Jan-Willem Lubbers

dagboek van een lezer

i

Alberto Manguel schreef het boek Dagboek van een lezer met het idee om een jaar lang, elke maand een boek te herlezen dat ooit in zijn jeugd indruk op hem maakte. Sinds ik dat boek ruim veertien jaar geleden gelezen heb, kwam de behoefte om hem na te volgen geregeld bij mij op. Maar het op deze wijze structureel herlezen kwam er niet van, er waren altijd teveel nieuwe boeken die ik ook nog wilde lezen. Bovendien leek mij zo'n project (elke maand een boek herlezen) niet haalbaar voor mij, ik kan de discipline niet opbrengen. Ik ben een langzame lezer en ik wil bovendien meerdere boeken tegelijkertijd lezen, dus de beperking van de leestijd tot een maand gaat bij mij niet werken.

Ook de beperking dat het boeken uit mijn jeugd zouden moeten zijn beviel me niet. In plaats daarvan ging ik bij mezelf na van welke boeken ik het onverdraaglijk zou vinden wanneer ik ze voor mijn dood niet herlezen zou hebben. Met dat criterium in gedachte liet ik mijn oog langs de boeken in mijn kast gaan en kon ik al snel een lijst maken, maar wel een lijst dat niet definitief en volledig zal zijn, ik ben nu eenmaal een twijfelaar.

Er is in ieder geval één boek dat boven elke twijfel verheven is, een boek dat herlezen móét worden. Wanneer ik het precies gelezen heb, dat kan ik niet met zekerheid terughalen uit de onderwereld van mijn geheugen. Er is een tijd geweest dat ik van mijn zakgeld goedkope boekjes kocht uit de reeks Prisma Klassieken. Het moet tijdens de eerste jaren van de middelbare school geweest zijn. Ik weet nog in welke winkel ik ze kocht en wanneer ik terug zou kunnen in de tijd zou ik zo naar de plek in de winkel lopen waar die boekjes netjes op een rij stonden. Zo kocht en las ik Het meisje met de gouden ogen van Honoré de Balzac, Moll Flanders van Daniel Defeo, David Copperfield en Kleine Dorrit van Charles Dickens, Leerschool der liefde van Gustave Flaubert, Verhalen van Edgar Allen Poe, Wilhelm Meisters leerjaren van Johann Wolfgang Goethe, Het portret van Dorian Gray van Oscar Wilde en ik vergeet er vast een heleboel.

Eén boek uit de reeks maakte verschrikkelijk veel indruk en dat was De huid van chagrijn van Honoré de Balzac. Ik heb het toen diverse malen herlezen en ik ben er later vaak opnieuw in begonnen zonder het uit te lezen. Wat toen zo'n indruk maakte, dat weet ik niet meer precies en er komen vragen bij me op als 'was ik niet te jong voor deze literatuur?'. Of stelde ik geen vragen bij wat ik niet begreep en las ik gewoon door? Zou de ervaring van toen terug te halen zijn als ik het boek nu zou herlezen? Wat weet ik nog van de tijd toen ik veertien, vijftien jaar oud was? Ik heb ondertussen meer dan vijfendertig jaar leeservaringen achter de rug, zou ik het boek noodzakelijkerwijs nu niet volkomen anders lezen? Vragen waarop een duidelijk antwoord wellicht niet mogelijk is, maar die ik welbewust bij het herlezen laat meespelen om te kijken wat het oplevert.

1738 | 23.7.2019

1

Dat ik me nu al dagen achtereen loop af te vragen hoe oud ik was toen ik voor de eerste keer De huid van chagrijn van Honoré de Balzac las. Terwijl ik weet dat ik er niet achter zal komen en dat kan ik niet uitstaan. Ik schreef geen dagboek in die tijd, dus ik zal het moeten doen met vermoedens en mijn vermoeden is, dat ik het boek eerder in de eerste jaren dan in de laatste jaren van de middelbare school las. Ik denk dat ik veertien of vijftien jaar oud was. Wellicht in de tijd dat ik mijn eerste bril kreeg.

Wat ik me wel herinner is de verwachting dat het boek over een chagrijnig personage zou gaan en dat dat een reden was om het boek te kopen. Ik kwam er al snel achter dat ik me daarin had vergist, ik voelde me dom toen ik ontdekte dat het om chagrijnleer bleek te gaan.

Ik verbaas me over de details waaruit herinneringen kunnen bestaan, vaak bevroren tot enkele beelden zonder context. Soms zijn het slechts vage gevoelens, maar door de zekerheid waarmee ze zich aandienen wil ik er niet aan twijfelen. Het geheugen lijkt wel een enorme donkere kamer waarin ik probeer te focussen en te fixeren, maar meer dan wat spaarzame contouren levert dat niet op en dan nog denk ik: zie ik het wel goed? Alhoewel het geheugen geen spier is dat getraind kan worden, merk ik wel dat door mijn vasthoudendheid om te willen herinneren, door me manmoedig op de tast voort te bewegen door een duistere nevel, ineens nieuwe herinneringen belicht kunnen raken en zich vast rijgen aan eerdere herinneringen. Herinneringen zijn net kleine inktvlekken die zich uitbreiden.

Er zijn vele boeken geschreven over de werking en betrouwbaarheid van het geheugen, wetenschappelijk en literair, ik heb daar niets aan toe te voegen. Ik wil me in dit project dan ook niet afvragen of de herinneringen wel kloppen, want daar gaat het mij niet om. Meer dan de betrouwbaarheid gaat het erom dat ik juist deze herinneringen heb (of ze nu correct zijn of niet) en wat dat dan eventueel zou kunnen betekenen. Die herinneringen zouden een wezenlijk onderdeel kunnen zijn van het verhaal dat ieder mens van zijn eigen geschiedenis maakt en ik wil juist dat verhaal over mezelf onderzoeken. Niet om het te corrigeren, maar om te kijken wat dat verhaal me vertelt over wie ik denk te zijn en hoe ik denk zo geworden te zijn. Ieder mens is uiteindelijk de lezer van zijn eigen verhaal. Een geconstrueerd verhaal om de eigen geschiedenis te kunnen verdragen, want hoeveel waarheid kunnen we over onszelf aan?

Omdat mijn geheugen bestaat uit flarden aangetast filmmateriaal, met onder- en overbelichte beelden, met stilte en vage echo's als soundtrack - zal mijn speurtocht noodgedwongen bestaan uit fragmenten. Ik zal schuifelend springen in de tijd, ik zal verbanden leggen die achteraf blijken, de rode draad zal gespannen zijn in een labyrint en anarchie zal de regel zijn. De anarchie van een briefschrijver.

1740 | 3.8.2019

2

Omstreeks het eind van de maand oktober 1829 stapte een jongeman het Palais-Royal binnen op het tijdstip waarop, overeenkomstig de wet die een bij uitstek belastbare hartstocht in bescherming neemt, de speelhuizen opengingen. Zonder lang te aarzelen liep hij de trap op van het speelhol dat met nummer 36 werd aangeduid.

Honoré de Balzac De huid van chagrijn, 7

Hij moet op een dag op de fiets gestapt zijn met het plastic tasje aan het stuur. Hij fietste het dorp uit en volgde een smalle, kronkelende weg door de weilanden, langs boerderijen, naar de rijksweg die ooit de doorgaande weg was geweest maar nu afgedankt en vervangen was door een autosnelweg. Op de brug over een vaart hield hij halt. Hij voelde de spanning in zijn buik, moest hij dit wel doen? Vanwaar de angst ontdekt te worden? Niemand zou er toch achter komen? Zou hij er ooit spijt van krijgen? Hij nam het plastic tasje van het stuur. Had hij de inhoud op één of andere wijze verzwaard of ging hij ervan uit dat het tasje sowieso wel naar de bodem zou zakken? Hij keek om zich heen of iemand zag wat hij aan het doen was. Toen hij zichzelf ervan overtuigd had dat er niemand in de buurt was, dat niemand het kon zien, hield hij het tasje over de reling van de brug en liet het los. Tot zijn schrik bleef het drijven, maar na een paar seconden zakte het toch onder water. Langzaam maar zeker zou het water het tasje binnendringen en mengen met de inkt van de letters in zijn dagboeken zodat niemand het ooit nog kon lezen.

Had hij alleen de dagboeken in het tasje gedaan? Of had hij ook het schriftje met het verhaal dat hij was gaan schrijven erin gestopt? Dat schriftje dat zijn oudere broer op een dag had ontdekt en luidkeels was gaan voorlezen aan zijn ouders en andere aanwezigen. Ze hadden erom gelachen en hij had zich geschaamd. Mocht hij ooit het voornemen hebben gehad om schrijver te worden, dan was het toen in de knop gebroken. Maar misschien had hij ook zijn eerste pogingen tot componeren erin gestopt, al had hij zich voor zijn muziek minder geschaamd, want dat begrepen de anderen toch niet. Was het een poging schoon schip te maken? Had hij zijn kindertijd willen uitwissen toen hij middelbare scholier was geworden? Hij had hele nare dingen over zijn moeder geschreven en wilde hij voorkomen dat zij dat zou lezen?

