Jan-Willem Lubbers

2013

1216   zonder context (9)

Een familie is een vereniging van kommer en kwel. Zoiets laat men niet in de steek.
Martin Walser

Ze was ooit gaan schrijven omdat ze begrepen wilde worden, maar ze had er het tegenovergestelde mee bereikt.
Anjet Daanje Delle Weel, 35

Mens-zijn betekent het aangeleerde onvermogen een dier te blijven.
Peter Sloterdijk Sferen. Schuim, 344

De mens is niet in het diepste van zijn gedachten God, maar fundamenteel eenzaam.

24.12.2013

1215   dagboekzinnen

Ik wilde me alleen maar aan muziek wijden en begreep niet, waarom ik nou steeds weer naar die school moest.
20 april 1986

Ik ben een echte avondmens.
21 april 1986

Ik geloof, dat ik nu alle artikels van Jaap T. Harskamp heb gecopieeerd [sic] uit Bzzlletin, die het afgelopen schooljaar verschenen zijn.
22 april 1986

Ik zit weer midden in een leesmanie.
28 april 1986

Ik kan maar beter voor het onkruid wegblijven en hopen, dat er de volgende dag een mooie bloem staat.
1 mei 1986

Ik heb het afgelopen weekend "Aan gene zijde" van Alfred Kubin gelezen.
6 mei 1986

Ik kots van omroepen als EO, TROS, AVRO, VERONICA enz., maar het is niet anders, in een democratie wordt je [sic] altijd geconfronteerd met de afval daarvan en in een dictatuur wordt je [sic] altijd geconfronteerd met de afwezigheid van parels, zouden die bestaan?, van de democratie.
11 mei 1986

17.12.2013

1213

Het verschil in explicietheid tussen de ruimtevaart als kunst van het in het vacuüm mogelijke en de politiek als kunst van het op het aardoppervlak mogelijke is thans nog heel groot; vergeleken met de ruimtevaart is het actuele politieke metier als een karaokeparty, waarbij de deelnemers als partijen optreden.
Peter Sloterdijk Sferen. Schuim, 224

Wat betreft lucht en water is deze recycling in grote mate gerealiseerd; wat betreft het voedings- en excrementenmanagement moet men daartegen voorlopig nog rekening houden met een ruime externaliseringsfactor. Uit de ruimtevaarttechnische literatuur blijkt dat de Russen de verdere lotgevallen van de astronautenontlasting aan de kosmos overlaten, terwijl de Amerikanen de in het heelal geproduceerde fecaliën weer mee terugnemen naar de aarde. Over dit onderscheid zijn tot dusver geen cultureel-antropologische studies verschenen – waarschijnlijk in het belang van de toekomstige vreedzame samenwerking tussen de grootmachten van de ruimtevaart.
idem., 227

De innerlijke mens is er niet voordat de boeken, de kloostercellen, de woestijnen en eenzame plekken hem afgezonderd hebben; pas nadat de mens zelf een cel of camera silens is geworden, kan de rede met haar zachte stem in hem wonen. Een redelijk ik is zonder akoestische isolatie niet mogelijk. (…) Wat is een vaste overtuiging anders dan een stevig aangeleerde luide innerlijke stem? Dit dogmatische geschreeuw in mij wordt door de filosofische meditatie tot zwijgen gebracht. De homo silens is de hoeder van de psychische deautomatisering.
idem., 267

Het is een van de wonderen – en rechtvaardigingen – van de democratische levenswijze dat ze de grondstemming van parate afgunst in burgerzin en samenwerkingsbereidheid transformeert, met uitzondering van die perioden waarin ze zich, als het ware ter ontspanning, weer eens een hetze toestaat.
idem., 284

De hoogculturele ethieken van zowel Oost als West werken met het ironische gegeven dat mensen die om het goede vechten het betere mislopen.
idem., 285

14.12.2013

1210   dagboekzinnen

Ik ben rijp voor Schopenhauer.
25 maart 1986

Er valt een leegte.
27 maart 1986

Ik ben een zielig figuur.
28 maart 1986

Ik ben eroverheen!
31 maart 1986

Het is was indrukwekkend!
2 april 1986

Ik zou wel door kunnen gaan voor een naturalistische hoofdpersoon.
16 april 1986

Ik heb behoefte aan een beetje zon; misschien morgen.
18 april 1986

27.11.2013

1209   zonder context (8)

(…) gewenning aan wanhoop is erger dan de wanhoop zelf.
Albert Camus De pest, 189

Immoreel zijn alleen de ongevoelige en spotzieke lieden.
Jules Amédée Barbey d'Aurevilly Duivelinnen en demonen, 8

Het wonderbaarlijkste boek dat iedereen moet lezen, is het leven zelf.

Geluid ingebed in stilte wordt muziek.

25.11.2013

1207   dagboekzinnen

(…) omdat ik minder "klokkijkend" wil leven.
15 februari 1986

Ik wil mijn eigen weg volgen, zoals ik altijd al heb willen doen, maar ik begrijp niet waarom nou juist ík altijd voor de voeten moet worden gelopen.
2 maart 1986

Waarom heb ik toch zo nu en dan de pest aan iedereen?
4 maart 1986

Je zou dat dus ook kunnen omdraaien: het noodlot van de mens is, dat hij leeft.
9 maart 1986

Wat zal ik over een paar jaar om deze dagboekaantekeningen lachen.
10 maart 1986

Ik schrijf, misschien omdat ik niets beters heb.
18 maart 1986

Volgens mij kan ik niet schrijven, kan ik niet dichten!
21 maart 1986

15.11.2013

1206   dagboekzinnen

Het verbindt duidelijk het impressionistische met het expressionistische; is dat het mystieke element?
5 februari 1986

Slechts in stilte kan men zoeken naar wijsheid en schoonheid.
6 februari 1986

Ik zou bijna zeggen, leer mij kennen door Termeer.
7 februari 1986

Dit dagboek wordt mijn nagelaten bekentenis.
8 februari 1986

's Avonds, daarnet, naar een indrukwekkende film gekeken. "La Notte di San Lorenzo" van de gebroeders Taviani (…).
9 februari 1986

Mama zei, enkele dagen geleden, dat ik me te veel verplaatste in de hoofdpersoon.
11 februari 1986

M(…) stelde mij een keer de vraag, of de hele dag t.v. kijken, video-kijken, muziek draaien, of dat wel leven is.
12 februari 1986

12.11.2013

1205   zonder context (7)

Juist na Auschwitz moet er poëzie geschreven worden.

Ik denk dat de tijd volkomen stilstaat en dat ik me erin beweeg, soms langzaam en soms met razende snelheid.
Marlen Haushofer De wand, 192

De mooiste muziek is het fluisteren van bomen in de wind.

10.11.2013

1204

De dingen gebeuren gewoon en ik zoek er, zoals miljoenen mensen vóór mij, een betekenis in omdat mijn ijdelheid niet wenst toe te geven dat de zin van een gebeurtenis uitsluitend in de gebeurtenis zelf ligt. Geen enkele kever die ik achteloos vertrap zal in dat voor hem tragische gebeuren een geheimzinnig verband met een universele betekenis zien. Hij bevond zich onder mijn voet op het moment dat ik die neerzette; welbehagen in het licht, een korte scherpe pijn, en niets meer. Alleen wij zijn ertoe veroordeeld een betekenis na te jagen die er niet kan zijn.
Marlen Haushofer De wand, 193

10.11.2013

1203

Temidden van lachende vrienden en bekenden maakte ik foto's van de achterzijde van het huis. Ik besloot om ook een foto van de voorzijde te maken, dan kon ik op facebook laten zien waar ik ging wonen. Tot mijn verbazing was het huis aan de voorzijde wit gepleisterd. In mijn herinnering was het grote, imposante huis juist duister en grijs.

In mijn middagpauze fietste ik van school via de Willem Lodwijkstraat alsmaar rechtdoor langs het spoor naar De Merodestraat. Een straat waar ik altijd met een zekere verlegenheid en huiver naartoe ging, omdat het het terrein van De Fabriek was. Mijn bestemming lag aan het einde van die weg, toch had ik het gevoel dat ik daar niet hoorde te zijn. Altijd verwachtte ik een hand op mijn schouder en een barse stem die wilde weten wat ik daar deed, maar het gebeurde nooit. Gevaarlijk was het daar met al die aankomende en wegrijdende vrachtwagens. Stoom en rook kwam op sommige plekken uit de muren tevoorschijn en suggereerde menselijk activiteit in de fabriekshallen. Constructies met buizen werden hoog over de weg en spoor geleid naar het fabrieksterrein aan de andere zijde. Als De Merodestraat aan het einde een bocht naar links maakte, was ik er bijna. Het huis was nu te zien aan het einde van een verhard pad. Het lag nauwelijks hoger dan het pad ernaartoe, maar het leek met zijn donkere ramen over me heen te staren in een eindeloze verte. Tussen de ramen liepen barsten in het grijze pleisterwerk wat een hoge ouderdom deed vermoeden. Als ook het verharde pad naar links afboog, ging ik rechts het kiezelpad op dat naar de voordeur leidde.

Misschien ben ik het huis altijd vanuit kinderperspectief blijven zien. Ik was opgelucht wanneer tante S. de deur opende en niet een kwaadwillende vreemdeling. Achter de deur was een lange donkere gang dat via de keuken helemaal doorliep naar de bijkeuken waar het eeuwig koude toilet was. Links was een smalle trap waarlangs ik niet alleen naar boven durfde, want daar vermoedde ik spoken. We aten in de achterkamer de dampende pan soep die tante S. voor mij maakte. Het was een kamer en suite, waarbij de voorkamer door middel van prachtige schuifdeuren met glas in lood afgescheiden kon worden van de achterkamer. Tante S. was altijd neurotisch druk en vertelde de meest ongelooflijke verhalen. Oom B. liet zich maar zelden zien en ik vond dat niet erg, want ik vertrouwde zijn zwijgzaamheid niet. En dan was er nog hun tweede, nog thuiswonende volwassen dochter waarvoor ik op mijn hoede was. Ze sprak een onduidelijk nasaal Fries waar ik niets van begreep en ze wilde altijd maar knuffelen waarbij ze zo vreemd lachte. Later begreep ik dat ze een geestelijke handicap had.

