zijn tuin. Ik zou het bijna een zentuin willen noemen gezien de leegte, maar de aangeharkte ronde lijnen ontbreken. Een pad bestaande uit losse stenen leidt naar een terras van een gebouw dat zijn werkruimte lijkt te zijn. In de tuin vooral cactussen.
Ik heb geen zin meer om over politiek te schrijven of dat soort dingen. Ik volg het wel degelijk, maar wat spannender is is wat er in zo'n tuin gebeurd. Ik ben hier heel graag, het is hier heel stil, soms is het dodelijk stil, maar ja, je hebt werk wat je wil doen en daar is die stilte heel goed voor. En je moet die stilte aanvaarden en (…) als je bij wijze van spreken 's nachts wakker wordt en het wat je hoort is helemaal niks. Ja …
we horen vogels fluiten, de schrijver steekt zijn wijsvinger op en merkt op: stilte
en vervolgens mogen we bijna een halve minuut meeluisteren. Een zeldzaamheid, dat we de stilte mogen horen op televisie, ik vond die halve minuut van een ongekende schoonheid.
Stilte is geen afwezigheid van geluid, stilte is de ruimte waarin we kunnen luisteren naar wat zich aandient. En wat zich aandient is geen mystiek, transcendentaal, goddelijk iets (of aanverwante nonsens), maar eenvoudigweg dat wat je hoort, ziet, ruikt, proeft of voelt. Niet meer, maar zeker ook niet minder. Stilte laat je opmerken wat er toch al was, dat is alles en het resultaat is niet dat je daardoor een beter, ontwikkelder, intelligenter (of wat dan ook) mens wordt, je bent alleen maar even een moment anders geweest en vaak is dat zo prettig dat je dat anders-zijn wilt vasthouden. Nadeel is dat dat anders-zijn niet altijd geaccepteerd wordt.
Maar Cees Nooteboom is een gevierd schrijver, hij mag van zijn stilte genieten. Totdat hij weer de behoefte voelt om te reizen. Ik was er aan toe om aan een nieuwe titel te beginnen en het zien van deze aflevering van Brommer op zee brengt mij op het idee om in 533. Een dagenboek te beginnen, het stond al heel lang te wachten in mijn boekenkast. Wanneer ik de eerste bladzijden lees, hoor en zie ik de schrijver weer in zijn tuin. Zijn huisje en zijn tuin op het eiland hoef ik niet, maar op zijn stijl van schrijven zou ik jaloers kunnen zijn. Er spreekt een hoge mate van rust, berusting (gelatenheid?) en ook verwondering uit. Het slaat op mij over.
13.2.2023
1943 zonder context (117)
We doen te weinig niks en als gevolg daarvan leven we in een imitatiemaatschappij waarin we steeds vaker een vervagende kopie van onszelf spelen.
Lieke Marsman 'Kunst kan de wereld alleen veranderen wanneer kunstenaars de politiek in gaan' in: NRC. Opinie & Debat 21 januari 2023, 9
Het streven naar onbeperkte macht en vrijheid in een wereld die mij geen normen oplegt, leidt tot (het streven naar) cumulatie van genot, tot ophoping van bezit, tot een narcistische esthetica van het zelf.
Arnold Ziegelaar 'Trouw aan het wezenlijke' in: Filosofie–Tijdschrift 2022/5, 30
Alleen gericht zijn op een genoeglijk leven kan wel eens gepaard gaan met een uiteindelijk hersenloze zelfgenoegzaamheid.
René van Delft 'De zwijgende profeet. Wittgenstein en de kunst van het zuivere leven' in: Filosofie–Tijdschrift 2022/5, 24
De tijd is blind en wat hem, de tijd, betreft is alles even oud of jong — want tijd is een bijwerking, misschien een anomalie, dat weten we nog niet, van de tijdloze eeuwigheid.
Anneke Brassinga 'Over wijsheid van ouderdom. Een stand van zaken' in: Nexus 90, 114-115
Voor mijzelf ben ik 'ik', voor anderen 'jij' — een diepere kloof is nauwelijks denkbaar.