Onder mijn naam staat 'Amsterdam, ma. 15 april 1996'. Ruim drieentwintig jaar heeft het boek dus ongelezen in mijn kast gestaan. Terug tot Ina Damman van Simon Vestdijk. Bij elke verhuizing verhuisde het mee, bij elke reorganisatie van de boekenkast kreeg het een andere plek. Altijd naast De koperen tuin dat van Nijgh & Van Ditmar een vergelijkbare jas gekregen had. De koperen tuin heb ik gelezen voor de leesclub, ik was er zeer enthousiast over, ik gaf het een tien. In mijn herinnering had ik de boeken samen gekocht, maar nu blijkt voor in De koperen tuin 'Utrecht, do. 15 juli 1993' te staan. Eigenaardig.

Elk boek dat ik koop, koop ik met de intentie om het te lezen. Ik ben geen bibliofiel die boeken koopt puur en alleen om het als bijzonder object te bezitten, dat is niet mijn wijze van verzamelen. Toch realiseer ik me dat een deel van mijn boekenbezit ongelezen zal blijven.

Wanneer ik een boek uitgelezen heb of wanneer ik eenvoudigweg toe ben aan een ander boek (ik probeer met niet meer dan zeven boeken bezig te zijn), begint een proces dat ik niet helemaal begrijp, een proces dat tot de keus van een volgend boek moet leiden. Ik zou kunnen zeggen dat ik intuïtief kies, maar ik vind 'intuïtie' dermate vaag, dat ik net zo goed zou kunnen zeggen: ik weet het niet. Soms denk ik wel eens dat niet ik een boek kies, maar dat het boek mij kiest. Maar waarom het boek De hemel boven Parijs van Bregje Hofstede het 'tijd' vond om door mij gelezen te worden, geen idee. Temeer omdat ik nooit boeken in hetzelfde genre tegelijkertijd lees en ik herlas op dat moment al de roman van De Balzac. De huid van chagrijn speelt zich eveneens in Parijs af, maar daar had ik niet over nagedacht. Groot was mijn verbazing dat de schrijver Honoré de Balzac een rol speelt in het boek van Hofstede.

1741 | 6.9.2019

3

Het voornemen om De huid van chagrijn grondig te herlezen en daarbij herinneringen op te halen uit mijn vroege jeugd, strandde even snel als dat dat het voornemen was opgekomen. Ondanks mijn hernieuwde fascinatie voor het boek van De Balzac, drong zich ineens een andere wens op, de wens namelijk eindelijk eens dat boek van Goethe, Italiaanse reis, te gaan lezen. Een extra stimulans daarbij was, dat de biografie Goethe van Rüdiger Safranski als paperback verscheen en daarmee voor mij betaalbaar werd. Enhousiast als ik ben voor het werk van Safranski kon ik de verleiding niet weerstaan. Safranski weet als geen ander zo over filosofen en auteurs te schrijven dat ik als lezer in ieder geval tijdens het lezen de illusie krijg de geportretteerde auteur of filosoof te begrijpen, zelfs een weerbarstig denker als Martin Heidegger. En zo dompelde ik me onder in het leven en werk van Goethe, terwijl er in mijn alledaagse leven grote veranderingen gaande waren.

In mijn middelbare schooltijd kocht ik in de weken voor de zomervakantie vaak een lijvig boekwerk. Het idee was om voldoende te lezen te hebben in de lege weken van de zomervakantie, de weken dat ik niet met mijn ouders op vakantie was in het buitenland en ik mijn alleenzame uurtjes wilde vullen. Weliswaar was dit ook de tijd dat ik vele vele uren naar muziek luisterde, maar ter afwisseling wilde ik een boek voorhanden hebben dat schitterend zou zijn en waarmee ik vele avonduren in zou kunnen leven. Zo las ik op zwoele zomeravonden boeken van Dickens (David Copperfield!) Thomas Mann, Tolstoj, Toergenjev enz. Soms gebeurde het dat ik het boek al uit had voordat de vakantie begonnen was, maar dan herlas ik het gewoonweg. Zo las ik Doctor Faustus in korte tijd tweemaal. Deze traditie raakte in het slop, maar een aantal jaren geleden besloot ik de traditie in ere te herstellen. De Italiaanse reis zou het boek zijn, maar het kwam er niet van en zo stond het boek jaren ontevreden en ongelezen in mijn kast.

Het is moeilijk om de stijl van een schrijver te beoordelen aan de hand van een vertaling. Maar als de vertaling van Wilfred Oranje een goede afspiegeling is van het Duits van Goethe, dan kan ik tot geen andere conclusie komen dat Goethe beschikt over een zeer heldere stijl. Nietzsche roemde zijn stijl, Goethe was één van de Duitse schrijvers die hij kon verteren. Nietzsche zal ongetwijfeld de Italiaanse reis gekend hebben (1540). Het zal Nietzsche evenmin ontgaan zijn dat de reis van Goethe door Italië een levensveranderende ervaring is geweest en zal dat instemmend tot zich genomen hebben. Nietzsche had in zijn werk een nadrukkelijke voorkeur voor de mediterraanse cultuur tegenover de in zijn ogen verstofte cultuur van de Duitse filisters.

1768 | 20.3.2020

4

Zaterdag, 14 mei 2022. - Thomas Merton, ik weet niet meer wanneer ik voor de eerste keer over hem las. Wel herinner ik me dat de naam geregeld genoemd werd in Stilte als antwoord van Sara Maitland, een boek dat veel invloed op mij heeft gehad. Een boek ook dat ik nagenoeg ogenblikkelijk nogmaals ging lezen toen ik het uit had, een reflex dat ik maar zelden heb.

Sara Maitland schreef vanuit een christelijke overtuiging, daar maakte ze geen geheim van, maar het bleef in haar boek nagenoeg achter de horizon, dus stoorde het mij niet. Dat ze in haar denken over stilte ook Thomas Merton noemde, mag dan ook geen grote verrassing zijn. Dat deze monnik schreef over stilte, over contemplatie, over Aziatische godsdiensten zal indertijd mijn aandacht hebben getrokken. Het werd een naam in mijn geheugen van wie ik ooit eens een boek wilde lezen.

Toen uitgeverij Damon zijn werk in vertaling begon uit de brengen herinnerde ik me dat voornemen. Zodoende begon ik onlangs in Overdenkingen in eenzaamheid, een vertaling van Thoughts in solitude. Solitude dus en geen loneliness. Grofweg zou je kunnen zeggen dat solitude een gekozen en gewilde eenzaamheid is waar loneliness een ongewilde, negatieve eenzaamheid is, een onderscheid dat in de Nederlandse vertaling verloren gaat. Daarom spreek ik liever over alleenzaamheid, maar dit neologisme kon de vertaler natuurlijk niet gebruiken.

Misschien was het niet verstandig om met een vroeg werk van Thomas Merton te beginnen, omdat hij hier nog geen aandacht voor andere godsdiensten heeft, een aandacht waar juist mijn interesse naar uit gaat. Nee, het werd een confrontatie. De devotie voor God en Jezus droop van de bladzijden en ik realiseerde me ineens hoezeer ik afstand genomen had van het christelijke geloof. De wereld bekijken en ervaren vanuit een christelijk perspectief is mij vreemd geworden. In het godsbeeld van Merton lees ik ook een eigenaardige tegenstelling. Aan de ene kant is God liefde, iemand die van ons houdt. Aan de andere is moeten we maar hopen op Zijn genade en aan Zijn wil voldoen. Een liefdevolle én autoritaire Vader, ik merkte bij het lezen dat ik er totaal geen boodschap aan had, het begon me zelfs te ergeren.

Het boek van Merton bevat twee delen en het tweede deel De liefde voor de eenzaamheid was beter te verteren, omdat God en Jezus niet voortdurend als fruitvliegjes om me heen vlogen. Het boek sluit af met een inleiding bij de Japanse vertaling uit 1966 en pas daar bespeurde ik sporen van de kennismaking met andere godsdiensten.

* * *

Vandaag kwamen er drie tijdschriften tegelijk binnen. Naast Nexus nummer 89 De revolutie van de hoop twee nummers van Filosofie – Tijdschrift, één over Simone Weil en de andere over Filosofie van het ouderschap. Ik probeer wel minder tijdschriften te lezen zodat ik meer tijd voor boeken heb, maar ik heb nu eenmaal ook een zwak voor tijdschriften. Een paar maanden geleden beëindigde ik nog mijn lidmaatschap van De Groene Amsterdammer, omdat ik nauwelijks tijd had om het blad te lezen. Als ik dan geabonneerd ben, dan wil ik zo'n blad ook helemaal uitspellen. Nu mis ik De Groene alweer en het is dat het blad niet in de buurt verkrijgbaar is, anders zou ik een los exemplaar kopen.