Als ik er met mijn ouders op visite was, speelde ik in de achterkamer aan de grote tafel, soms met de kleindochter van tante S. (die was zo lief en mooi). Mijn ouders zaten dan met oom en tante in de voorkamer. Ik herinner me de vier fauteuils die elk schuin aan een hoek van de salontafel stonden. Iedereen zat altijd op zijn vaste plek. Er was in die kamer een geheimzinnige deur achter een kast die op mij een grote aantrekkingskracht uitoefende. Ik wilde weten waar die deur op uit kwam en geloofde niet dat het slechts de keuken was.

Als het mooi weer was, waren de tuindeuren open en kon ik buiten spelen, al loerde ook daar overal het gevaar. De zwarte schuur die er stond, daar durfde ik niet in. De boomgaard met de perenbomen was een mooie plek, maar ik schrok vaak van de voorbijrazende treinen. Slecht zichtbaar was de sloot die tussen de boomgaard en het spoor lag. Als de peren rijp waren mocht ik ze plukken, mijn moeder maakte er dan thuis stoofperen van. Voorbij de zwarte schuur was nog een paadje waar ik niet alleen naartoe mocht, omdat dat daar de boothuizen waren en het water dat niet met een hek was afgeschermd. Soms was oom B. daar aan het vissen. Als het hard waaide, kon ik de onzichtbare boten in het water horen klotsen. Onder te tegels van dat paadje was ooit een groot mierennest. Als kleuter kon ik eindeloos kijken naar die zwarte beestjes die door de gaatjes naar boven kwamen. Tot op een keer de mieren overal in mijn kleren kriebelden en ik huilend naar mijn moeder rende. Midden op het grasveld achter het huis trok ze al mijn kleren uit, terwijl de hele wereld keek en lachte.

Als kind droomde ik al over dat griezelige en fascinerende huis. Vaak werd ik dan vastgehouden op de kamer van de dochter. Of ik was opgesloten in de zwarte schuur tussen de visnetten en niemand kwam me bevrijden. Dan weer kreeg ik de deur van het toilet niet meer open en beantwoordde niemand mijn hulpgeroep, terwijl er allemaal enge spinnen rondliepen. Later, toen oom B. al overleden was en tante S. er niet meer woonde, droomde ik dat ik achterna gezeten werd en het huis niet meer in kon. Ik bonsde op de ramen, maar de nieuwe bewoners zagen en hoorden me niet. Een andere keer was het huis leeg en verlaten.

Afgelopen nacht had ik het huis gekocht en maakte ik er foto's van. Ik zou er gaan wonen met het hele gezin.

4.11.2013

1202

Mijn ideale leven is een rustig leven. Ik houd van lezen, om steeds in dezelfde stoel stil te zitten, met de lichtval vanuit een bepaalde hoek, in mijn eentje, of met Meagen vlakbij, en zo nu en dan, als ik geluk heb, kom ik een mooie zinsnede of een verfijnd sentiment tegen, kijk op van mijn boek en voel de harmonie in een bepaald begrip, de rechtvaardigheid ervan en het besef dat alles daarin gevat zit. Dat is wat ik onder leven versta, die stilletjes ontdekte momenten. Met niets minder ben ik tevreden, maar eigenlijk: veel meer verwacht ik ook niet.
Maar Meagen wel, en om die reden zijn die momenten van harmonie ongrijpbaar, áls ze zich al voordoen. Zij is altijd nerveus, een beetje uitzinnig, blikt terug op wat ze heeft gedaan, vraagt zich af wat er op haar pad ligt, wat de toekomst zal brengen. Die nacht, nadat ik een glas had gedronken met meneer Boyd en terug naar bed was gegaan, zei ze wat ze altijd zei toen New York voor ons op zijn eind liep.
'Ik houd van je,' zei ze. 'Dat is tenminste iets.'
Charles D'Ambrosio Het dodevissenmuseum, 190-191

1.11.2013

1201

Soms als ik de krant lees, denk ik wel eens: het lijkt wel alsof ik in een open inrichting leef. Op zulke momenten zou ik meneer Canetti de hand kunnen schudden, mocht hij nog leven. Hij schetst in zijn roman Het martyrium een vergelijkbaar beeld van de samenleving.

Krankzinnig worden alleen die mensen die slechts aan zichzelf denken. Waanzin is de straf voor hun egoïsme, laat Canetti de psychiater Georges Kien tegen zijn vrouw zeggen. Dan gaat deze roman alleen nog maar over waanzinnigen, dacht ik daarbij. Over mensen die blind egocentrisch zijn, op het karikaturale af. Canetti neemt de lezer mee in de gedachtewerelden van zijn personages, waarbij de grens tussen realiteit en waanzin flinterdun is. Daar is de intellectueel en boekenwurm Peter Kien, die in zijn omvangrijke bibliotheek elke realiteitszin verloren heeft. Daar is zijn huishoudster en latere echtgenote Therese, die haar seksuele frustratie omzet in een obsessie voor geld. Daar is de sadistische huismeester Benedikt Pfaff en de gebochelde dwerg Fischerle die denkt dat hij wereldkampioen schaken kan worden. Alleen Georges Kien lijkt nog iets menselijks te behouden, hij probeert zijn broer Peter te redden, maar drijft hem onbedoeld tot zelfmoord. Of is dat ook weer een schijnbeweging van Canetti, zoals er zoveel zijn in dit boek?

Het martyrium staat vol met kolderieke scènes, maar uiteindelijk vergaat je het lachen. Het is deze comédie humaine bittere ernst. Alleen een pijnlijk sarcasme rest en dat maakt Het martyrium tot een ernstig en indrukwekkend boek. Canetti had nog zeven romans gepland – Het martyrium moest het eerste deel zijn van een cyclus –, maar die zijn niet geschreven. De wereld van Kien is echter nog steeds te herkennen in de kolommen van de krant, wanneer blind egoïsme en politieke verdwazing hoogtij vieren.

25.10.2013

1199

Het is vervreemdend om haar – nadat je naar haar begrafenis geweest bent – bij thuiskomst op facebook en skype tegen te komen. Alsof ze nog ergens bestaat in de virtuele ruimte, alsof elk moment een schermpje in beeld kan verschijnen met de mededeling dat ze online is. Je kunt de gesprekken die je via chat hebt gevoerd lezen en je wenst dat je dat gesprek zou kunnen voortzetten. Hoi M., het gaat het nu met je, hoe is het daar? Het wrange gevoel om te ontvrienden of uit contactpersonen te verwijderen, alsof je haar daarmee een virtueel leven ontneemt.

2.10.2013

1197

Hij ging voor de spiegel buiten een kapperszaak staan en monsterde daarin zijn trekken. Hij had waterige blauwe ogen en in het geheel geen wangen. Zijn voorhoofd was een gerafelde rotswand. De neus, een duizelingwekkend smalle scherpe kam, viel loodrecht weg in de diepte. Onderaan, bijna niet te zien, zaten twee minuscule zwarte insecten. Niemand zou daarin neusgaten vermoed hebben. De mond was de gleuf van een automaat. Twee scherpe groeven liepen, als kunstmatige kerven, van zijn slapen naar zijn kin, en troffen elkaar aan de spits daarvan. Daardoor en door de neus viel het gezicht, toch al lang en smal, in vijf angstwekkend smalle delen uiteen, smal maar strikt symmetrisch; er was geen plaats om het oog op te laten rusten en Kien deed dit dan ook maar even. Want toen hij zichzelf zag – hij was niet gewoon zichzelf te zien – voelde hij zich opeens erg eenzaam. Hij besloot zich in de drukte en onder de mensen te begeven. Misschien zou hij zo vergeten hoe eenzaam zijn gezicht was en misschien zou hij een idee krijgen met betrekking tot de voortzetting van zijn activiteiten.
Elias Canetti Het martyrium, 204

25.9.2013

1195

Ze heeft gestreden voor wat ze waard was om het onvermijdelijke geen kans te geven, om nog zo lang mogelijk bij haar drie kleine kinderen en man te kunnen zijn. Afgelopen nacht won de ziekte. Ik zal mijn schoonzus verschrikkelijk missen, haar humor, haar lach, haar stralende ogen, al datgene wat haar maakte tot wie ze was. Ik weet niet wat er is na de poort van leven naar dood en of ik haar daar ooit nog zal ontmoeten, maar ondertussen koester ik de herinneringen.

Vaarwel lieve M.

22.9.2013

1194

O Voltaire! O humaniteit! O stompzinnigheid! Met de 'waarheid', met het zoeken naar de waarheid is het vreemd gesteld; en als de mens dat op een te menselijke manier doet – 'il ne cherche le vrai que pour faire le bien' – wed ik dat hij niets vindt!
Friedrich Nietzsche Voorbij goed en kwaad §35

17.9.2013

1193

Bomen kappen, bloemen plukken – zullen we ooit moeten boeten voor die minuscule vrijheden die we ons met de orde der dingen veroorloven, die minieme veranderingen in de oorspronkelijke partituur? Tegen een van zijn leerlingen die voorstelde om in de moestuin irrigatiegeulen te graven, zei Confucius, met een gieter in zijn hand: 'Wie weet waar dat toe zou leiden?' Het voordeel van een blokhut is dat je, afgezien van een enkele boom die je omhakt, niet veel aan de algehele opzet verandert.
Ik glijd over het zijdezachte water. Het geluid van peddels in de stilte…
Sylvain Tesson Zes maanden in de Siberische wouden, 195

Als een gezonde economie nu eens niet doel, maar middel zou zijn voor het welzijn van de mens en zijn leefwereld? Dan moet er anders naar economische gezondheid gekeken worden. Een 'economie van het genoeg'? Maar wat voor de één genoeg is, is voor de ander teveel of te weinig. Een economie dat niet veel aan de algehele opzet verandert, gaat niet uit van de mens, maar van de wereld waarin hij leeft. Sylvain Tesson gaf veel op, maar kreeg er veel van waarde voor terug. Hoe dit particuliere naar het algemene vertalen?

