19 oktober 2005

Waarde H.,

Waar is de tijd gebleven dat we nog brieven schreven? De tijd zonder televisie, de tijd dat ik mezelf terugvond achter het bureau en de hele avond schreef, schreef en schreef. Met pen en papier natuurlijk. De tijd waarin de terreur van het e-mailen godzijdank nog niet bestond. Het waren brieven die nog ergens over gingen. Ik stuurde ze aan jou, maar eigenlijk waren ze net zo goed gericht aan mezelf. Als schrijvende kwam ik tot inzichten die ik zonder schrijven wellicht niet zou krijgen. De dwang om datgene dat in mij borrelde te formuleren, te benoemen. Maar ook: de anarchie van het brieven schrijven, ik mis het soms zo. Het verkleinen van de wereld tot bureau, bureaulamp, papier en pen. Het arme papier moest maar accepteren dat ik mijn duisternis over haar uitstortte.
Vaak kreeg ik per ommegaande een anwoord van je terug. Ik herinner me een aanhef als 'waarde hypochonder' en ook 'waarde misantroop', genoeg om alweer een glimlach op mijn gezicht te toveren, de rest van je relativerende woorden hoefde ik dan eigenlijk al niet meer te lezen. Je brief ging dan vaak niet eens op mijn epistel in. Je schreef over je studie, over een nieuwe relatie of allerlei andere alledaagse zaken met een bijna literaire, subtiele humor. Na zo'n brief kon ik dan opgelucht adem halen. Ik heb maar weinig vrienden gehad die zo goed de juiste toon konden vinden als jij. En zo vanzelfsprekend. Ik heb ze nog, die brieven, al weet ik niet meer wat er allemaal precies in staat. Ze zijn een gerustellende aanwezigheid. Het zijn boodschappen geworden uit een voltooid verleden. Er kan ook geen brief meer bij, het is af, over en uit.
In moeilijke tijden mis ik je vriendschap, je woorden, je taal, misschien ook wel je stem. Dan zou ik het telefoonnummer willen draaien, het telefoonnummer waarvan ik vermoed dat het leidt naar jou. Ik zou weer een brief willen schrijven, maar daar zijn de avonden te kort voor geworden. Bovendien weet ik maar al te goed dat mensen veranderen. Ik weet dat er in jouw leven de afgelopen jaren dingen gebeurd zijn die jouw toon ernstiger heeft gemaakt, c-klein zegt de muziekman in mij. En ondanks de somberheid die wellicht doorklinkt in deze woorden, kan ik juist zeggen dat mijn leven vrolijker geworden is. Ik kan thuis komen en denken: verdomd ik ben gelukkig! Wie had dat ooit gedacht? Jij had dat ooit gedacht … en geschreven!
Ja, ik ben gelukkig, waarde H., en al ben ik een te somber mens om die grondtoon echt te laten horen, echt te tonen, het zweeft op de achtergrond en is aanwezig. Ik moet nog veel leren.
En ik zou je wel weer eens willen ontmoeten, maar ik weet niet of jij nog diegene bent die die brieven schreef. Ik ken de mensen maar al te goed die jaren later een ex tegen kwamen en zich verward afvroegen: ben ik daar nu verliefd op geweest? Het is die ontnuchtering die ik vrees, liever houd ik een illusie in stand, het idee dat je nog ergens rondloopt zoals je toen was, toen we nog brieven schreven. Want daarin ben ik niet veranderd, ik geloof heilig dat mensen illusies nodig hebben, zonder kunnen ze niet leven, ze kunnen niet veel werkelijkheid aan. Het probleem is alleen dat mensen vaak illusie voor werkelijkheid houden en nog wel de enige ware juiste Werkelijkheid en dan worden ze boos op elkaar en dan slaan ze elkaar de hersens in en dan … Daar ga ik weer! Op al deze retoriek zou je dan als antwoord schrijven, dat je een baantje gevonden hebt bij een slager en dat het snijden van vleeswaren niet erg aanleiding geeft tot diepere gedachten.
Maar zoals er ergens in mij nog de jwl van toen schuilt, zo hoop ik dat de h. van toen ook nog ergens in jou schuilt. Ik weet niet of ik de nieuwe h. aardig zou vinden, ik denk wel dat jij de ontspannen huisvader die jwl nu is prettiger zou vinden. Weet je hoe ik je noem? Ik noem je mijn beautiful demon, omdat je soms in mijn hoofd spookt en omdat ik dat niet erg vind. Vooral in de herfst natuurlijk, mijn favoriete seizoen. Dan wil ik je weer brieven schrijven en dat doe ik dan maar en ik plaats ze op mijn weblog. Jaja, zo diep ben ik al gezonken, ik heb een weblog. Ik moet mee met de tijd: geen papier meer, geen pen, maar zo'n verdomd toetsenbordje en een lullig beeldschermpje. Daar doen we het mee tegenwoordig. De illusie, weet je nog wel, de illusie en dat koester ik, desnoods virtueel.