Maar voorlopig ben ik in de ban van het brievenboek Beminde vriend van Eriek Verpale. Wat kan die Verpale schrijven!

* * *

Zondag, 15 mei 2022. - Maar nogmaals, om terug te komen op het vorige: het is iets wat mij kompleet ontbreekt: het talent om over eigen, of andermans werk, iets te zeggen of te schrijven dat min of meer samenhangend, helder en bevattelijk is (Eriek Verpale Beminde vriend, 82). Toen ik deze website begon had ik vage gedachten om over mijn lezen te schrijven. Ik stelde mezelf daarbij een paar voorwaarden, waarvan er één was dat ik alleen zou schrijven als ik positief kon zijn. Het kwam er niet van, ik had al snel door dat het schrijven van boekbesprekingen, recensies, niets voor mij was. Altijd de twijfel of ik wel recht doe aan een boek en die eeuwige twijfel maakte, dat ik bij elke poging al snel afhaakte. Natuurlijk speelde (en speelt) mijn onmetelijke gebrek aan zelfvertrouwen daarbij een rol.

De laatste jaren bemerk ik een toenemende afkeer van recensies, vooral als het gaat om boeken die ik nog wil lezen. Voordat je het weet heeft de recensent een bril op je neus gezet waardoorheen je het boek gaat lezen.

Natuurlijk lees je nooit onbevangen, je neemt altijd je eigen leesgeschiedenis mee, maar ik hoef die van de ander niet als stoorzender in mijn hoofd te hebben. Daarbij komt nog dat ik in toenemende mate niet meer geïnteresseerd ben in oordelen als goed of niet goed, relevant of niet relevant enz. Het gaat uiteindelijk om mij en het boek, om wat ik denk en ervaar bij het lezen, waarbij ik een open leeshouding wil bewaren. Ik geef me doorgaans bij voorbaat gewonnen als ik aan een boek begin en ga me pas afvragen wat er loos is als het boek niet boeit.

Net als bij muziek. Als een uitvoering me boeit maal ik er niet om dat er 'fouten' gemaakt worden en of de muziek wel goed is; als de uitvoering muzikaal is en ik geboeid ben, zal me de rest worst wezen. Maar als ik me verveel ga ik me afvragen wat er mis is met de uitvoering en wellicht dat ik dan van alles opmerk waar ik anders geen gewicht aan zou hangen. Maar zou ik een ander vervelen met mijn verveling door omstandig uit te leggen waarom een muziekuitvoering of een boek niet goed, niet boeiend is? Dat soort (quasi-)intellectuele exercities laat ik graag aan anderen over.

Het is de kunst om over een boek te schrijven zonder een ander met een oordeel op te zadelen en dat zal nog niet meevallen. De kunst dus om het zo dicht mogelijk bij mijzelf te houden. Misschien daarom deze vorm van een dagboek, waarbij ik het schrijven van een dagboek vaak zie als het schrijven van brieven die niet verstuurd worden, omdat ze aan niemand en daarmee aan iedereen gericht zijn. Ik sluit me aan bij de onlangs overleden Jeroen Brouwers die in het Aan de lezer in het eerste deel van Kroniek van een karakter schrijft: ik begon brieven te schrijven als richtte ik ze tot mijzelf (7). En ook: Men kan zich in een brief in principe alles veroorloven wat men zichzelf nooit zou veroorloven bij het schrijven van bijvoorbeeld een roman, waarin geen mus van het dak mag vallen zonder dat het een bedoeling heeft en een reeks van consequenties veroorzaakt (7). Brouwers vat het uiteindelijk kernachtig samen in brieven schrijven is literaire anarchie (8) en daar kan ik helemaal in mee gaan, met dit verschil dat ik geen Brouwers ben, laat staan dat ik in staat zou zijn om literair te schrijven. Het is overigens deze anarchie die ik ook terug vind in de brieven van Eriek Verpale en daar smul ik van.

* * *

Een boekje dat ik geregeld graag uit de kast haal om in te bladeren en hapsnap wat in te lezen is Tijdloze eenvoud van John Lane. Het is een charmant boekje met prachtige illustraties van Clifford Harper. De laatste keer dat ik het uit de kast pakte bracht het boekje me op het spoor van Houd het simpel! van Duane Elgin. Het bleek niet een boek voor mij al heb ik wel trouw uitgelezen. Er was één hoofdstuk waar ik wat passages aankruiste, maar dat was het dan ook wel.

Elke grote traditie die zich met het bewustzijn van de mens bezighoudt benadrukt het grote belang van het streven om voorbij de voortdurende stroom van gedachten te komen (die door het merendeel uit onbewuste, bliksemsnelle, innerlijke fantasiedialogen bestaan). Dat geldt voor het boeddhisme, het taoisme, het hindoeïsme, het soefisme, zen envoort. In de westerse samenlevingen werd echter meer het idee gevoed dat een voortdurende vorm van afleiding de natuurlijke orde der dingen zou zijn. Dat heeft tot gevolg dat we, op grond van een grotendeels onbewuste maatschappelijke afspraak over de aard van ons denkproces, zowel individueel als collectief binnen een door ons zelf geconstrueerde, psychische realiteit leven. We hebben het zo druk met het steeds maar opnieuw creëren van alsmaar aantrekkelijker façades die anderen moeten zien, en staan zo ver af van de eenvoud van het zelf of het ik zoals dat spontaan in ons opkomt, dat we geen waarlijk contact hebben, noch met onszelf noch met anderen.

Duane Elgin Houd het simpel!, 102

* * *

Mijn voornemen om de rubriek dagboek van een lezer nieuw leven in te blazen is duidelijk wat uit de hand gelopen. Ik schreef met het gevoel dat ik wat moest inhalen, de boeken die me de afgelopen tijd bezig hielden. Het is zeker niet de bedoeling dat het elke keer zo'n epistel gaat worden. Het idee is om elke zondag een nieuwe aflevering te plaatsen, maar of dat gaat lukken weet ik niet. Ik sluit deze aflevering af met een gedicht, zoals ik vroeger vaak mijn brieven afsloot met een gedicht.

Jacobus Bos is in 1943 geboren in Rotterdam en heeft dus het bombardement op deze stad niet meegemaakt. Alhoewel Rotterdam niet genoemd wordt in zijn bundel De waan en zin van het bestaan, moest ik er onwillekeurig toch aan denken bij de frase De gedempte voorvaderlijke stem / van iemand die uit de stad kwam / waar zoveel bommen op zijn gevallen (Het wilde geheugen, 33), temeer omdat in de bundel ook sprake is van een haven en scheepvaart. Onlangs werd herdacht dat het bombardement 82 jaar geleden heeft plaatsgevonden. Maar door de naam Rotterdam niet te noemen, kan het natuurlijk elke stad zijn die verwoest is door oorlog.

De man die danst

Dat hij die man is in die verwoeste stad
die in zijn eentje zo bezeten danst
in die totaal verlaten straat

waar de oorlog iedereen heeft verjaagd
en er zelf zijn intrek heeft genomen
in onttakelde huizen en hopen puin.

Ik ken hem wel die man die danst.
Ik ben de spiegel waar hij zich in ziet.
Het geritsel van zijn voeten en kleding.
Zijn adem die op de stilte botst.

Dansend in de restanten van elke straat
die van de aardbodem is weggevaagd.
Elke woning en winkel die ontbreekt.

Sneller en behendiger dan zijn schaduw
in de schaduw van deze ontzielde leegte
waar elke beweging hem vrijheid geeft.