15.9.2013

1192

Mijn definitie voor grootheid bij de mens is amor fati: dat je van niets wil dat het anders is, niet vóór je, niet achter je, in alle eeuwigheid niet. Het onvermijdelijke niet enkel verdragen, nog minder verdoezelen – alle idealisme is leugenachtigheid ten aanzien van het onvermijdelijke –, maar ervan houden
Friedrich Nietzsche Ecce homo, 54

14.9.2013

1191   zonder context (6)

Het leven is een eeuwige terugkeer van hetzelfde in een steeds andere cadeauverpakking.

Zelfbeheersing is een deugd. Toch schijnt het vermakelijk te zijn om met z'n allen te kijken naar het verlies ervan op televisie.

Vrijheid komt eerder tot zijn recht in een bescheiden gebruik, dan in het opeisen ervan.

Alleenzaamheid is een sociale variant van zelfgenoegzaamheid.

13.9.2013

1184

'Dat vreemde verlangen om spirituele en idealistische stelsels te vormen,' vervolgde de dronkaard, 'komt voort uit het intellectuele feit dat wij voor een wereld staan die niet verklaarbaar is voor onze waarneming. Uit het feit dat de wereld niet begrijpelijk voor ons is, trekken wij de onterechte conclusie dat de waarheid van die wereld anders moet zijn dan de werkelijkheid die zich aan ons voordoet (…).
Fernando Pessoa De bedelaar en andere verhalen, 27-28

15.8.2013

1181

Het ging vanzelf en ik realiseerde me dat het lang geleden was. Ik liet een vriend een nieuw aangeschafte dvd zien met de Franse barokopera Atys van de hofcomponist Jean-Baptiste Lully. In mijn enthousiasme begon ik te vertellen over de clichés van de toenmalige opera, over de verschillen tussen de 19e eeuwe opera en de barokopera, over het verschil tussen de barokdans en het latere klassieke ballet. Ondertussen wijs ik hem op bepaalde muzikale momenten, de blokfluiten in de slaapscène, de prachtige klank van de viola da gamba als er sprake is van grote smart enzovoort. Het gaat allemaal niet vreselijk diep, maar ik vertel waarom het allemaal zo mooi en bijzonder is. Ik weet dat ik op die wijze mensen anders kan laten kijken en luisteren naar opera.

's Avonds keek ik naar de eerste aflevering van Zomergasten, het is ondertussen traditie geworden om ernaar te kijken. Je weet het nooit, elke gast kan die gast zijn die je niet had willen missen. Hans Teeuwen had ik gerust kunnen missen.

Een al of niet bekende Nederlander of Belg krijgt de uitgelezen kans een televisieavond samen te stellen met favoriete fragmenten en aan mensen te vertellen waarom hij of zij dat zo mooi vindt. Wij krijgen de kans om even met de ogen te kijken van iemand die er meer over kan vertellen. Hij of zij kan reliëf geven aan een fragment, waardoor ik anders en wellicht beter ga kijken. Een zomergast deelt zijn kennis en enthousiasme voor een onderwerp, doorgaans het vakgebied waarin hij excelleert. Het hoeft allemaal niet zo vreselijk diep te gaan, mij proberen op het puntje van de stoel krijgen is al genoeg. Zomergasten is niets anders dan een goed gesprek tussen twee geïnteresseerde mensen waar je graag naar luistert, omdat het eenvoudigweg je blik verruimt.

Ik herinner me dat ik een keer terecht kwam in een uitzending van dat hopeloze platte programma De wereld draait door en ik bleef hangen, omdat ik nota bene Frits van Oostrom zag vertellen over zijn nieuwe boek over de middeleeuwse Nederlandse literatuur. Ik zal zijn pretoogjes en zijn gretigheid om te vertellen waarom hij die tijd zo bijzonder en interessant vond niet vergeten. In een paar minuten liet hij weten waarom hij die oude literatuur zo fantastisch vindt, ondanks de scoringsdrift van de presentator. Ik herinner me ook dat ik dacht, dat Van Oostrom een ideale zomergast zou zijn. Tip voor de redactie.

29.7.2013

1180

Een man staat als een living statue bij een waterkraan, zijn hand in het stromende water. Een vrouw zit onbeweeglijk op een bank. Ik denk dat de tijd stilstaat en dat ik me daarin beweeg.

Met het schrijven begint het verhaal en als het papier op is, eindigt het. Ze schrijft niet voor haar plezier, ze schrijft om niet gek te worden. Afgesneden van de wereld door een onzichtbare wand, jaagt en schrijft ze om het isolement te overleven. Wij kijken mee, vooral veel close-ups: kijkend uit het raam, schrijvend aan een tafel, liggend in bed, starend naar het plafond. Het zijn mooie beelden. Ondertussen vertelt haar stem het verhaal. Hoe ze leeft met haar hond, katten, een koe en een kalf. Over haar wanhoop, moeizame acceptatie en berusting.

Het lukte me maar niet om in haar een eenzame vrouw te zien. Ik zag iemand met ontwenningsverschijnselen die moest leren omgaan met de nieuwe situatie, vooral met de afwezigheid van menselijk contact. (Ik had met haar te doen omdat ze niet beschikte over een uitgebreide bibliotheek om de tijd door te komen.) Het werd allemaal verteld en getoond, maar het bleef bij fantastisch acteren in een schitterend landschap van Caspar David Friedrich. De schoonheid van de beelden pasten niet bij de huiver van de woorden. De betovering stond het drama in de weg.

Toch ging ik uiteindelijk mee in het gedachtenexperiment. Wat gebeurt er met iemand die plotseling afgesloten is van de mensheid en alleen gezelschap vindt bij dieren? Helemaal overtuigend vond ik het antwoord niet, de sprongen in de tijd waren te groot. Ik vroeg me af wat er allemaal was weggesneden uit het boek. Maar gelukkig ontweek het verhaal de weg naar een vage natuurmystiek, waardoor het een voorstelbare ontwikkeling werd. De hoofdpersoon wendt zich niet tot de natuur om daar waarheid te vinden, maar uit noodzaak. Ze leert de taal van de natuur te verstaan, ze verliest (een deel van) haar cultuur. Haar zintuigen worden scherper en ze ervaart weer het ritme van de natuur. Tijd is weer een relatieve tijd geworden, het is niet meer de kloktijd of de agenda die bepaalt. Vandaar wellicht ook de verzuchting dat de tijd stilstaat. Dichter bij de spirituele valkuil komen we gelukkig niet.

Verder blijft de aanwezigheid van een onzichtbare wand een mooi gegeven, het schreeuwt om een duiding, maar deze blijft gelukkig uit. Ook de betekenis van de witte poes en de witte kraai – de eerste zal het niet overleven, de tweede wordt verstoten door zijn zwarte soortgenoten – blijft aan de kijker. Het publiek mag de zaal verlaten met raadsels, de film kent een geweldig open einde. Ik wil Die Wand nogmaals zien.

19.7.2013

1177

Ich weiß nicht, was soll es bedeuten,
Daß ich so traurig bin …

Terwijl ik over het jaagpad langs de Kromme Rijn slenterde en twee kano's klotsend voorbij gleden, was ik me af gaan afvragen waarom ik zo somber ben? Had ik niet evenzeer redenen om opgewekt te zijn?

Ben ik wat ik voel? Ben ik niet ook de gevoelens die ik niet voel? Zijn gevoelens de klippen die we onderweg moeten omzeilen? Of juist niet? En waarom dan?

Ondertussen signaleerde ik de warmte, de windstilte, de watervogels. Ik boog voor laag overhangende takken, deed zo nu en dan een stap opzij voor hijgende en puffende joggers en knikte passanten een goede middag toe.

Glimlachend peuter ik thuis een steentje uit de zool van mijn sandaal.

14.7.2013

1175

Intussen is het ook een feit dat deze zelfde Moderne Devotie zo zeldzaam Nederlands aandoet. De mengeling van principieel en pragmatisch, de hang naar kleinschaligheid, de neiging naar het individuele en het antiautoritaire, de cultus van manifeste eenvoud, het eigengereide en het in zichzelf gekeerde, het gretige schoolmeesteren (en zelfs: het anti-intellectuele) tot en met het pessimisme en de voorkeur voor verkleinwoorden – niet eerder in de Middeleeuwen komen we iets tegen dat zo veel parallellen kent met hedendaagse trekken in de Nederlandse samenleving. Verwijzen naar iets als een Nederlandse identiteit zet hier vermoedelijk weinig zoden aan de dijk; maar hoorbaar is de echo zeker.
Frits van Oostrom Wereld in woorden, 509-510

12.7.2013

1174

In het vroege, dauwende ochtendlicht fiets ik naar het station. In een decor van mensenwereldstilte spelen vogels hun fluitconcerten. Ik luister naar deze Aufforderung zum Tanz, totdat de bellen gaan rinkelen en de spoorbomen dalen. Een trein brengt me naar een andere wereld. Zij die kunnen vliegen blijven.

11.7.2013

1173

Altijd weer een feest als er nieuwe bundel van haar uitgekomen is. Miriam Van hee Ook daar valt het licht. Op één of andere wijze passen haar verzen bij de intrede van de zomeravondkoelte. En het verduisterende licht waarin haar woorden tot leven komen. Ik kan ze proeven!

10.7.2013

1172

Het licht valt tussen de bladeren van de bomen, pianoklanken parelen door de lucht. De zon, die ik doorgaans in deze tijd van het jaar als hard en afstandelijk ervaar, laat schaduwen dansen. Mijn gedachten zingen mee.

9.7.2013

1170

De pianosonates van Beethoven, de opera's van Wagner, symfonieën van Brahms, Bruckner en Mahler, als middelbare scholier had ik een bij uitstek romantische muzieksmaak. Gezeten in de oude rookstoel die nog van mijn grootvader geweest was met wellicht verhalen van Toergenjev op schoot, droomde ik weg naar vervlogen negentiende eeuwse tijden. Escapisme van een solitaire puber wellicht. Hoe passen de klanken van De Volharding (1972) toch in dit plaatje?