Houdt moed! Vergeet me niet; misschien botsen onze gedachten nog wel eens, ergens in een wereld waarvan sommige mensen vermoeden dat deze wereld bestaat.

We schrijven … of moet ik zeggen: e-mailen?

Je hypochonder en misantroop
jwl

12 december 2006

Lieve H.,

Het verhaal van Orfeo en Eurydice, dat ken je vast wel. Het geluk van de twee geliefden was kort. Eurydice werd gebeten door een adder en stierf. Vervuld van smart daalde Orfeo af in de onderwereld en met zijn muziek wist Orfeo de goden te ontroeren. Orfeo mocht Eurydice weer meenemen op voorwaarde dat hij niet zou omkijken voordat ze het zonlicht weer bereikt hadden. Orfeo kon echter de verleiding niet weerstaan, keek om en zag hoe zijn geliefde weer naar het schimmenrijk werd getrokken, nu voor eeuwig.
Ik ben geen Orfeo en jij geen Euridyce, maar toch wordt de H. bovenaan deze brief steeds meer een schim, de H. van herinnering, want ik kan het omkijken niet laten. Bovendien ben ik niet zo'n begenadigd musicus als Orfeo, ik kan slechts op mijn onbeholpen wijze brieven schrijven en hopen dat het op één of andere manier weerklank vindt in de nevelen van de onderwereld. Zo besta je nog voor mij, in ongeschreven brieven, brieven die in mij opkomen terwijl ik wandel. Vooral in deze tijd, zo tussen Sinterklaas en Kerst, als jouw verjaardag weer nadert, exact tussen de twee feestdagen in. De tijd ook waarin ik in een ander leven de boeken van Brouwers las en vooral zijn brievenboeken Kroniek van een karakter.
Nee, ik verlang niet terug naar dat andere leven, want zoals ik al eens eerder heb geschreven, ik ben gelukkig nu. Waarom dan toch steeds omkijken? Omdat die tijd toch nog steeds een onderdeel van mij is? Omdat de melancholie zoveel schoonheid bevat? Wat is het dat ik wil vasthouden terwijl het steeds verder vervaagt in de tijd? Zo geweldig was die tijd ook weer niet. Of is het – om maar eens een cliché uit de kast te halen –, omdat je je eerste grote liefde nooit vergeet?
Soms ruik ik het nog, H., dat huis in Bosch en Duin, dat huis dat in een andere tijd thuishoorde. Als ik mijn best doe zie ik mijn studentenkamer nog voor mij en hoor ik de stilte. Het was een leven Zonder trommels en trompetten. Daar las ik jouw brieven en schreef ik de mijne. Sommige mensen gaan drinken, ik heb daar geen talent voor. Andere mensen schrijven.

schrijven is als drinken
geen kou geen tijd
geen honger voelen
overmoedig al het licht
dat door het raam komt
vatten, de lente voelen
voor ze komt, opgraven
wat verborgen is
handlezen, openmaken
delen

schrijven is als drinken
om niet alleen te zijn

Ik ben geen drinker, toch vrees ik de ontnuchtering. Of was het veeleer zoals de Grote Denker het ooit schreef:

Goede briefschrijver. – Hij die geen boeken schrijft, veel nadenkt en in onbevredigend gezelschap leeft, zal gewoonlijk een goede briefschrijver zijn.

Ik leef niet meer in een dergelijk gezelschap, ik heb nu geliefden om mij heen. Toch is dat niet de reden dat ik je steeds minder schrijf. Het is de wetenschap dat met elke brief jij steeds verder verdwijnt in het niets. Je beeltenis lost op in de mist, je stemt verstomt in de ruis en je naam wordt steeds meer slechts een herinnering. Wanneer ik in januari weer over de snelwegen raas naar de westkust om daar een schaaktoernooi te spelen, dan passeer ik weer je woonplaats. Dan glimlach ik even en denk: dag H., het ga je goed H. Ondertussen weet ik, dat degene die ik groet er niet meer is.

En toch, heel soms, als ik mooie muziek hoor, dan ben je er weer even. Dan zijn de goden me even gunstig gezind. Dan mag ik even een flard opvangen uit het schimmenrijk. Het is goed zo.