László F. Földényi 'De blik van het kind en de volwassene' in: Nexus 90, 92
Iedereen is zichzelf / voor hij denkt.
Cees Nooteboom Monniksoog, 18
Lezers zijn een soort complotdenkers.
Jannetje Koelewijn en Thomas de Veen "Anjet Daanje: 'Halverwege denk ik altijd: waarom schrijf ik niet een normaal boek?'" in: NRC. 2022 in negen interviews 21 december 2022, 36
23.1.2023
1942
Er zijn mensen die menen dat het leven is als de zon, of op z'n minst vinden dat het zo zou moeten zijn: fel, warm, stralend, bron van energie en optimisme. Het zijn de mensen met de zonnige karakters in ons leven. Ze begrijpen wel dat het soms bewolkt is, dat het soms regent en stormt, maar dat mag hun tomeloze vrolijkheid en optimisme niet drukken, het gaat immers om de zon en wat schijnt er achter de wolken? Juist. Dat de zon een destructieve kant heeft, dat de zon verblindt en de duisternis ontkent, dat wordt graag vergeten.
Er zijn mensen voor wie het leven is als de maan. Zij waarderen de zon, de zon die leven geeft, de zon die het leven mooi kan maken, maar zij weten dat die vuurbal maar één kant van het leven toont. De maan reflecteert het zonlicht, zij schijnt schijnbaar de zonnige kant van het leven, maar dat laat onverlet dat zij ook een duistere kant heeft. De maan toont de cyclische kant van het leven, donker en licht wisselen elkaar af. De nieuwe maan draagt de belofte van licht in zich, de volle maan de belofte van duisternis.
Toegegeven, ik ben niet altijd een zonnige persoonlijkheid. Soms is er mijn vrolijke kant, soms ben ik somber en afwezig. Als me gevraagd wordt hoe het met me gaat antwoord ik de laatste tijd steeds vaker: soms wordt het eb, soms wordt het vloed. Ik probeer beide gemoedstoestanden te accepteren en ik verzet me in toenemende mate tegen mensen die vinden dat het leven alleen maar zonnig mag zijn. Of erger: dat je alleen maar de zonnige zijde mag tonen.
Ik heb het vaak genoeg geprobeerd en geforceerd: louter optimisme, louter energie zijn, hard werken, altijd maar de optimistische kant tonen en positief zijn en ik was een geliefd collega, altijd behulpzaam, altijd vriendelijk, je kunt met me lachen. Maar ik brand mezelf dan op, ik heb geen talent voor alleen maar blijmoedigheid.
Ik kan eenvoudigweg niet ontkennen dat ik ook een andere kant heb, een kant die moedeloos is, een kant die melancholisch kan zijn, een kant die het leven wel eens niet ziet zitten en er dan geen zin meer in heeft. Voor mij is het geen oplossing om die moedeloze kant te bestrijden met positivisme en ik luister niet meer naar frasen als 'je moet meer bewegen', 'je moet gezonder eten', 'glimlach eens wat vaker tegen jezelf in de spiegel'. Altijd maar dat 'je moet dit' en 'je moet dat', want daar word je een zonniger, lees: een aangenamer persoon van (voor ons).
Wanneer ik de donkere kant omarm als deel van mijn leven en altijd voor ogen houd, dat beide kanten bij elkaar horen, dat de ene kant de belofte van de andere kant inhoudt, dat ze complementair zijn, dat ze een eenheid vormen, mij, dan is het resultaat een gevoel van sereniteit, dat het leven is zoals het is, dat ik me beter voel als ik niet meer probeer mijn leven beter en succesvoller te maken, dat het nu eenmaal vrolijkheid én ergernis is, dat het succes én ellende kan zijn, dat juist al die tegenstellingen samen gaan, elkaar oproepen, in elkaar overvloeien.
En kijk, daar kan ik nou op varen, daar word ik blij en vrolijk van, soms ironisch, soms sarcastisch. Het is mijn manige persoonlijkheid.
3.1.2023