YouTube: Louis Andriessen – De Volharding

Ik kan me er nog over verbazen dat ik ooit enthousiast raakte voor deze muziek. De ruige, harde, 'onesthetische' klank van een piano (niet eens een vleugel) en koperblazers lijkt erop gericht om elke herinnering aan een romantische esthetiek uit te bannen. Het enige romantische wat ik nog met deze muziek kan associëren is wellicht de anarchistische indruk die het maakt. Een indruk, want op papier is het stuk ongetwijfeld zeer ordentelijk (minimal music!). Natuurlijk, we schrijven 1972, het straatrumoer van de jaren zestig klinkt nog na en is te horen in de protesten tegen de oorlog in Vietnam. Letterlijk bijna, aangezien het een liveopname betreft en het publiek zich laat horen tijdens de uitvoering. Ik vond het prachtig en nog moet ik glimlachen om deze tegendraadse muziek. Sinds die eerste kennismaking heb ik een zwak voor de muziek van Louis Andriessen die een eerste bres sloeg in mijn romantische weemoedweefsels.

22.6.2013

1169

Onbevooroordeeld gezien was hij geen slecht mens, hij was gewoon een lanterfanter.
Nikolaj Gogol Dode zielen, 276

Wat komt er tijdens de wandeling niet allemaal op bij een mens, zodat hij even afgeleid wordt van het deprimerende heden, zodat zijn fantasie wordt gekieteld, geprikkeld, geplaagd en hij in een goede stemming geraakt, ook al weet hij zeker dat er niets van zijn dromen terecht zal komen!
idem., 299

20.6.2013

1168   brieven naar Brugge (7)

wat voorafging

Bunnik, 9 juni 2013

Waarde Pascal,

Het is tijd om onze correspondentie weer op te pakken! Jouw laatste brief dateert alweer van ruim drie jaar geleden. Neem je tijd voor je antwoord, schreef je nog aan het einde van je laatste brief. Wel, dat is gelukt, al was zo'n lange tijd niet de bedoeling. Ik heb in die jaren vaak geprobeerd om een brief te schrijven, ik heb onze briefwisseling nooit opgegeven, maar het bleef steeds bij pogingen. De redenen daarvoor laat ik hier in het midden, ze liggen onder andere in de persoonlijke levenssfeer. Het zijn dezelfde redenen die oorzaak zijn van de vele stiltes die er op mijn website vallen. Maar ik blijf het proberen, zoals je merkt, en ditmaal zal het lukken, daar ben ik ondertussen zeker van.

In je vorige brief stelde je de vraag of empathie mogelijk is zonder transcendentie. Dat is een moeilijke vraag, want met een begrip als transcendentie kun je tegenwoordig alle kanten uit en laat ik er meteen aan toevoegen: ik mijd dat woord zoveel mogelijk, het roept bij mij wantrouwen op. Het is voor mij duidelijk dat jij met dat begrip niet naar de christelijke God verwijst, maar waarnaar dan wel? Je gaf zelf al aan dat je dat wel wilde toelichten, laat ik je er dan meteen toe uitnodigen dat te doen in een volgende brief.

Transcendentie heeft voor mij te maken met het denken in twee werelden en de verbondenheid tussen deze werelden. Hier is onze alledaagse wereld van voortdurende verandering, waarin niets hetzelfde blijft, het heraclitische panta rhei. Daar is die andere wereld, een platoonse wereld, de transcendente wereld, een voorbeeldige en onveranderlijke wereld, lange tijd de wereld van God, maar deze wereld kent zo langzamerhand vele bewoners van verschillend pluimage. Misschien is het wel de wereld van de hoofdletters: Schoonheid, Waarheid, Rechtvaardigheid enz. In ieder geval de wereld waar expliciet of impliciet naar verwezen wordt als het gaat om wat waarachtig wordt gevonden, waar onze waarden aan ontleend worden, dikwijls normatief. Toegang tot deze wereld vindt de beschouwende, contemplatieve mens, de mens die in meer of mindere mate zich afwendt van de wereld waarin we leven, vaak geholpen door kunst en religie. Kennis van deze transcendente wereld noemen we dan wijsheid en de bezitters van deze wijsheid, de zogenaamde wijze mensen, bezitten voor anderen een begeerlijke status (met macht en invloed). Natuurlijk valt er veel meer over te schrijven en zijn er vele nuanceringen mogelijk, maar dan zou deze brief veel te lang worden, ik zou een groot deel van de menselijke geschiedenis moeten beschrijven. Ik vermoed dat er uit zou blijken dat er weinig zo onveranderlijk is als een transcendente wereld (en Plato zou zich omkeren in zijn graf).

Als lezer van mijn website weet je wellicht wel dat ik niet zo veel op heb met transcendente werelden en zeker niet in metafysische of spirituele context. Toch zie ik heel goed, dat het menselijk bewustzijn niet anders kan, dat een transcendente wereld noodzakelijk en onvermijdelijk een levensvoorwaarde is, het brengt immers structuur aan en houvast in het leven… en hoop. Waar ik alleen niet moe van word om op te wijzen is, dat we teveel gewicht hechten aan het transcendente, dat we het teveel nodig hebben. Nu er geen dominante geloofsovertuiging meer is, is er een wildgroei aan interpretaties en deze interpretaties van het transcendente leiden niet zelden tot idealen die mensen dwingend aan elkaar willen opleggen. Menen het juiste recept te hebben gevonden om de wereld te verbeteren en te vervolmaken wil nogal eens leiden tot het tegenovergestelde. Idealen zijn vaak zwanger van een hang naar zuiverheid en we weten waar eliminatie van het onzuivere in het uiterste geval toe kan leiden. In onze tijd blijft het nodig daarvoor te waken en waarschuwen.

Is empathie mogelijk zonder transcendentie? Ik denk het niet, maar het zou mogelijk moeten zijn. Het zou mogelijk moeten zijn om zaken op waarde te schatten alleen om de intrinsieke waarde ervan, zonder allerlei motivaties te ontlenen aan een andere wereld waar we slechts vermoedens van hebben. Juist empathie moet doorleefd zijn, empathie kan niet ontstaan door een gebod of het formuleren van een waarde of norm. Empathie behoort onderdeel te zijn van de (morele) opvoeding van ieder kind, niet omdat de wereld er beter van wordt (vaak het transcendentale argument), maar wel aangenamer. (Of elk mens het vermogen tot empathie bezit of kan ontwikkelen, is een andere vraag.) Empathie ontwikkelt zich in de ervaring van het chaotische en onrechtvaardige leven zelf. Het lezen van goede boeken, het kijken naar schilderijen, het luisteren naar muziek, kortom: het vertellen van verhalen kan daarbij helpen, daar ben ik van overtuigd. Of dat lezen, kijken en luisteren een transcendente werking heeft, wel, daar kan ik geen antwoord op geven, ik weet het eenvoudigweg niet, ik ben sceptisch. Woorden met hoofdletters, ik vermoed dat het menselijke vindingen zijn en geen overdracht uit een andere wereld.

Beste Pascal, ik hoop dat ook jij onze correspondentie weer wilt oppakken, want ik ben zeer benieuwd naar je reactie. Ik zal mijn best doen om niet weer jaren te wachten met antwoorden, maar proberen het oude ritme van toen weer op te pakken! Ondertussen…

met de vriendelijkste groeten!
jwl

9.6.2013

1167   de eeuwige terugkeer (18)

Diese herrlichen Wälder! Ich bin 7-8 Stunden täglich im Freien (KSB 5, 427), schrijft Nietzsche op 12 juli 1879 vanuit St. Moritz aan zijn zuster Elisabeth. Een kamergeleerde was Nietzsche zeker niet. Ongetwijfeld zal hij als hoogleraar filologie veel achter zijn bureau gezeten hebben, omringd door boeken, maar sinds hij zijn baan had opgegeven en een bestaan ging leiden zonder vaste woonplaats, lijkt hij vooral te wandelen als zijn gezondheid dat toelaat. Het zou me niet verbazen dat voor Nietzsche wandelingen maken bijna synoniem was met schrijven, het ordenen van zijn gedachten, aantekeningen makend in een schrift, zodat hij later zo min mogelijk een beroep op zijn ogen hoeft te doen als hij aan tafel schrijft. Wellicht was in deze zin zijn bestaan zonder verplichtingen een bevrijding voor hem. (Sowieso is Menschliches, Allzumenschliches. Ein Buch für freie Geister een boek waarin hij zich losmaakt, van Wagner, van de wetenschappelijke wereld van Bazel en wellicht van Schopenhauer.) Al op 28 augustus 1877 verzucht hij in een brief vanuit Rosenlauibad aan zijn vriend Franz Overbeck: Hätte ich doch irgendwo ein Häuschen; da gienge ich wie hier täglich 6-8 Stunden spazieren und dächte mir dabei aus, was ich nachher im Fluge und vollkommener Sicherheit auf's Papier hinwerfe (…) (KSB 5, 276). Dat huisje zal Nietzsche nooit vinden of het moet het pension zijn in Sils Maria, het plaatsje waar hij juli 1879 vlakbij is, maar pas een jaar later zal ontdekken.

Men kan zich afvragen wat de invloed van het wandelen is geweest op de inhoud van zijn denken en schrijven. Natuurlijk kunnen we daar geen antwoord op geven, omdat we niet weten wat hij geschreven zou hebben als hij geen wandelaar was geweest. Nietzsche zelf lijkt overtuigd van die invloed, in ieder geval kan de lezer voortdurend verwijzingen vinden naar het wandelen in de bergen. Zoals bijvoorbeeld in Der Wanderer und sein Schatten, het boek waarvoor hij in juli 1879 aantekeningen maakte tijdens het wandelen (brief aan Heinrich Köselitz, 5 oktober 1879: Alles ist, wenige Zeilen ausgenommen, unterwegs erdacht und in 6 kleine Hefte met Bleistift skizziert worden (…) (KSB 5, 450); deze Hefte zijn bewaard gebleven en digitaal op internet in te kijken op www.nietzschesource.org).