Ik hoop dat je een fijne verjaardag hebt binnenkort. Dat je de Kerstdagen mag vieren met jouw geliefden, zoals ik met mijn geliefden.

vaarwel,
jwl

PS: o ja, je wilt natuurlijk weten wie ik nu weer allemaal geciteerd heb. Dat gedicht, dat zou je onderhand moeten weten, is van Miriam Van hee. Het staat in Het verband tussen de dagen op blz. 207. De Grote Denker is Friedrich Nietzsche en dit schreef hij in Menselijk, al te menselijk, aforisme 319 in het eerste deel.

14 december 2007

Lieve H.,

Ik verlang naar sneeuw. Echte sneeuw. Niet alleen omdat het sneeuwlandschap zo mooi kan zijn, of omdat het licht zo anders is met sneeuw, maar vooral omdat het zo mooi klinkt. Hoe je schoen langzaam een stukje in de sneeuw zakt en bij het afrollen van de voet zo'n zacht gekraak laat horen. En dan de andere voet. Kraak, kraak. Kraak, kraak. Het lijkt allemaal zo lang geleden. Hebben wij wel eens samen in de sneeuw gelopen, jij en ik? Ik kan het me niet meer herinneren.

Ik wil elk detail ontdekken, de microscopische werkelijkheid, de geheime schoonheid van het leven, die uniek en persoonlijk is, en alleen waar is voor elk van ons afzonderlijk. Het is hierom dat ik schrijver ben geworden: omdat ik al in mijn kindertijd ontdekte dat ik anders tegen de dingen aankeek dan alle anderen. In het bijzonder heb ik me altijd aangetrokken gevoeld tot wat voortdurend veranderd. Watervallen bijvoorbeeld: die blijven nooit hetzelfde, zelfs geen moment. En, verder, mierenhopen, geisers, de onvoorspelbaarheid van gekkenhuizen… En het is goed zo. Het is goed om je altijd, wat er ook gebeurt, te kunnen laten betoveren. Op zekere dag ben ik begonnen mijn vervoeringen aan anderen te vertellen. Waarom ik dat heb gedaan, weet ik niet. Maar de vreugde die ik bij mijn ontdekkingen ervoer, was zo groot dat het idee om ze voor mezelf alleen te houden moeilijk te verdragen was. Pijnlijk zelfs. Ik herinner me dat ik bang was om belachelijk gevonden te worden. En toch heb ik het gedaan. Waarom? Wat wilde ik ermee bereiken?

Nicola Lecca 'Bijna alles ontgaat ons' in: Nexus 48, 40

Ik had nog nooit iets van deze jonge Italiaanse schrijver gelezen toen ik gisteren aan zijn essay begon. Voordat ik de eerste bladzijde had uitgelezen, wist ik al: dit is een schrijver naar mijn hart, hier moet ik meer van lezen! Liefde bij de eerste lezing.
Is het zijn milde toon, die mij zo aanspreekt? Zijn oog voor het kleine? Ik weet het niet zo goed. Ik denk dat ik een bepaalde kijk op de wereld herken, zonder nu precies te kunnen zeggen waar die herkenning plaatsvindt. Delen we wellicht dezelfde gevoeligheid voor de wereld om ons heen?

Daarom schrijf ik. Niet om te onderwijzen, niet om uit te leggen, noch om te overtuigen of om iets te bestrijden. Ik schrijf omdat ik ervan overtuigd ben dat de vervlakking van ons bewustzijn en ons verstand noodzakelijkerwijs een verlies betekent aan vrijheid, en bovendien een voorbode is van iedere vorm van slavernij en iedere vorm van totalitarisme. Kortom, ik schrijf opdat iedereen erbij stilstaat dat we niets weten van de wereld waarin we leven. (…) Zelden nemen we de moeite om een nieuwe waarheid te ontdekken. Om die reden heb ik, toen ik als kind merkte dat ik spontaan tot op de bodem van de wereld kon kijken, begrepen dat het mijn taak was om mijn ervaringen verder te vertellen: mijn momenten van verrukking, maar ook van verdriet, die deze extreme gevoeligheid met zich meebracht.