Jacobus Bos De waan en zin van het bestaan, 35

1884 | 15.5.2022

5

'Een stoïcijn,' zei ik, 'redeneert alles kapot wat hij kapot kan redeneren,
maar houdt ten slotte iets over dat niet kapot kan,
een harde kern,
zichzelf.'
Frida Vogels Dagboek 1968-1969, 379

Ik loop al een tijd te tobben over wat ik met deze website aanmoet aangezien de frequentie langzaam maar zeker begint af te nemen. Begint het dood te bloeden? In een zoveelste poging om het nieuw leven in te blazen, om het te reanimeren, ben ik begonnen met het schrijven van dagboeknotites, notities die niet noodzakelijkerwijs in mijn papieren dagboek terecht komen. Dat heeft ook met het volgende te maken en ik herhaal het nog maar eens, dat alles wat ik hier schrijf niet per se overeen komt met de werkelijkheid. Werkelijkheid en geconstrueerde werkelijkheid lopen doorelkaar. Al heb ik geen literaire pretenties, laat staan de pretentie schrijver te zijn (niet iedereen die schrijft is een schrijver), wil ik het toch vergelijken met een schrijver die een autobiografisch boek geschreven heeft. Het is gebasseerd op zijn leven, het komt wellicht voort uit zijn leven, maar de schrijver heeft zich vrijheden gepermitteerd en wellicht heel veel verzonnen, wellicht de werkelijkheid zo aangepast, dat waargebeurd ineens verzonnen blijkt. Een echte schrijver verliteratureluurd, ik maak slechts notities. Al staat mijn volledige naam ondertussen boven mijn website, het blijft uiteindelijk jwl (inderdaad, zonder hoofdletters) die hier schrijft en weliswaar verwijzen de letters naar mijn naam, ze vallen niet volledig samen met mijn naam. Tegelijkertijd – al komt dat tegenstrijdig over met het voorgaande – hoop ik door deze notities meer begrip te kweken voor de wijze waarop ik de wereld ervaar en begrijp. Mijn notities zijn dus ook weer niet verzonnen, ze komen immers uit een deel van mij, uit jwl, voort. Eigenlijk deed ik dit altijd al, maar ik ga nu kijken of ik dit op een directere en meer persoonlijke wijze kan doen, geïnspireerd door Frida Vogels, maar zonder de intentie om haar te imiteren.
Alhoewel het de bedoeling is om hier een dagelijks ritueel van te maken, zal het ongetwijfeld niet altijd lukken. Misschien zelfs voor langere tijd niet. Nieuwe afleveringen zullen steeds in de loop van de avond verschijnen met vertraging van ongeveer een week.

* * *

maandag, 26 september 2022. - Ik heb een terugval. De afgelopen maanden ging het steeds beter met lezen, vandaag krijg ik mijn gedachten niet tot rust. Geen concentratie. Ik heb de neiging om overal boos en emotioneel op te reageren. Misschien dat schrijven wat rust brengt in mijn gedachten. Dagboeknotities, die mogen anarchistisch zijn. Schrijven mag voor mij altijd anarchistisch zijn, geen keurslijf van vorm en inhoud, dat doen anderen zichzelf maar aan.

De laatste tijd ben ik bezig met opruimen van onafgemaakte aantekeningen, opzetjes, verhaaltjes. De meeste teksten verdwijnen in de digitale prullenbak. Van de rest verdwijnt uiteindelijk ook een groot deel in dezelfde prullenbak. Een enkel stuk zal de weg vinden naar mijn website of heeft de weg al gevonden naar mijn website. Eigenlijk is er nog maar één aantekening over, maar ik heb nog geen idee hoe ik daar een redelijke versie van kan maken. Misschien is het nog te vroeg.

Het lezen van tijdschriften is een oplossing wanneer ik toch per se wil lezen. Artikelen in tijdschriften zijn te overzien en doorgaans is het minder erg wanneer ik door een gebrek aan concentratie iets mis. Vandaag begonnen in het tijdschrift Terras, met het thema Lusofonie. Het woord staat niet in mijn woordenboek, maar het gaat om de Portugese letteren. Dat is nu het aardige van abonneren op tijdschriften, ik kom met onderwerpen in aanraking die ik misschien niet zelf zou opzoeken.

En natuurlijk deels de krant gelezen vanochtend. Dat het NRC nu een ochtendkrant is bevalt me maar matig. Maar of de ellende van de wereld nu 's ochtends of 's avonds in de brievenbus valt, dat maakt voor de ernst van de ellende niet zoveel uit.

1903 | 3.10.2022

6

Ik heb niet veel sympathie voor mijzelf,
maar ik heb nu eenmaal te leven met mijzelf
zoals ik ben.
Frida Vogels Dagboek 1968-1969, 130

dinsdag, 27 september 2022. - Na het interview met de minister-president gisteravond nog wat bladzijden van Frida Vogels gelezen.

Zondagavond speelde hij op het klavecimbel, voor publiek: een meisje van kantoor. Als ik in Amsterdam ben, doet hij dat geregeld, maar nu ik thuisgebleven was kon het niet, zei hij, omdat het hem nerveus maakt als ik daar ook bij zit en die muziek die ik al uitentreuren heb gehoord nog eens moet horen. Zodoende dreigde zijn programma voor dit jaar verloren te gaan. Ik vond dat hij nu maar eens over dat obstakel dat ik ben heen moest stappen.

Frida Vogels De harde kern 2, 436

Stefano, echtgenoot van Frida Vogels, heeft een klavecimbel gebouwd. Bijzonder, temeer omdat Stefano geen musicus is en het instrument bouwde in de tijd dat de historische uitvoeringspraktijk weliswaar broeide, maar nog lang niet gemeengoed was geworden.
De nervositeit van Stefano herken ik, ik speel niet graag voor publiek. Dat wil zeggen, een luisterend publiek. Wanneer het druk is om me heen en iedereen bezig en in gesprek is, wanneer kortom de aandacht niet op mijn spel gericht is, dan kan ik vrijuit spelen. Ik heb zelfs het vermoeden dat ik dan beter speel. Dit gaat alleen op wanneer mensen zich in dezelfde ruimte bevinden. Wanneer ik piano speel en de mogelijkheid bestaat dat ik gehoord word in een andere ruimte dan de mijne, dan is er geen probleem.

Oerscène. Hoe oud ik was, weet ik niet meer, maar het is ongetwijfeld in de tijd van de lagere school geweest. Het is avond en mijn ouders hebben visite. Mijn vader brengt naar voren dat ik zo goed orgel kan spelen en vraagt me om wat te spelen. Ik wil niet, want uit ervaring weet ik dat mijn vader altijd commentaar levert op mijn spel. Uiteindelijk bereiken we een compromis, ik zal spelen als mijn vader de kamer verlaat. Ik neem plaats achter het orgel terwijl ik de kamerdeur achter mij hoor dichtgaan. Wanneer ik klaar ben, blijkt hij toch achter me te staan en levert breed grijnzend zijn gebruikelijke commentaar. Of dit werkelijk zo gebeurd is, dat weet ik niet, maar het is een herinnering die met weerhaken in mijn geheugen zit en met dezelfde weerhaken zit het commentaar en mijn falen in mijn lijf. Hoe goed ik ook speel, hoezeer ik ook mijn best doe, wat ik ook doe om een goed mens te zijn, het zal nooit goed genoeg zijn. Het geldt niet alleen voor pianospelen, ook voor andere activiteiten, in gedachten kijkt mijn vader altijd over mijn schouder mee en die eeuwige kritische blik is al ontmoedigend genoeg, zelfs nu hij dood is; het moge duidelijk zijn dat ik geen god nodig heb. De vader is de samenleving geworden.

Toch wil ik dat men wel nieuwsgierig is en dat men eens vraagt of ik wat wil spelen, zodat ik quasi schoorvoetend kan gaan spelen. Dat is een kant aan mijn karakter dat niemand zal begrijpen en misschien ben ik mijn hele leven op zoek naar iemand die dat wél zal begrijpen en daar vriendelijk om kan glimlachen.
Ik speelde een keer een vriend uit eigen initiatief voor, hij luisterde welwillend, maar er kwam geen enkele reactie. Misschien hield hij niet van Chopin of misschien vond hij mijn spel niet mooi, hoe dan ook, ik vond zijn stilzwijgen teleurstellend en ik nam me opnieuw voor me te behoeden voor dergelijke teleurstellingen.
En toch, ik wil graag aandacht en complimenten, maar als ik ze krijg wuif ik ze weg, ik kan er geen geloof aan hechten en ik vind dat ik de aandacht niet waard ben. Ik hunker naar goedkeuring en als ik de goedkeuring krijg, voel ik me ongemakkelijk, wil ik het niet, ontken ik het. Hoe kan ik anderen vragen deze tegenstelling te begrijpen?

Waar het om gaat is of ik mezelf goedkeur, maar helaas heb ik daarvoor geen knop waaraan ik kan draaien.

* * *

Vanavond kwam het boek The Arts of Daoism van Xing De binnen. Precies wat ik nodig heb. Wanneer ik taoïstische teksten lees, wanneer ik over het taoïsme lees, word ik kalm en rustig. Ik vraag me dan ook niet af of het klopt of waar is. Sowieso heb ik de neiging om me voorbaat gewonnen te geven bij het lezen van een boek. Alsof ik in een rol van een theaterstuk kruip en probeer de rol zo goed mogelijk te spelen, zo wil ik het boek van binnenuit begrijpen, ook al bevat het dwaalwegen. Wanneer je in een koor een cantate van Bach zingt moet je tijdens het zingen doen alsof je gelooft wat je zingt. Oprecht veinzen noemt Kellendonk dat, voor mij de enige mogelijke wijze gelovig te zijn. En zijn dwaalwegen niet oneindig interessanter dan die rechte weg naar een doel achter de horizon?