338
Dubbelgangersmotief in de natuur. – In sommige natuurlandschappen zien we onszelf terug, met een aangenaam afgrijzen; het is een schitterend dubbelgangersmotief. – Hoe gelukkig moet hij kunnen zijn die dat gevoel juist hier heeft, in deze voortdurend zonnige oktoberlucht, in het snaakse, gelukkige spel van de wind, van 's ochtends vroeg tot 's avonds, in deze pure glans en gematigde koelte, in het hele gracieus-ernstige heuvels-meren-en-bossen-karakter van deze hoogvlakte, die onbevreesd naast de verschrikkingen van de eeuwige sneeuw is gaan liggen, hier, waar Italië en Finland een verbond zijn aangegaan en zich het vaderland van alle zilveren tinten van de natuur schijnt te bevinden: – hoe gelukkig degene die zeggen kan: 'ongetwijfeld zijn er veel dingen in de natuur die grootser en mooier zijn, maar dit is mij buitengewoon vertrouwd, dit is familie van mij, en zelfs méér.'

Friedrich Nietzsche Menselijk, al te menselijk, 544

Geen baan, geen gezin, geen eigen woning, levend van een pensioentje, slechte ogen en voortdurend ziek. Nietzsche zal het wandelen ook als vlucht naar buiten hebben gebruikt, om adem te kunnen te halen en wellicht toch ook om mensen tegen te komen, om in ieder geval het gevoel te hebben te leven. Daarbij zal de noodzaak van de buitenlucht voorwaarde geworden zijn om te kunnen schrijven, al was het maar in gedachten. Hij beseft dat louter denken en schrijven in de afzondering van een studeerkamer, zonder de ervaring van het leven in de wereld, niet werkt. Zoals hij later schrijft in De vrolijke wetenschap:

Wij horen niet tot degenen die pas te midden van boeken, onder invloed van boeken tot gedachten komen – het is onze gewoonte om in de vrije natuur te denken, lopend, springend, klimmend dansend, liefst op eenzame bergen of dicht bij zee, waar zelfs de wegen tot nadenken stemmen. Onze eerste vragen met betrekking tot de waarde van boek, mens en muziek luiden: 'Kunnen ze lopen? Meer nog, kunnen ze dansen?'

Friedrich Nietzsche De vrolijke wetenschap, 237

Kenners en liefhebbers van Nietzsches werk associëren hier ogenblikkelijk met andere teksten, vooral de dans en bergen met Zarathustra. Ook het begrip de vrije geest resoneert hier wat mij betreft mee, de zelfstandig denkende mens, die niet alleen leunt op wijsheid uit boeken (was het niet Schopenhauer die lezen omschreef als 'denken met andermans hoofd'?). Nietzsche wijst ook op de beperking van de boekenwurm, de mens die zijn liefste bezigheid, het lezen, tot een kluis maakt. Boekenkennis is geen kennis die zelf opgedaan is. Of zoals Ton Lemaire het omschrijft: Mensen die veel lezen en hun kennis in hoofdzaak aan boeken ontlenen, lijken op diegenen die reisverslagen hebben gelezen over een bepaald land maar er zelf nooit geweest zijn (in: Verre velden, 336). (Waarschuwing aan mezelf!)

Het is aantrekkelijk om bij Nietzsche in de zomermaanden van 1879 te blijven en met hem mee te wandelen. Ik herinner me de vakanties met mijn ouders uit mijn jeugd in de bergen van Oostenrijk. Moeilijk om hoog in de bergen niet een romantische natuur te ontwikkelen en al helemaal niet in de tienerjaren. In de Zwitserse Alpen ben ik nauwelijks geweest, het is nog een droom van mij om daar de plekken op te zoeken waar Nietzsche geweest is. Eigenlijk is het project de eeuwige terugkeer een voorbereiding op een reis die ik ooit in betere tijden hoop te ondernemen en mocht het er nooit van komen, dan heb ik in ieder geval alvast de voorpret gehad.

2.6.2013

1166

De merel hipt over het gras tussen de pluizige paardebloemen en de madeliefjes. Wanneer hij stilstaat maakt hij afgemeten bewegingen met z'n kop, hij lijkt te luisteren naar de grond. Soms pikt hij dan ineens een worm uit de grond en schrokt het naar binnen. Dan hipt het beestje weer verder en herhaalt zijn ritueel.

Zo zou ik ook moeten luisteren naar mezelf, naar datgene wat wroet en graaft. Ik hoef daarvoor niet de kamer rond te springen, ik hoef alleen maar plaats te nemen op de oude kerkbank aan de eettafel. Geen muziek, geen televisie en vooral: geen internet. Ik en een boek, een aantekenboekje en een pen.

Meestal hoor ik niets, er is teveel stadsverkeer in mijn hoofd. Wanneer ik ga lezen en geniet van de concentratie, dient zich een ander landschap aan. Uit de schaduw van dagelijkse routine komt een andere wereld tot leven. In deze stilte dient zich zomaar een merel aan. Hij hipt door mijn gedachten en pikt.

27.5.2013

1165

In theorie een pessimist, in praktijk een optimist. Zou dat zo samengevat voor mij opgaan? Is het pessimisme dat ik geen zin of doel in het leven zie? Dat ik er niet van overtuigd ben dat alle menselijke inspanningen uiteindelijk wezenlijk ergens toe leiden?

Als het leven geen zin heeft, dan kun je het zin geven, wordt wel eens tegen mij gezegd. Maar waarom zou ik dat doen en is die zingeving wel zo vrijblijvend? Is het niet eerder zo, dat het noodzakelijk is om te leven alsof het zin heeft? Is het wel een keus en bezitten wij überhaupt wel het vermogen om volstrekt zinloos te leven? Al was het maar om de paradox, dat wie besluit het leven zinloos te vinden, dit besluit schijnbaar wel zinvol vindt. Zou het voor ons menselijk bewustzijn niet een primaire levensvoorwaarde zijn, net als eten, drinken en ademen voor het lichaam?

Weet u, ik stel maar wat vragen waar ik geen sluitend antwoord op weet. Ik kan mezelf nu eenmaal niet op een metaniveau plaatsen van waaruit ik alles kan overzien en juist interpreteren. Gelukkig niet. Toch heb ik het vermoeden dat leven met een menselijk bewustzijn en doelloosheid elkaar uitsluiten, of we dat nu leuk vinden of niet. En waar een doel is, is op z'n minst een poging tot zingeving (al ben ik hier niet zeker van). Is het hier, dat mijn praktisch optimisme om de hoek komt kijken? Dat volstrekt doelloos en zinloos leven een praktische onmogelijkheid is, dat zou een bron van optimisme kunnen zijn. Of op z'n minst een prettige bijkomstigheid.

Mijn optimisme heeft ook te maken met het besef, dat we allen in hetzelfde schuitje zitten dat 'leven' heet en dat we allemaal graag willen dat dat schuitje niet zinkt. We zijn tot elkaar veroordeelt om deze vaart zo ver mogelijk tot een goed einde te brengen. We kunnen daarbij samenwerken en we kunnen daarbij solidair met elkaar zijn.

17.5.2013

1163

10 jaar jwl!

Heb ik mijzelf nu definitief in de wereld van het webloggen gestort? Zo begon ik tien jaar geleden aarzelend mijn eerste post bij blogger. Hoe definitief is definitief? Heb ik toen kunnen weten dat ik tien jaar later nog steeds stukjes voor een website zou schrijven? Wel had ik toen al het idee dat ik precies wist wat ik wilde: het moest ergens over gaan, het moest persoonlijk zijn en het moest een zekere eenvoud uitstralen (wat dat dan ook mocht zijn). Het duurde nog jaren voordat ik een vorm vond die bij mij past. De laatste jaren heb ik gevoel, dat ik een beetje bereikt heb wat ik indertijd voor ogen had.

Is er ooit in al die jaren een post, een fragment of wellicht slechts een zinnetje geweest die u, om wat voor reden dan ook, altijd bijgebleven is? vroeg ik aan mijn lezers. Drie lezers hebben gereageerd en ik ben hun heel dankbaar voor hun bijdrage. U kunt ze hieronder lezen!

Ik heb de vraag ook aan mijzelf gesteld, maar ik kon geen duidelijke keuze maken. Natuurlijk herinner ik me nog de roes waarin ik Taizé 1986 (zie 112) schreef. De brieven aan H. (zie 472) zijn me evenzeer dierbaar, al zijn het afscheidsbrieven. De briefwisseling met Brugge was bijzonder en ik heb het nog steeds niet opgegeven om daar een vervolg aan te geven! Zoals ik ook de reeks de eeuwige terugkeer zou willen vervolgen en ik hoop ooit de kroniek rond Bosch en Duin te kunnen afsluiten. Ik herinner me losse stukjes als 881 en 1042… Eigenlijk is de hele website mij dierbaar geworden en dus kan ik zeggen: ik heb mij definitief op het schrijven gestort! En altijd met het citaat uit de Tao van Poeh in gedachten: 'Wel,' zei Poeh, 'we zoeken nu almaar naar ons huis en we vinden het maar niet, en nou dacht ik, als we nou eens naar deze Kuil zochten, dan vonden we die vast ook wel niet en dat zou al een Mooi Ding zijn, want dan konden we misschien wel eens iets vinden waar we niet naar zochten en dat was dan misschien juist iets waar we wel naar zochten.'

* * *

Hallo Jan-Willem,

Wat mij het meeste is bijgebleven van JWL?
Lang geleden kon ik dankzij jou kennismaken met het werk van Tarkovsky en daar wil ik je in deze korte brief nog eens voor bedanken. Vooral het groene (en de varianten) in onder andere 'Stalker' is erg sterk, weet ik nu, hoe vreemd dat ook moge klinken.

 

Maar er was en is ook het woord 'Stilte'. Mét hoofdletter.

En Muziek. Jouw vele Muzieken.

Gefeliciteerd met de verjaardag!
Bedankt voor de woorden en voor de muziek, nog veel schrijfgenot en hartelijke groeten!

Eliane.
www.anderewoorden.be

* * *

Ik lees al een paar jaar regelmatig JWL: lectuur- en muziekverslagen, zorgvuldig gekozen citaten, observaties.

Maar ook oneliners als deze op 5 juli 2005: 'Hoeveel ruimte heeft u tussen de regels nodig om daar te kunnen lezen?' (willekeurig gekozen voorbeeld).