idem., 41

Hoe lang hebben we elkaar niet gezien? Zestien, zeventien jaar? Herinner jij nog de laatste keer? Ik zie me nog die straat uitlopen in Haarlem waar jij pas was gaan samenwonen. Ik dacht: dit kon wel eens de laatste keer zijn. Ik draaide me om om je nog eenmaal te zien, maar je ging al naar binnen. Meestal bracht je me naar het station, ditmaal niet, dat was al een teken.
Morgen word je ook veertig. Veertig! Ik weet dat je ondertussen gescheiden bent, twee kinderen hebt en misschien een nieuwe relatie. Ik hoop dat laatste voor je, want alleen zijn is niets voor jou.
Door jou ontdekte ik wat verliefdheid is en ik dacht, dat ik van je hield. Ik heb ondertussen geleerd wat houden van is en ik leer nog elke dag bij als ik thuis kom, uit mijn werk, mijn fiets voor het huis plaats en naar binnen kijk, mijn kinderen zie en mijn vrouw. Dan ben ik verliefd en veel meer nog, ik houd van ze!
Nee, ik mis je vriendschap, nog altijd! De spiegel en het klankbord. Dat ik niet hoef uit te leggen. Jij zou ogenblikkelijk begrijpen wat ik in die Lecca lees en dat ik zou willen schrijven wat Lecca schrijft. Maar ik kan het niet, al doe ik nog zo mijn best.
En ik mis onze gesprekken, H., die urenlange gesprekken. Over mensen, boeken, muziek, kortom: alles wat ons bezighoudt. Er zijn anderen met wie ik daarover kan praten, maar ik kan het met niemand zoals met jou. Dat konden we al op de dag dat we elkaar ontmoetten. Zullen we, als we kunnen horen dat het gesneeuwd heeft, als het weer kraakt onder onze voeten, even aanelkaar denken? Even maar?
Ondertussen schrijf ik dan wel brieven, brieven die gedoemd zijn onbeantwoord te blijven. Die mis ik nog het meest, je brieven. Ik zou willen dat je me schreef! Verder niets. Ik verlang naar sneeuw. Echte sneeuw.

Maak er een mooie dag van morgen!
Het ga je goed!
jwl

7 januari 2009

Mijn waarde H.,

Mijn brieven zijn als doodssteken en deze brief is de laatste en definitieve doodssteek die ik je zal toebrengen. Er rest niets anders meer dan een personage, je komt niet meer overeen met de werkelijkheid en je bent nu nog slechts een schepping in mijn hoofd. De nog levende H. leeft op een plaats en in een tijd die de mijne niet is. Ik weet niet meer wie je bent, ik kan je eenvoudigweg geen brieven meer schrijven over het graf van de herinnering heen. Zoals een losgelaten ballon wordt meegevoerd op de wind, zo zal ik deze brief laten gaan in het wit van de virtuele ruimte.

Waarom kon ik je zo slecht loslaten? Misschien wel omdat met jou mijn schrijven begon en ik bang ben dat met jouw verdwijnen ook mijn schrijven zal stoppen. Maar het omgekeerde zou ook kunnen: de angst, dat als ik zou stoppen met schrijven, jij zou verdwijnen. Je verdween door het schrijven. Niet langer word ik geplaagd door een welkome demon, je bent als het ware mijn muze niet meer. Ik ben een illusie armer.

Lang heb ik nagedacht over mijn laatste woorden aan jou. Ik herinner me dat ik in de tijd van de papieren brieven vaak afsloot met een gedicht. Daar moet ik je dankbaar voor zijn, dat ik door jou poëzie ben blijven lezen, altijd op zoek naar een geschikt gedicht; dat zoeken zal voortgaan. Voor dit moment en deze plek kon ik het ultieme gedicht niet vinden en dat bestaat waarschijnlijk ook niet. Dus sluit ik af met een gedicht dat me toevalligerwijs de laatste tijd bezig houdt. Ik heb hier al eens eerder een gedicht van Jan Geerts overgeschreven. Dit gedicht doet me denken aan een beeld uit de film Nostalghia van Tarkovsky, een beeld dat lange tijd onderdeel was van de opmaak van mijn weblog en dat op een of andere wijze verwijst naar de tijd dat jij werkelijk, van vlees en bloed, in mijn leven was. Het was een mooie tijd, H., een dierbare tijd, ik zal het niet vergeten, maar ik weet dat het nooit terug komt en dat hoeft ook niet meer.

Wie was jij? Wie was ik? Kijk nog eenmaal om en ga dan! Ga!

Soms is een vermoeden genoeg
om zeker te zijn van niets, zo iets

als een lege kamer – geen mens,
zelfs geen gedachte erin, hooguit

de herinnerde geur van koffie
in de ochtend, of het verwelken

nog, maar al lang geen bloemen
meer – werkelijk niets, behalve

vier muren, de tijd en een venster
op zoek naar aanwezigheid,

een plek, een weerloze dag waarop
woorden vallen en blijven liggen

zodat men er naar kan terugkeren
als naar een lege kamer, of enkel

de gedachte daaraan,
of zelfs dat niet

Jan Geerts De n van iemand, 51

Dag lieve H., wees gelukkig, verdwijn nu achter de horizon. Dag …

jwl