1904 | 4.10.2022

7

Het enige middel dat ik heb
om me van mijn machteloosheid te bevrijden,
is schrijven.
Frida Vogels Dagboek 1970-1971, 585

woensdag, 28 september. - Niña Weijers schrijft in haar column in De Groene Amsterdammer (2022/38, 73) de zin Ze geven gewoon antwoord op de vraag hoe het gaat, zonder daar hartkloppingen van te krijgen omdat ze het gevoel hebben zicht te moeten verantwoorden voor een tribunaal.

Hoe gaat het is zo'n vraag waarbij ik me altijd afvraag of ik een sociaal wenselijk antwoord moet geven of dat ik eerlijk mag zijn. Het hangt van de context af natuurlijk, en er zijn grijze gebieden. Toen de reïntegratie­begeleider het me vanochtend vroeg aarzelde ik. Wanneer ik antwoord dat ik sinds enkele dagen een terugval ervaar, heb ik het gevoel dat ik dat me moet verantwoorden, terwijl ik weet dat dat helemaal niet hoeft. Hoe kan het dan dat er in mijn hersenen een signaal ontstaat dat me alert maakt voor gevaar terwijl dat helemaal niet nodig is. Ik noem dat het hoogtevrees-effect: ik weet dat ik niet bang hoef te zijn en toch voel ik angst. Niet naar beneden kijken is het devies, maar ik voel dat er een afgrond is. De kunst is om niet in paniek te raken. De kunst is om niet in paniek te raken. De kunst is om niet in paniek te raken ...

Mensen met fysieke klachten hoeven zich niet te verantwoorden, de oorzaak is vaak zichtbaar en als het niet onzichtbaar is, dan nemen mensen het makkelijker aan. Ligt iemand in het ziekenhuis, dan gaan we langs, met fruit of iets anders lekkers of leesvoer, steken een hart onder de riem en wensen de patiënt beterschap. Heb je mentale klachten dan krijg je ongevraagde adviezen, soms expliciet, maar nog vaker impliciet. Ik proef maar al te vaak dat ik wat sterker zou moeten zijn, dat ik me niet zo moet aanstellen, waarom doe je niet gewoon dit of dat, zus of zo, zo moeilijk is dat toch niet? Je moet gewoon je manier van denken, je denkrichting, veranderen, dan komt alles goed. Ga wandelen, luister naar mooie muziek, wees niet negatief, wees niet zo kritisch, schud dat pessimisme af. Een baan zou goed voor je zijn, krijg je weer ritme, word je weer verwacht. Kortom: het ligt louter aan mij, dus alleen ik kan het oplossen. En dat klopt, maar het is niet eenvoudig, integendeel, en een beetje steun, een mentale fruitschaal, een luisterend oor op z'n tijd, zou welkom zijn. Als je mentale klachten hebt moet je je verantwoorden waarom je ze niet niet hebt en dat is wel het laatste waarmee ik me bezig wil houden. Als mensen al belangstelling hebben, want de meesten lijken bang dat depressie besmettelijk is. Of ze zeggen dat ze het niet kunnen navoelen, dat het wel heel naar moet zijn, maar hé, sterkte hè ... en je hoort niets meer van ze, zelfs niet de eenvoudige vraag hoe gaat het.

Maar ik wil niemand tot last zijn, dus pep ik me op, probeer energie uit te stralen, verstop me achter humor. Ik stort wel in als ik thuis kom en de deur achter me dicht trek. Ik ben mijn eigen tribunaal. En dan nog zijn er mensen die me onbeschaamd voor de voeten werpen dat ik niet in staat ben tot zelfreflectie. Dank voor het bedorven fruit.

* * *

De zelfgenoegzaamheid van mensen die ervoor gekozen hebben louter optimistisch door het leven te willen gaan, die optimisme als evangelie uitdragen als een soldaat uit het Leger des Heils maar dan zonder uniform ... ik krijg daar mentale hartkloppingen van. Mensen die niet moe worden hun fantastische en bevoorrechte leven te etaleren (en ik gun ze dat leven) en mij met mijn moeilijkheden en onzekerheden als een stoorzender ervaren. Kom maar terug als het weer goed met je gaat.

* * *

Gelezen in De harde kern 2 van Frida Vogels totdat mijn ogen weer zwaar werden. Ik heb daar weken geen last meer van gehad, geen last van het domweg in slaap vallen op tijdstippen die daar niet om vragen. Toen ik nog rookte was dit misschien een moment geweest om een sigaret op te steken, maar ja, dat doe ik al ruim twee en een half jaar niet meer en daar ben ik trots op en dat blijf ik tot vervelends toe herhalen.

* * *

Het is onverdraaglijk dat ik niet alleen in mezelf, maar ook in de levens van anderen besta. Onverdraaglijk. Alles wat ik doe en denk, heeft ook voor anderen consequenties. Ik speel rollen in andermans gevoelens en gedachten, daden en dromen. Ik zou onzichtbaar en onhoorbaar willen zijn, onbestaand, alleen aan mezelf bekend, of nog liever ook dat niet.

Frida Vogels De harde kern 2, 408

1905 | 5.10.2022

8

donderdag, 29 september 2022. - Vandaag kwam Het onbehagen van de cultuur van Sigmund Freud binnen, het boek met de schitterende eerste zin Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de mensen doorgaans met verkeerde maatstaven meten, dat zij macht, succes en rijkdom voor zichzelf nastreven en dit alles bij anderen bewonderen, maar de werkelijke waarden van het leven onderschatten. (7)

Middagwandeling gemaakt. Mooi herfstweer, zon en wolken. De eerste paddenstoelen en verkleurde bladeren dienen zich aan. De wind stond goed, dus weinig geluiden van de snelweg en er waren relatief weinig andere wandelaars.

1906 | 6.10.2022

9

vrijdag, 30 september. - Er was een tijd dat ik op vrijdagmiddag vanuit mijn werk aan het Molenpad in Amsterdam langs het Nieuwscentrum aan het Spui liep om het NRC te kopen vanwege de boekenbijlage. Tegenwoordig ligt de krant 's ochtends in de bus, maar de boekenbijlage wil me de laatste jaren niet meer boeien. Eigenlijk sinds Michel Krielaars er de scepter zwaait, schijnbaar is er iets verandert (de keuze van de boeken?). Of ik ben veranderd, dat kan natuurlijk ook.

Het interview met Skye Cleary gelezen, haar boek Wat zou Simone de Beauvoir doen? Gids voor een authentiek leven is vertaald. Natuurlijk krijg ik de rillingen van zo'n titel. Authentiek leven, de luxe van de westerling, de illusie van de westerling, gestuurd als we worden door de wereld van de commercie. Authenticiteit is voor De Beauvoir geen naar binnen gekeerde zoektocht. Ze verbindt er een ethische dimensie aan. We zijn altijd in de wereld met anderen, met wie we te maken hebben en rekening moeten houden. Die ethische dimensie van authenticiteit zoekt ze in het idee van 'intersubjectiviteit': de wederzijdse erkenning en eerbiediging van elkaars vrijheid. Op de vraag wat dat concreet inhoudt: Je kunt wel je eigen weg gaan, maar het impliceert niet dat je ook maar alles kunt doen. Het kan aan mij liggen, maar dit klinkt allemaal als een open deur.

Vage herinnering aan mijn middelbare schooltijd, dat ik eens De tweede sekse geleend had en ik denk dat ik er in begonnen ben, maar het niet uitgelezen heb. Ik heb zelfs de herinnering dat ik heb boek aan mijn moeder cadeau gaf, maar daar ben ik niet zeker van, het is in ieder geval niet in haar nalatenschap teruggevonden. Het kan ook zijn dat ik het geleende exemplaar te lezen heb gegeven. Het beeld dat ze me glimlachend vroeg waarom.

Het woord intersubjectiviteit. Ik hoor het H* uitspreken toen ik haar eens bezocht in Amsterdam, ik zie de beelden van de huiskamer die ze deelde met andere studentes (waarvan er één overleden is, heb ik vernomen). Geuren en geluiden kunnen herinneringen oproepen, ik heb dat ook met dit woord en waarom het juist dit woord is, dat weet ik niet. Misschien omdat ik het woord niet kende en ik erdoor verrast werd? Omdat ze me tuk had na mijn betoog over de onzin van objectiviteit? Toch herinner ik me dat bezoek als zwijgzaam. H* kwam daar later op terug in een brief, dat ik zo stil geweest was en dat ze zo gelachen hadden toen E* had gezegd dat ze fan van Duran Duran was en ik droog en zomaar uit het niets had gezegd: ik noem ze altijd Durex Durex.