Uiteraard moet ik wijzen op de correspondentie die wij in 2009 voerden: 'Brieven naar Brugge/Brieven naar Bunnik'. Het zal nog wel gebeurd zijn dat twee bloggers iets dergelijks probeerden, maar ik heb het toch nog nooit ergens anders gezien. Ik vond de kwaliteit van de brieven hoogstaand, en heb het betreurd dat er na zes of zeven weg-en-weers een eind kwam aan het experiment.

Hier de link op mijn blog: daar vind je behalve mijn bijdragen ook de nummers van JWL's bijdragen (maar de links werken helaas niet meer).

Pascal Digital

Jan-Willem, het ga je goed.

Beste groet,

Pascal

* * *

Altijd als ik naar dit uit de film Nostalghia gelichte beeld kijk, dan word ik dat personage daar op het bed. Ik ben dit beeld, ik ben de leegte van deze kamer, de spiegel zonder reflectie. De stilte is overweldigend. Ik ben deze man van de schemer, van het afwachtend zitten op de rand van het bed, luisterend naar het geluid van de regen, kijkend naar de wereld buiten. (#1116)

Alleenzaamheid

De man op het bed in Nostalghia kijkt niet naar de wereld buiten. Hij kijkt achterom, is in gedachten. Het is een hond van vroeger die door de kamer gelopen komt; de muur wordt een landschap; tijd en plaats lopen in elkaar over: de hotelkamer en de heuvels, de hond, zijn moeder en zijn geboortehuis in Rusland, het werk waarvoor hij in Italië is, de prachtige, maar hysterische vrouw elders in het logement. Eindelijk heeft hij even rust en kan hij zijn hoofd laten hangen.

Hij verlangt terug naar een wereld die niet meer bestaat. Misschien is het daarom dat je jezelf in hem herkent. Vanwege die nostalgie, dat een onmogelijk verlangen, omdat vroeger verleden tijd is, ook al is die soms onvoltooid. En natuurlijk: vanwege zijn alleenzaamheid. De man zit in de schemer maar de schemer zit ook in hemzelf.

Alleenzaamheid is een woord dat ik als jouw vinding beschouw. Het is een van de verbindingen tussen Sebald, Tarkovski's personage uit Nostalghia en JWL. Ik herken er zelf ook wel iets in, en lees er vooral de zekerheid in dat de ander - hoe lief en bekend hij of zij je ook is - je nooit volledig kennen zal, alleen al door het gegeven dat de ander een ander is. Dat geldt mogelijk nog sterker waar het om ideeën gaat. Waarmee overigens niet gezegd is dat men zichzelf ooit volledig kennen kan.

Alleenzaamheid klinkt zorgwekkend, maar is niet noodzakelijk een tragische omstandigheid. Jij vindt het volgens mij zelfs een prettige staat van zijn. De depressie lijkt op JWL soms niet ver weg, maar misschien moeten we dat begrip dan letterlijk nemen en beseffen dat het daarbij om lage druk gaat. De stilte is niet totaal, de leegte niet volkomen. Lage druk staat voor contemplatie en concentratie, voor een rust waar velen je om zullen benijden. Voor hen is de alleenzaamheid misschien zelfs een angstbeeld, omdat het een confrontatie met jezelf betekent. Die vrees lijkt JWL veel minder te kennen. Jij houdt jezelf juist wel een spiegel voor. JWL komt uit die alleenzaamheid voort, en lost haar tegelijkertijd op.

Kan het nog mooier? Voor ons lezers is JWL in ieder geval al tien jaar een uitstekende gids (zij het soms naar gebieden waar we eigenlijk nooit naar toe hadden gewild). Wat beklijft is meer dan een inzichtrijke teksten of tijdloze beeld, het is de uitdrukking van het geheel.

www.gertdentoom.nl

28.4.2013

1162

Eerst was er de titel, toen de foto van de proppen papier op de omslag en toen de naam van de schrijfster. Renate Dorrestein De blokkade. Lang niets van gehoord, maar ook: nooit gelezen. Ik las op de omslag dat het boek over het fenomeen writers block ging en meer in het bijzonder over de writers block van de schrijfster. Ik vroeg me af of ik dit boek moest lezen. Goed, ik ben geen schrijver, dus kan ik niet aan een writers block lijden, maar ik maak me al geruime tijd zorgen over de afname van mijn produktiviteit. Er dienen zich eenvoudigweg nauwelijks stukjes aan. Moet ik stoppen of zou het weer terugkomen? Of ben ik eenvoudigweg te druk en heb ik geen tijd? Of ben ik te onzeker over mijn schrijven geworden? Zou het boek van Dorrestein inzicht kunnen geven? Ik kocht het boek niet, maar het bleef me achtervolgen, dus kocht ik het uiteindelijk een paar dagen later wel. Vier dagen later had ik het uit.

Ook Dorrestein is voor het idee van een boek afhankelijk van wat zich aandient. Zij is geen schrijfster met schema's waarin de structuur van het boek vooraf wordt uitgetekend waarna het een kwestie van invullen zou zijn. Het schrijfproces bij Dorrestein is intuïtief, het is een ontdekkingstocht, ze leeft met haar personages die ze al schrijvende leert kennen. Het voltooide boek is voor haar ook een verrassing.
Ik herken dat, ook al schrijf ik geen boeken, maar schrijfsels op een website. Ook ik weet vaak niet waar mijn geschrijf toe leidt, ook bij mij is het een intuïtief proces, waarbij het schrijven en herschrijven in mijn hoofd gebeurt en niet noodzakelijkerwijs op papier of beeldscherm. Een onderwerp voor een stukje kan me op de meest onverwachte momenten overvallen en tijdens wandelingen, het werken of wat voor activiteit ook, begint het in mijn gedachten langzaam te groeien. Als ik het dan uiteindelijk wil opschrijven heb ik weliswaar een globaal plan, maar het stukje gaat meestal met mij op de loop, waardoor het uiteindelijke nog totaal anders kan uitpakken.
Deze afhankelijkheid van intuïtie en invallen maakt kwetsbaar. Wat nu als er geen stukjes meer opdoemen? En als er wel een idee ontstaat, maar de juiste woorden niet willen komen, wat doe je dan? Dorrestein spreekt zelfs van walging om haar werkkamer in te gaan en krijgt niets meer op papier. Ze gaat onderzoek doen naar het fenomeen, inventariseert oplossingen die deskundigen en vakgenoten opperen. Haar writers block is een enorm probleem, ze leefde van haar boeken en voor het schrijven. Ik ben er niet afhankelijk van, ik doe het alleen maar graag, ik hoef er niet van de leven. Ik heb geen uitgever of andere betrokkenen, ik heb hooguit een handvol trouwe bezoekers van mijn website die ik wellicht teleurstel als er niet geregeld iets te beleven valt op mijn website. Als ik dan niet kan schrijven, dan lees ik eenvoudigweg wat meer in de hoop dat het lezen op een gegeven moment weer ruimte geeft aan nieuwe ideeën voor een stukje.

Dorrestein beschrijft aan het eind van haar boek wat misschien wel de oorzaak is van haar writers block, ze is er door veel gesprekken achter gekomen. Het geeft mij te denken. Is het mogelijk dat ook ik steeds weer niet datgene schrijf wat ik eigenlijk wil schrijven? Zou dat de oorzaak kunnen zijn van een steeds groter impliciet en uiteindelijk expliciet zwijgen? Dan maar weer een citaat, een afbeelding van een schilderij of een paar laffe fragmenten, als ik maar niet dat stukje hoef te schrijven wat raakt aan datgene wat me echt bezig houdt. Of is de tijd er nog niet rijp voor, moet er eerst voldoende afstand ontstaan? Alleen op het geheime papier is nog plaats voor de verzwegen stukken. Hier zal ik het voorlopig moeten doen met wat zich spaarzaam aandient. De kruimels.

14.4.2013

1161   zonder context (5)

Wat zijn metafysica en religie anders dan grote paraplufabrieken.
Peter Sloterdijk Sferen. Schuim, 183

Symmetrie is er om doorbroken te worden.

Geloven is vertrouwen op een vermoeden.

Een schrijver is hij die stiltes en leegtes verspreidt.
Valeria Luiselli Valse papieren, 102

2.4.2013

1158   brieven aan A. (6)

Lieve A.,

Bedankt voor de prachtige foto! Je hebt werkelijk een schitterend uitzicht vanachter je werkplek! Hoe heet het riviertje dat ik verderop in het dal zie stromen? Kun je dat horen als je het raam hebt openstaan of is het daarvoor te ver weg? Is dat hetzelfde stroompje dat je volgt als je naar het dorp loopt voor je boodschappen? Het ziet er werkelijk uit als een vakantieplek, ik kan me voorstellen dat je daar je rust vindt voor je vertaalwerkzaamheden, al lijkt het me allemaal wat eenzaam.
Nee, ik zal je geen foto sturen van mijn uitzicht. Die is ook weinig verheffend. Achterkanten van huizen, carports, auto's, bomen. 's Ochtends zie ik wel eens vaders en moeders met de kinderen vertrekken naar school of naar de opvang. Een ouder echtpaar laat op gezette tijden hun hondje uit. Later komen dan de busjes van ondernemers die hier wat te doen hebben of op bepaalde dagen de vuilnisophaal. Het zijn kleine tekenen van een sociaal leven. Er valt hier op een gemiddelde werkdag weinig te beleven en dat vind ik prettig. Ik ben nu eenmaal een kluizenaar in de catacomben van mijn gedachten. Maar de afzondering die jij nastreeft, die zou ik niet kunnen volhouden.