1907 | 7.10.2022

10

Dat ik zo veel mogelijk buiten de maatschappij wil leven
en geen geld, macht of aanzien verlang,
is gewoon een karaktertrek.
Frida Vogels Dagboek 1968-1969, 449

zaterdag, 1 oktober 2022. - Gisteravond tweemaal geluisterd naar de tweede symfonie van Jean Sibelius in de schitterende uitvoering van de Oslo Philharmonic onder leiding van Klaus Mäkelä (Jean Sibelius Symfonie nr. 2 in D, op. 43). Herfstmuziek. Er is een tijd geweest dat ik veel naar deze muziek luisterde (ik had een lp met deze symfonie), maar altijd met gemengde gevoelens. Ik bespeur bij Sibelius de neiging om het orkest op te delen in instrumentengroepen die als blokken naast elkaar en op elkaar in spelen (ik weet niet hoe ik het anders moet omschrijven) en als je dat eenmaal gehoord hebt, dan kan dat gaan storen. Het was alsof ik naar brokjes muziek luisterde zonder dat de samenhang altijd duidelijk was. Nu viel alles op z'n plek, begreep ik de opbouw, de zinnen, de lijnen. De muziek ademde zoals het moet ademen. Het was alsof ik de muziek voor de eerste keer hoorde.

* * *

Om middernacht naar de film Nothing Personal gaan kijken. Een jonge vrouw die haar spullen verkoopt en op een dag met slechts een volle rugzak op pad gaat. Het landschap van Ierland. De verlatenheid van het landschap. De ontmoeting met een man die ook de eenzaamheid zoekt, alhoewel het mij niet helemaal duidelijk is of zijn eenzaamheid gewenst is. De relatie tussen de man en de jonge vrouw deed me denken aan een artikel van Carlo Rovelli in The Guardian waar M* me onlangs op wees.

Soms voel ik die behoefte ook, de behoefte om de deur achter me dicht trekken en weg te gaan. Ik heb de moed daartoe niet en ik ben gehecht aan mijn plekje waar ik woon, waar mijn boeken zijn en waar ik gevonden kan worden door mensen die mij dierbaar zijn. En al heb ik niet letterlijk de deur achter me dicht getrokken, in figuurlijke zin heb ik deze wereld al lang de rug toegekeerd, al heeft de wereld mij nog niet verlaten. Hij zit ook in mij, de man die met opgestoken middelvinger zijn eigen weg gaat, weliswaar niet in de ruimte, dan wel in de tijd. Vraag maar niet naar zijn naam.

De film deed me ook denken aan een tekst aan het begin van een clip uit een film die ik ooit eens tegenkwam op YouTube en waar ik nog steeds met instemming naar kan kijken en luisteren (The Zen Mind – An Introduction by Empty Mind Films):

Tozan, a famous Zen master, said:
The blue mountain is the father of the white cloud.
The white cloud is the son of the blue mountain.
All day long they depend on each other, without being dependent on each other.
The white cloud is always the white cloud.
The blue mountain is always the blue mountain.

Was de jonge vrouw the white cloud en de man the blue mountain?

* * *

Het boek Frida Kahlo. the Complete Paintings van uitgever Taschen is aangekomen. Ik schrok van het grote en zware pakket en ik dacht eerst dat de bezorger een pakket voor de buren kwam afgeven, maar het was wel degelijk voor mij. Zwaar en groot, maar schitterend, ik kan daar uren in lezen en bladeren! Ik had verwacht dat het boek dezelfde afmetingen zou hebben als mijn Taschen-uitgave van Leonardo da Vinci, maar het bleek dus tweemaal zo groot. Een bijzonder moment, een paar weken geleden moest ik nog niets van de kunst van Frida Kahlo hebben. Natuurlijk was het een vooroordeel, ik was te vaak gedweep met deze kunstenares tegengekomen en idolatrie is me tegen gaan staan. Toch ging ik kijken naar het programma van schoolmeester en ijdeltuit Jeroen Krabbé en na een paar afleveringen was ik volkomen overtuigd. Dus ging ik op zoek naar boeken en stuitte op deze uitgave. Nu heb ik kilo's Kahlo in huis om zo nu en dan in te neuzen.

1908 | 8.10.2022

11

maandag, 3 oktober 2022. - Het bezoek aan de dierentuin heb ik redelijk goed doorstaan. Op de terugweg sloeg de vermoeidheid toe en eenmaal thuis wilde ik alleen maar slapen. Maar het was het waard om als 'gezin' weer eens samen te zijn.

* * *

Vragenlijst Eerste-Jaars-Ziektewet-beoordeling. Of ik de vragenlijst wil invullen. Dat wil ik maar waarom zijn er twee vragenlijsten meegestuurd? Ik vul ze allebei in in de wetenschap dat ze eigenlijk alles al weten, het meeste kan ik zo overschrijven uit eerdere correspondentie met de uitvoeringsinstantie.
Ze hebben geen idee hoe belastend ik dit ervaar, hoe angstig en vermoeid het me maakt, hoe boos en emotioneel ik hiervan word, zonder dat ik zelf het waarom van deze emoties begrijp.
De absurditeit van de hedendaagse administratie, ik neem het de werknemers van de uitvoeringsinstantie niet kwalijk. Ik heb het bij mijn laatste werkgever vaak genoeg meegemaakt. Als ik mijn verwondering er over uitte, dan stuitte ik maar al te vaak op irritatie met als boodschap: doe gewoon je werk, we betalen je ervoor. Ja, jullie betalen me voor deze onzin, dacht ik dan stilzwijgend en ging weer knarsetandend aan het werk.

* * *

Ik zou wel de rest van de dag vrijaf van mezelf willen nemen, maar dat gaat natuurlijk niet. Mijn gedachten lopen meerdere marathons tegelijk, ik ben doodmoe en er is nog geen enkele finish in zicht.

Onlangs sprak ik iemand die mijn problematiek herkende. Het hooghouden van vele balletjes in een flipperkast. Of me bevinden in een donkere kamer waar ik tientallen muggen hoor zoemen, muggen die maar op één ding uit zijn, mijn bloed. De deur om te ontsnappen niet kunnen vinden, maar uiteindelijk wel het lichtknopje en bij het inschakelen van het licht ontdekken dat die muggen slechts in mijn hoofd zitten. Het zit tussen je oren, is al eens tegen me gezegd. Inderdaad, het zit tussen mijn oren, alsof met het benoemen ervan het probleem opgelost is.

* * *

Typisch moment. Ik wilde vandaag de post voor het UWV in de brievenbus doen. Ik doe de envelop in mijn rugtas en loop naar de keuken en even later vraag ik me af of ik die envelop wel in mijn rugtas heb gedaan. Ik loop terug naar de kamer, zie de envelop niet op de plek liggen waar het lag, rits de rugtas open en zie wat ik eigenlijk wel wist, de envelop zit in mijn rugtas. Zo'n dag. Ik leg het vaak aan anderen uit als het controleren van het slot. Hoeveel mensen lopen niet terug om te controleren of ze de deur nu wel of niet op slot hebben gedaan. Wanneer ik zo extreem vermoeid ben in mijn hoofd door al die muggen die maar blijven zoemen, loop ik de hele dag door te controleren of ik wel gedaan heb wat ik dacht gedaan te hebben. Terwijl ik in gedachten met het één bezig ben, zoemt er alweer iets anders. Het is een voortdurend komen en gaan van gedachten en maar al te vaak meerdere tegelijk. Ik probeer me er niet tegen te verzetten, maar het kost verschrikkelijk veel energie om toch enige vorm van concentratie te vinden. Ik word er soms hopeloos en verdrietig van.

* * *

Maar ik heb gisteren een heerlijke dag gehad, zo met z'n vijven weer bijelkaar en al was het een cadeau voor de vijftigste verjaardag van W*, het voelde evenzeer als een cadeau voor mezelf.

1910 | 10.10.2022

12

dinsdag, 4 oktober 2022. - Jezelf zijn wordt als positief ervaren. Als iemand negatief gedrag vertoont, wordt vaak gezegd dat hij of zij zichzelf niet is. Het betekent dat ik geen negatief gedrag kan vertonen, wil ik mezelf zijn. Ieder mens heeft twee kanten, maar jezelf zijn betekent conformeren aan de heersende norm en daarbij het beste van jezelf tonen. Wees jezelf is geen waardenvrije aanbeveling.

Ben ik mezelf wanneer ik een grap maak om mezelf te beschermen? Ben ik mezelf wanneer ik boos word wanneer iemand me kwetst? Kan ik nog mezelf zijn als ik mijn spontaniteit verlies? Kan ik mezelf zijn wanneer iemand me kwetst en terwijl ik sorry zeg voor mijn aandeel in het conflict en de ander zich – die zich van zijn of haar aandeel niet bewust lijkt te zijn – mijn sorry aanvaardt en het daarbij laat?

* * *

Ik lees zo nu en dan een paar bladzijden in Het mysterie van de tijd van Carlo Rovelli. Tijd is nog altijd een raadsel. Rovelli praat de lezer bij en probeert dat op een begrijpelijke manier te doen en vooralsnog slaagt hij daar bij mij in. (Alleen in de noten is hij soms onbegrijpelijk.) Hoofdstuk 1 begint met Ik begin met een simpel feit: de tijd verstrijkt sneller in de bergen dan aan de kust (13) en hij heeft me te pakken. Ik stel mezelf de vraag of de hoeveelheid tijd in de bergen sneller op is dan dezelfde hoeveelheid tijd aan de kust. Kun je spreken van hoeveelheid tijd? Niet alleen klokken lopen langzamer. Voor alle processen geldt: hoe lager, hoe langzamer ze zich voltrekken (13). Ik constateer met genoegen dat ik op de eerste verdieping woon en de tijd bij mij dus langzamer gaat dan op de vierde verdieping. Lekker puh. De klok in mijn hoofd gaat dus sneller dan die in mijn voeten, zolang ik niet op mijn handen sta. Dat verklaart veel.

Als dingen vallen, komt dat door deze vertraging van de tijd. Daar waar de tijd uniform verstrijkt, in de interplanetaire ruimte, vallen dingen niet: ze zweven zonder te vallen. Maar hier, op het oppervlak van onze planeet, richt de beweging van de dingen zich automatisch dáárheen waar de tijd langzamer verstrijkt. Dingen vallen naar beneden omdat de tijd daar wordt vertraagd door de aarde (15). Ik ben in de war, want er was toch ook nog zoiets als zwaartekracht? Of gaan mijn gedachten ook langzamer als ik dichter bij de aarde leef? Sterker nog, er zijn geen twee tijden: er zijn er een heleboel. Een andere tijd voor elk punt in de ruimte. Er bestaat niet één enkele tijd. Er bestaan talloze tijden (17). Het duizelt me, ineens zie ik overal klokken die allemaal een andere tijd aangeven. Elke plek in de ruimte heeft zijn eigen tijd. Heel toepasselijk noemt de natuurkunde dat ‘eigentijd'. Elke klok heeft een eigentijd. Elk fenomeen dat voorvalt heeft zijn eigentijd, zijn eigen ritme (18). Het fascineert, al weet ik nog niet wat ik ermee moet. Het klinkt muzikaal.

Een glas breekt in duizend stukjes en die duizend stukjes worden niet weer een glas. We kunnen het verleden niet veranderen; we kunnen spijt hebben, wroeging, herinneringen aan geluk. De toekomst daarentegen is onzekerheid, verlangen, onrust, open ruimte, lot wellicht. We kunnen ermee leven, ervoor kiezen, omdat die er nog niet is: alles is nog mogelijk… (…) Dát is wat ons wezenlijk interesseert aan de tijd, meer dan de snelheid waarmee die verstrijkt. Dát is het wezen van de tijd. Dat verglijden dat we voelen branden op onze huid, in onze angst voor de toekomst, in het mysterie van de herinnering; daarin schuilt het geheim van de tijd, de betekenis van wat we bedoelen als we aan de tijd denken. Wat is dat stromen? Welke plek neemt het in de grammatica van de wereld? Wat onderscheidt in de plooien van het mechanisme van de wereld het verleden, en het feit dat het geweest is, van de toekomst, en het feit dat die nog níet geweest is? Waarom verschilt het verleden zo van de toekomst?

Carlo Rovelli Het mysterie van de tijd, 20

Vanavond ga ik schaken, het is maar goed dat de schaakklokken op dezelfde hoogte staan.

1911 | 11.10.2022

13

woensdag, 5 oktober 2022. - Gisteravond de eerste bondswedstrijd van het seizoen voor de schaakclub gespeeld. Ik zette met wit de partij langzaam op en offerde in het middenspel pionnen voor dynamiek, wat altijd spannend is om te doen, omdat ik niet altijd zeker kan zijn of het wat oplevert. Toen mijn tegenstander remise voorstelde, had ik een zet gezien die wellicht direct winnend zou kunnen zijn, maar in plaats van die zet nog eens goed te bekijken nam ik ogenblikkelijk de remise aan. Waarom? Had ik geen zin meer? Was ik te moe geworden? Allebei misschien? Nu schaam ik me voor mijn beslissing, de partij was voor mij gewonnen, maar het kon me op dat moment niet schelen. Gelukkig maakte het voor de teamwedstrijd niet zoveel uit, ook als ik gewonnen had, hadden we als team nog verloren.

* * *

Ik werd vanochtend wakker van een binnenkomend sms-berichtje, ik had me verslapen. Niet dat ik ergens verwacht werd, integendeel, maar ik heb me voorgenomen om altijd op tijd op te staan. Maar wellicht had ik slaap nodig na de afgelopen dagen, misschien hadden mijn hersenen veel te verwerken.
Ik herinner me nog beelden van de droom waaruit ik ontwaakte. Ik trooste mijn dochter omdat er iets was met een oma. Ik was op een kamp waar ik een cursus dansen volgde. Ik kan helemaal niet dansen, maar ik was toch door de auditie gekomen. Typisch voor mij: vinden dat ik iets niet kan terwijl anderen daar anders over denken. Maar dansen kan ik echt niet. Ik wilde juist ontsnappen door een wandeling te gaan maken, maar ik kon mijn schoenen niet vinden. Hoeveel dromen heb ik al niet gehad waarin ik ergens naar toe moet of iets moet doen, maar het voortdurend niet lukt, dat er steeds obstakels zijn of dat ik eenvoudigweg de weg niet kan vinden. Tijdens mijn zoektocht kwam ik in een kamertje terecht waar mijn dochter zat te snikken en toen hoorde ik het signaal van mijn telefoon.

* * *

Na afloop van de partij nog een tijd aan de bar met mijn tegenstander zitten kletsen. Eén-op-één-gesprekken gaan goed, zodra er meer mensen bij komen, haak ik af. Na één drankje ben ik naar huis gegaan, ik wilde nog de aflevering over Frida Kahlo terugzien.

Hij vroeg mij of ik nog op zoek was naar een nieuwe relatie. Ik moest lachen, nee, absoluut niet. Wat niet wil zeggen dat ik er niet voor open sta, maar dat ik zelf geen enkele drang voel om op zoek te gaan.

De laatste keer dat ik verliefd was, stelde ik me de vraag of ik dit nog wel wilde. Weer elkaar leren kennen, aftasten, afspraken maken, naast mooie momenten natuurlijk ook weer momenten van spanning en gedoe. Wilde ik dat werkelijk allemaal nogmaals meemaken? En zo niet, was ik dan eigenlijk wel echt verliefd? Een antwoord hoefde ik niet te bedenken, want de vrouw in kwestie was niet eerlijk geweest en wist me in een gevoelige tijd in mijn leven opnieuw te kwetsen. Driemaal is scheepsrecht en ik ontleen er het recht aan om in het vervolg alleen op mijn kompas te varen.

En toch, wat zou het verrijkend kunnen zijn om een maatje te hebben die wel stimulerend werkt in mijn leven. Samen eens een museum, een concert of een bioscoop bezoeken. Samen stil op de bank een boek lezen. Samen eindeloze gesprekken voeren. Samen wandelingen maken of eens op reis gaan. Iemand die begrijpt wat een introverte persoonlijkheid nodig heeft, iemand die kan glimlachen om mijn eigenaardigheden, iemand die mijn alleenzaamheid wel begrijpt en accepteert. Iemand die oprecht begaan en belangstellend is. Iemand die niet probeert iemand anders van mij te maken. Ik hoef daarbij niet met diegene samen te wonen of zelfs het bed te delen, maar zo nu en dan eenvoudigweg zonder oordeel en met plezier plannen maken en uitvoeren wanneer we daar behoefte toe voelen. Gewoon omdat we elkaars aanwezigheid prettig vinden, zonder dat dat uitleg nodig heeft en elkaar daarin kunnen vertrouwen. Maar ik wil niet meer teleurgesteld en gekwetst worden, dus laat ik het vinden van zo'n maatje over aan het toeval. Mocht er iemand op mijn pad komen, fantastisch, mocht het niet gebeuren, dan kan ik leven met louter (gelouterd?) mijn eigen aanwezigheid.

1912 | 12.10.2022

14

donderdag, 6 oktober 2022. - De notitie die ik gisteren plaatste heeft me veel energie gekost, de hele dag voelde zwaar. Ik vraag me af of er lezers zijn bij wie de schoen wringt, bij wie de schoen past en of ik op tenen ben gaan staan. Maar vooralsnog, stilte, adembenemende stilte. Afgezien van een enkele trouwe lezer.