Vaak heb ik de jaloezieën naar beneden als ik thuis werk en niet alleen vanwege de zon. Ik ben een binnenmens, in een hoek met een boek en laat de wereld maar doordraaien zonder mij. Je zou ook kunnen zeggen, dat ik meer een reiziger ben in de tijd dan in de ruimte. Er zijn mensen die graag de wereld willen zien en daarvoor verre reizen maken. Ik sla een boek open en verplaats me in geheugens van anderen uit andere tijden en andere werelden. Zo ben ik de laatste tijd vaak in de Middeleeuwen met de boeken van Copleston en Van Oostrom. En met Sloterdijk kom je werkelijk overal en nergens! Natuurlijk, ik zou wel wat meer van de wereld willen zien, maar ik voel geen drang daartoe en het is voor mij geen noodzaak. Ooit wil ik een reis maken in de voetsporen van Nietzsche, maar zelfs dat is een wens die niet per se hoeft uit te komen. Ik heb wel behoefte aan een horizon, ik hoef alleen niet zo nodig te weten wat er achter ligt.
Misschien is er een verband met mijn ongemak met het transcendente (ik krijg altijd jeuk van dat woord). Kom bij mij niet aan met al die bovennatuurlijke werelden, die werkelijkheden achter de werkelijkheid, ware werelden enzovoort. Ik vind binnenwerelden vele malen boeiender en het zou me niet verbazen dat al die religieuze voorstellingen door onszelf gecreëerd zijn. Juist die wereld van verzinsels en fantasie, de wereld van filosofische vergezichten, zeggen mij veel meer over de mens dan alle metafysica met waarheidpretenties. Nee, ik geloof niet in iets overkoepelends, een God of wat voor 'iets' ook, een oer-Vader of oer-Moeder desnoods, een geest of wereldziel die alles stiekem verbindt. In die zin ben ik dan ook geen optimist, ik zie liever de eenzaamheid van het menselijk bewustzijn onder ogen. Maar wat voor buitenwerelden men ook verzint – met een God, een Boeddha, Tao, noem maar op – je kunt er niet over discussiëren, want voor intellectuelen zijn dat soort taalspelen bij voorbaat een verloren zaak. Het zijn vooral de intelligente mensen onder de aanhangers van ware werelden die dit soort taalspelen tot grote hoogte kunnen brengen. Ze zijn, vreemd genoeg, niet zelden anti-intellectualistisch en zien zichzelf graag als een wijs mens, zij hebben immers toegang tot zo'n ware wereld.
Als uiting van de menselijke fantasie heeft al die onzin veel moois opgeleverd. Naar mijn mening hoef je ook geen volgeling van Christus te zijn om te genieten van architectuur en inrichting van een kerk of de noten van de passies en cantates van Bach. Maar, zoals een dirigent ooit tegen het koor zei waarin ik meezong: jullie hoeven van mij niet te geloven, maar als jullie vanavond de Matthäus Passion zingen, doe dan in ieder geval voor zolang het concert duurt alsof je gelooft wat je zingt. Sommige mensen doen dat hun hele leven lang.
Hammershøi schilderde binnenwerelden, geheimzinnige en mysterieuze portretten van interieurs, werelden van leegte en verstilling. Ze zijn uitnodigend, je zou ze willen betreden. Zo nu en dan schildert hij ook zijn vrouw in zo'n ruimte, maar altijd op de rug gezien in zwarte kleding, met donker haar en een oplichtende hals. Je zou haar willen aanspreken, zodat ze zich zou omdraaien, dat het raadsel zich zou tonen. Maar het raadsel toont zich al, het is het schilderij zelf. Ik heb steeds vaker de neiging om het daarbij te laten. Kijken naar kunst, het lezen van boeken, luisteren naar muziek. Niet interpreteren, niet duiden, het raadsel het raadsel laten en reflecteren over wat het mij te vertellen heeft en dat dan weer boetseren tot een eigen verhaal.
De menselijke fantasie, de ontware wereld, is fascinerend. Wellicht is de rede niets anders dan fantasie met de schijn van bewijsbaarheid. Ik heb moeite met religie als dwingende transcendente realiteit en als geïnstitutionaliseerde waarheid en ritueel, maar religie kan als uiting van het menselijk bewustzijn prachtig zijn. Gelukkig hebben veel mensen hun gedachten en ideeën vastgelegd in geheugens van papier en canvas, zodat ik kan genieten van hun overpeinzingen en beelden.

In gedachten kan ik nu op je bureaustoel gaan zitten en van je uitzicht genieten. Het is mooi, ik hoor nu het water kabbelen in de verte, ik hoor de vogels zingen en wat voor muziek heb je daar opstaan? Komt de geur van de lente al binnenwaaien (hier klinken al hele carillons sneeuwklokjes)? Wat lees je, wat vertaal je? Het is een ideale plek om te mijmeren. Schrijf maar gauw terug!

fantasievolle groeten,
je jwl

10.3.2013

1157   zonder context (4)

Niet de duivel, God heeft een advocaat nodig.

Chaos is een andere orde.

Wie het leven zin wil geven, maakt het zinloos. Niets is zinvoller dan het leven zinloos te laten.

8.3.2013

1156

Het lijkt zo vanzelfsprekend dat we er doorgaans niet op letten. Hooguit wellicht als er een luchtje aan zit, dat wil ons nog wel eens verontrusten, vooral als we een industriegebied passeren. Ik herinner me van jaren geleden een politiewagen in de wijk die via een luidspreker adviseerde binnen te blijven, ramen en deuren gesloten te houden. Ergens stond een bedrijf in brand en de wind stond verkeerd. Uiteindelijk bleek het loos alarm.

Wanneer is dat begonnen? Dat we ons zorgen maken over zoiets elementairs als de lucht die we inademen? Iets dat we met alle mensen delen, het maakt niet welke politieke en godsdienstige overtuiging we hebben, welke seksuele voorkeur we hebben, of we rijk zijn of arm … alle mensen hebben lucht nodig om te leven. Niets zo basaals als lucht happen.

Peter Sloterdijk leidt me langs de gasaanvallen in de Eerste Wereldoorlog, de gaskamers in de Tweede Wereldoorlog, de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki: de lucht gebruiken als dodelijk wapen, de lucht die we onontkoombaar nodig hebben om te leven. Kan een wapen wreder zijn? Sloterdijk vertelt over biologische wapens en de ontwikkeling van wapens door de Verenigde Staten die de leefomgeving van hun vijanden gebruiken om ze onschadelijk te maken. Sommige wapens lijken me teveel science fiction, maar wie zou voor Hiroshima gelooft hebben in een bom als de atoombom? Wat te denken van het weerwapen, waarbij de ionosfeer van de vijand naar believen wordt beïnvloed. Of het supergolfwapen waarmee enorme fysische effecten te sorteren zijn met inbegrip van klimatologische rampen en aardbevingen in speciaal uitgekozen doelgebieden. Sommige waarnemers brengen incidentele sneeuwstormen en nevelvelden in Arizona en andere onverklaarbare weersverschijnselen in verschillende delen van de wereld met de proeven van het onderzoeksstation in Alaska in verband. (106) Even vraag ik me af of Sloterdijk zich hier niet teveel overgeeft aan speculatie, zeker als hij beschrijft hoe zo'n supergolfwapen de breinen van de vijand zou kunnen manipuleren…

Is de dagelijkse praktijk minder surrealistisch? Hoe vanzelfsprekend vinden we het om ons leefmilieu, de lucht die we inademen, op te offeren aan een welvaartsniveau? Natuurlijk, we kunnen onszelf voor de gek houden met roetfilters in de auto en snelheidsbeperkingen op wegen om de fijnstof binnen bepaalde grenzen te houden. We kunnen afval scheiden in plastic, glas, blik, groen en overig. Tegelijkertijd kunnen we ons geluk niet op als we nog goedkoper met het vliegtuig naar nog verdere bestemmingen kunnen. Schone lucht, dat is vervuilde lucht die binnen bepaalde normen blijft, waar zouden we ons druk over maken? We vinden het allang niet meer absurd om de lucht die we zo nodig hebben om te leven, langzaam maar zeker te vergiftigen. Zolang we ons maar goed voelen, onze conditie in orde is, niet te dik zijn, gezond eten. Zolang onze mentale immuunsystemen maar goed werken en ons voldoende illusies voorschotelen om ons gevoel van geluk te waarborgen.

Toch zijn we geobsedeerd door lucht. Of deze niet te koud, te warm, te nat of te dynamisch is. Sloterdijk schrijft er een amusante alinea over, met aan het einde een 'nieuw' type mens: de weerdissident.

De moderne meteorologie (…) heeft dankzij haar succesvolste publicistische vorm, het zogeheten weerbericht (…), de bevolkingen van moderne natiestaten en politieke mediagemeenschappen een historisch nieuwe vorm van converseren opgelegd, die men nog het best als 'klimatologische stafbespreking' kan omschrijven. Moderne samenlevingen zijn gemeenschappen die over het weer discussiëren in de mate waarin een officiële instantie voor klimaatformatie de burgers de thema's van hun gesprekken over de weersomstandigheden in de mond legt. Door de communicatie over het weer, die door de media ondersteund wordt, veranderen moderne grote gemeenschappen, die vele miljoenen leden tellen, in dorpachtige buurten, waarin men het erover heeft dat het voor de tijd van het jaar te warm, te koud, te nat of te droog is. (…) Moderne weerverslaggeving maakt van nationale bevolkingen toeschouwers in een klimaattheater, doordat ze de ontvangers aanspoort hun persoonlijke waarneming met het verslag van de situatie te vergelijken en zich een eigen mening over de lopende gebeurtenissen te vormen. Door het weer als een voorstelling van de natuur voor de samenleving te beschrijven, voegen de meteorologen de mensen samen tot een publiek van kenners onder een gemeenschappelijke hemel; ze maken van iedereen een klimaatrecensent, die de actuele vertoningen van de natuur volgens zijn persoonlijke smaak beoordeelt. Strengere klimaatcritici vliegen tijdens perioden van slecht weer massaal naar streken waar ze met grote mate van waarschijnlijkheid een prettiger voorstelling kunnen verwachten – reden waarom Mauritius en Marokko tussen kerst en nieuwjaar door weerdissidenten uit Europa overspoeld worden.
Peter Sloterdijk Sferen. Schuim, 119-120

2.3.2013

1155

(…) de weemoedweefsels van romantische geesten (…). Dat woord, weemoedweefsels, ik moest er erg om lachen. Het is het taalplezier van Sloterdijk dat me zo fascineert. (Of dat van de vertaler Hans Driessen?)

Een populaire braafheid heeft al sinds jaar en dag het schuimige, lichte, al te lichte links laten liggen. De klassieke metafysica en de volksontologische alledag waren het er, ondanks diepgewortelde meningsverschillen, van oudsher over eens dat men de ernstige, verantwoordelijke geest herkent aan zijn verachting voor het schuim. De verbale articulatie van het niet-serieuze: schuim en luchtkastelen; de bestaanswijze van de aan lager wal geraakten: het schuim der natie; de weemoedweefsels van romantische geesten: zoetige gistingsproducten van een holle, in zichzelf gekeerde subjectiviteit; de woedend-lege eisen van de ontevreden velen aan de politiek, of beter gezegd, aan de totaliteit: tekstballonnen, voortgebracht door het roeren in de pan van collectieve illusies. Over dat soort dingen kan men ons niets wijsmaken: waar holheden aan de macht zijn gekomen, daar laten ze een spoor van uiteengespatte frasen na. Het schuim biedt, net als kaartenhuizen, onderdak aan dromers en agitatoren. Daar zul je de volwassenen, de serieuzen, de gepast handelenden nooit aantreffen. Wie is volwassen? Hij die weigert houvast te zoeken in het onhoudbare. Alleeen de verleiders en bedriegers, de partijgangers van het onmogelijke, willen hun slachtoffers in hun bodemloze opwinding meesleuren. Het schuim is het uitgaanskostuum van het nihil, waaruit niets kan ontstaan, tenminste als we Lucretius nog steeds mogen geloven; het is het onhoudbare, het 'eenjarige', dat zich door onvruchtbaarheid en passiviteit verraadt. Het schuimige, zo hoort men in welingelichte kringen, existeert alleen in het lege egocentrisme, het komt niet verder dan episodes, het blijft voor eeuwig gevangen in het opzwellen en ineenzakken. Wat niets dan desintegratie heeft te verwachten is niet meer dan kwalijke opgeblazenheid, het is de aan de macht gekomen anecdote. Het schuim brengt niets uit zich voort, het heeft geen gevolgen. Zonder levensverwachting en een volgende generatie is het slechts op weg naar het eigen uiteenspatten. In de chaos van wonderlijke zonen is het schuim zo al niet de eerstgeborene dan toch de meest verachtelijke.
Peter Sloterdijk Sferen. Schuim, 21-22

10.2.2013

1153

Het blijvend vertrek

Je bent altijd de man die vragen stelt en luistert.
Je hebt niets anders te vertellen dan je aandacht.
Je hoort de stilte uit. Je rooft de leegte leeg.
Haar monotonie, haar metronoom, haar moedermaat
Die jij sinds twintig jaar probeert te imiteren.

Was dat vrijheid, toen, je hier gevangen te zetten?
Alsof een mens iets in zijn dromen kan beslissen!
Alsof die er waren, andere kamers, middelen, wegen
In wijn, cynisme, reizen. Nee, hier was de moedige vlucht,
Het laffe huis vol zelfverzekerde eenzaamheid.

En hier, met het strenge pathos van je kinderjaren,
Werd je langzaam een geleerde zonder vakgebied,
Een trouwe minnaar zonder geliefde, een priester
Zonder God, misschien een zaad dat de woestijn afreist
En de tijd, de jouwe, deze, een jachtige les in geduld.

En hier, waar je de Tao leest met je verkeerde ogen
Uit het Westen, en de Thora die jou niet kan baren,
En waar je zoekt naar een muziek die zoals Bach
De hartklop van je hersenfuncties kan verklaren, hier
Kun je niet weg, moet je het wit ondervragen, het blad
Verhoren, elke dag beginnen met het einde van je droom.

Hier is je huis en het gaan. Hier is je blijvend vertrek.
Leonard Nolens Manieren van leven. Gedichten 1975-2011, 315

21.1.2013

1152   zonder context (3)

Zonsopgang of -ondergang? De bron van lange schaduwen blijft dezelfde.

Maar het is de geschiedenis die steeds verandert, niet de toekomst!

Een kluizenaar heeft tenminste nog zijn God of zijn Boeddha.

17.1.2013

1151

Natuurlijk ga ik in deze reeks allemaal namen tegenkomen waar ik nog nooit van gehoord heb. Ik ben dan ook geen kenner, eerder een beginnende liefhebber. Wellicht dat de naam Manny Albam voor kenners gesneden koek is, ik heb geen idee.

Hij had zijn jaren van roem voornamelijk in de jaren '50 en '60 als arrangeur en componist van mainstream jazz en als bandleider die voornamelijk opnames maakte in de studio. Albam begon zijn carrière als baritonsaxofonist en werkte samen met grote en bekende namen uit die tijd. Zijn composities zijn voor kleine ensembles en grote bands, voor film en televisie. Daarnaast gaf hij les aan verschillende muziekscholen.

Van wat ik zo gehoord heb hier en daar op het internet, krijg ik de indruk dat het muziek is die het grote publiek zal aanspreken. Het swingt en ook de blues is niet afwezig. Maar het is ook wat braaf, soms zou het van mij wel wat meer mogen rommelen en schuren. Zijn compositie The soul of the city vond ik het meest interessante van wat ik tegenkwam in mijn zoektocht in de virtuele wereld.

15.1.2013

1150

Nadat ik het bericht had verstuurd, bleef ik erover nadenken. Had ik het wel moeten schrijven en had ik het wel moeten versturen? Was ik niet te openhartig geweest? Hoe goed kende ik haar?

Ik besloot een wandeling te maken langs de Kromme Rijn, dat was al weer een tijd geleden. Als het zoveel en zolang geregend heeft, is het jaagpad modderig en ik wandel niet zo graag met laarzen aan. Ik koos ervoor om ditmaal tegen de stroom in te lopen, dan kon ik eventueel een brug later op mijn schreden terugkeren.

Als ik wandel en aan iemand denk, dan is het net alsof diegene naast me loopt en we een gesprek voeren. Ken jij dat fragment van Nietzsche over het liefhebben en het leven? Waar stond dat ook al weer? Nietzsche voegt zich dan bij ons en we lopen zwijgend verder. Thuis blader ik in de Zarathoestra om het fragment te zoeken, maar ik kan het niet vinden.

Ik lees verder in het boek Schuim van Sloterdijk. Sloterdijk is voor langzaam lezende lezers en voor lezers die teruglezen. Ik kan me voorstellen dat zijn doorwrochte en hyperbolische zinnen mensen afschrikt en irriteert. Ik vind het prachtig en al begrijp ik het niet allemaal, ik heb toch het gevoel dat hij onvermoede manieren van denken voor me toegankelijk maakt, of op z'n minst een flits.

Toen ik het Voorbericht gelezen had, las ik nog even het motto bij de proloog. Het was een citaat uit Zarathoestra: En ook mij, die het leven een warm hart toedraagt, lijken vlinders en zeepbellen en wat op hen lijkt onder mensen, het meest te weten van geluk. Een merkwaardige passage, het ging Sloterdijk natuurlijk om die zeepbellen. Ik zocht het op in mijn exemplaar – het lag nog binnen handbereik – om de context te kunnen lezen en wat schetste mijn verbazing? De passage die ik eerder had gezocht, stond er precies boven! Van lezen en schrijven is de titel van de rede waar het in staat. En zoals de hele Zarathoestra: duister, maar mooi.

Ook Nietzsche was een wandelaar, hij voerde gesprekken met zijn schaduw. Hoeveel van zijn teksten zullen niet tijdens het wandelen ontstaan zijn? Hoeveel van mijn stukjes zijn niet lopend tussen het Centraal Station en het Molenpad ontstaan, in gesprek met mijn demon? Ik mis die wandelingen zo, nu ik niet meer in Amsterdam werk. Had ik mijn gedachten toen maar kunnen opnemen met een apparaatje, dan waren vele honderden teksten en vele ongeschreven brieven niet verloren gegaan!

Eigenlijk zou ik weer elke dag een stukje moeten wandelen. Zoals vandaag. Tegen de stroom in, de zon in de rug, gure wind in mijn gezicht.

14.1.2013

1149

Het is waar: we hebben het leven lief, niet omdat we aan het leven, maar omdat we aan het liefhebben gewend zijn.
Altijd steekt er wat waanzin in de liefde. Maar altijd steekt er ook wat verstand in de waanzin.
Friedrich Nietzsche Aldus sprak Zarathoestra, 44

13.1.2013

1148

Plaatjes draaien, wie herinnert zich dat nog? Muzieken laten horen aan vrienden, van die kleine singles, het A-kantje, het B-kantje. Of die grote lp's waarbij je dan midden in het tweede deel van de zevende symfonie van Bruckner de plaat moest omdraaien. Opstaan, lp omdraaien, de naald in de groef laten dalen. Het geluid van de naald in de groef is verloren gegaan in de horror van de digitale stilte. Of als de lp afgelopen was, de naald die naar het midden afgleed en daar bleef hangen of automatisch omhoog ging en weer naar de beginstand klikte… Men moet ondertussen wel boven een bepaalde leeftijd zijn om zich dat te herinneren.

Het aardige van de geschiedenis van jazz is, dat we geluidsopnames hebben van nagenoeg de gehele periode dat jazz bestond. Althans met de beperkingen die de geluidsopnamen hadden. Eén van de beperkingen was de tijd die een opname mocht duren. Waar men in een café lang over een nummer kon doen, moest dat, zeker in de beginperiode, teruggebracht worden tot een paar minuten. Het mooie daarvan is, dat die opnamen meteen ter zake komen, er kon immers geen tijd verloren gaan. Zo krijgen we een vertekend beeld van een tijd met korte, compacte muziek, terwijl deze muziek buiten de studio veel meer mogelijkheden had. Vaak had men ook beperkte financiële middelen om studioruimte te huren, het moest vaak in één keer goed, het kon niet over en er kon niet gesleuteld worden aan de opname.

Op YouTube vond ik een filmpje van iemand die een oude plaat draait van de Alabama Washboard Stompers. Oude en nieuwe media komen zo op bijna vervreemdende wijze samen.

Alabama Washboard Stompers: I Want a Little Girl

3.1.2013