* * *

Het PMD-afval en oud papier weggebracht, o wat ben ik braaf het afval aan het scheiden. Het zal de mensheid niet redden, maar mijn geweten is weer gesust.
Onderweg naar de winkel kwam ik een mevrouw tegen met een buggy. In de buggy een jongen die er fysiek veel te groot voor was, maar naar het leek mentaal goed paste. Hoi, riep hij mij toe. Hoi, riep ik terug. Waar ga je naar toe, vroeg hij. Ik ga naar de winkel, antwoordde ik met een glimlach. Wat ga je daar doen? Eten kopen. De mevrouw keek stuurs de andere kant op.
Nadat ik mijn boodschappen had gedaan, liep ik weer terug. Ik voelde de vermoeidheid in mijn hoofd toeslaan, had ik nu al weer teveel indrukken opgedaan? Is het doen van boodschappen al teveel voor vandaag?
Ik liep door de groenstrook en ik merkte dat op het smalle paadje iemand steeds dichter achter mij liep. Meteen kreeg ik een opgejaagd gevoel, zelfs de neiging om me om te draaien en boos uit te vallen. Maar ik beheerste me en de achtervolger nam een andere afslag. Verderop zag ik hem van links komen, hij was omgelopen om mij niet te hoeven passeren, terwijl ik hem bij de eerste gelegenheid de ruimte had willen geven. Hij was liever omgelopen dan eenvoudigweg te vragen of hij er even langs mocht. Ik dacht aan de eenvoud van de jongen in de buggy en glimlachte nog maar eens. Hoi, waar ga je naar toe, wat ga je daar doen? Was iedereen maar zo.

* * *

Gisteravond een documentaire over schrijfster Margaret Atwood gezien. Ik heb geen boek van haar gelezen en voel na het zien van de documentaire de behoefte evenmin. Ze zal ongetwijfeld van betekenis zijn geweest voor veel lezers, maar als schrijfster maakte ze geen indruk op me. Ik weet ook niet of ik haar intellectuele zelfbewustzijn sympathiek zou vinden. Maar haar behoefte om te schrijven, dat herken ik.

* * *

Binnengekomen de nieuwe bundel van Miriam Van hee, de nieuwe roman van Femke Brockhus, een nieuw boek over het taoïsme van Jan De Meyer en een boek van Michel Dijkstra over taoïsme. Ik lijk wel jarig!

1913 | 13.10.2022

15

zaterdag, 8 oktober 2022. - Goed, ik ben nu vijfenvijftig jaar oud. Niet iets om me druk over te maken, velen zijn me voorgegaan, velen hebben het niet gehaald. Nietzsche werd niet ouder dan vijfenvijftig, maar die was al tien jaar geestelijk grotendeels afwezig (de geboortedag van Nietzsche is 15 oktober, dus als ik even oud als Nietzsche zou worden, dan zou ik 18 augustus 2023 overlijden). Frida Kahlo werd maar zevenenveertig. Het is geen obsessie, maar ik merk dat ik onwillekeurig kijk hoe oud mensen geworden zijn en soms bereken ik dan hoeveel jaar ik nog zou hebben. Maar ook daarin zal ik wel niet uniek zijn, ik heb het vaker gehoord, mensen die boven de vijftig zijn, worden zich langzaam maar zeker bewuster van hun sterfelijkheid en vragen zich af hoe lang nog.

Als ik het goed begrepen heb schreef Heidegger (Heidegger werd zesentachtig) dat mensen leven met het besef van hun sterfelijkheid (Sein zum Tode). Eén van zijn studenten met wie hij een relatie had, Hannah Arendt (Arendt werd negenenzestig), schreef over nataliteit, het idee dat je los kunt komen van je verleden, dat je als mens altijd de mogelijkheid hebt om opnieuw te beginnen, opnieuw geboren te worden. Ik heb die tegenstelling tussen meester en leerling altijd mooi gevonden, de meester die naar de dood keek als wezenlijk onderdeel van het leven, de leerling die naar de geboorte keek als wezenlijk onderdeel van het leven. Doodgaan is onvermijdelijk, het is een basale angst die altijd ergens op de achtergrond een rol speelt, maar het is onverstandig om die angst je leven te laten bepalen. Nataliteit vind ik troostrijk, ook al zitten daar wel grenzen aan, vermoed ik.

Wat ik denk dat er na de dood is? Hetzelfde als wat er voor mijn geboorte was. Maar ik geloof niet in een onstoffelijke ziel of geest dat het lichaam verlaat op het moment dat het lichaam ermee stopt. De enige manier om voort te leven is in de herinnering van anderen, maar daar heb je niets aan als je dood bent, het is hooguit een troostrijke gedachte als je nog leeft. Bovendien komt er een tijd dat niemand meer een herinnering aan je heeft, maar waarom zou ik daar nu om treuren? Er zijn mensen die iets na willen laten, iets wat de herinnering levend houdt, iets stoffelijks of een activiteit dat altijd met hun naam verbonden zal blijven. Ik begrijp dat wel, maar je hebt er na je dood niets aan. In de dood zijn we allemaal gelijk. Wat ik nalaat? Drie mooie kinderen om trots op te zijn en dat is voor mij genoeg.

Tell them I've had a wonderful life moeten de laatste woorden van Wittgenstein zijn geweest (Wittgenstein werd tweeënzestig). Zo denk ik er ook over. Op de vraag van Nietzsche of ik mijn leven opnieuw zou kunnen leven, exact tot in elk detail, zou ik volmondig ja kunnen antwoorden. Het is mijn leven, ik ben niet altijd gelukkig geweest, ik zou met de kennis van nu wellicht andere afslagen genomen willen hebben, maar ik weet niet of ik dan een mooier beter gelukkiger leven zou hebben. Het is mogelijk dat ik de beste versie van mijn leven leef, hoe andere versies hadden kunnen zijn, dat zal ik nooit weten en hoef ik ook niet te weten, ik heb al genoeg aan mijn huidige leven. Er zijn mensen die een voller, rijker leven hebben, er zijn ook mensen die minder mogelijkheden hebben gehad dan ik.

Er zijn altijd verlangens en wensen en als het ene verlangen of wens vervuld is, dient zich wel een nieuwe aan en voordat je het weet ren je je hele leven achter je verlangens en wensen aan. Mijn oudste zoon vroeg me een keer of ik nog iets zou willen zien in mijn leven en ik antwoordde spontaan dat ik de Sagrada Família nog wel zou willen zien, al heb ik grote moeite met steden en moet ik daarvoor Barcelona in. Maar is de wens (tegenwoordig: de droom die nagejaagd moet worden) niet mooier dan de vervulling? Dan sta ik daar in Barcelona en dan zie ik die kerk en dan? Als jongeling wilde ik ooit naar de Festspiele in Bayreuth en ik ben er geweest, tweemaal. Het was mooi en bijzonder, ontegenzeggelijk, ik zou het kunnen afstrepen op mijn wensenlijstje als ik een wensenlijstje had gehad, maar zou ik nu minder gelukkig zijn als het er nooit van gekomen zou zijn? Is het vervullen en afstrepen van een wensenlijst de weg naar een gelukkig(er) leven? Ik ben het eens met boeddhisten die beweren dat er geen weg naar geluk is, de weg zelf is het geluk. Als ik iets geleerd heb ik mijn leven, dan is dat het wel.

Wanneer ik de wensenlijsten van anderen hoor, dan valt het me op, dat het vaak wensen zijn die ver weg zijn, waarvoor gereisd moet worden, waarvoor hobbels genomen moeten worden, waar de bevrediging voor het verlangen inspanning vereist. Dan kijk ik om me heen, als jongeling had ik een droom dat ik ooit zou beschikken over een huis met een privébibliotheek en die bibliotheek, dat mag ik zo langzamerhand wel zeggen, is er gekomen in de loop der jaren en ik ben er blij mee. Maar of ik minder gelukkig zou zijn geweest als ik niet zoveel boeken om me heen had verzameld? Ik denk het niet.

We zijn consumenten van belevingen en ervaringen geworden. Het is terug te zien in reclame, je koopt niet een auto, nee, je koopt een beleving. Je gaat niet naar de bibliotheek om een boek te lenen, nee, je gaat naar de bibliotheek om iets te ervaren, je bezoek moet een belevenis zijn. En het toverwerkwoord is genieten. Overal hoor ik dat terug, je gaat het podium op, je gaat de sportwedstrijd in, niet om de beste, mooiste, geweldigste te willen zijn (wat vaak wel zo is), nee, om plezier te hebben en te genieten, om een mogelijk teleurstelling alvast voor te zijn en weg te wuiven. Met sociale media hebben we nu ook de mogelijkheid om al die belevenissen en ervaringen optimaal te delen met de impliciete boodschap ‘kijk mij nou eens, kijk eens wat een leven ik heb, kijk mij genieten' en ik moet me ervoor behoeden dat niet te verstoren met een slechte grap op het verkeerde moment. Met al die belevenissen en ervaringen is het als met roken. Het effect van de dopamine van de ene sigaret is nog niet uitgewerkt of de behoefte aan de volgende dient zich al weer aan. We zijn verslaafd geraakt niet alleen aan het kopen van producten, maar ook aan beleven en ervaren.

Soms denk ik wel eens dat het is om maar niet de stilte te hoeven horen, de leegte te ervaren, te hoeven denken dat we Sein zum Tode, dat we sterfelijk zijn. Heftig en intens leven om het tegendeel te overstemmen. Ik ben geneigd om het om te draaien. Juist wel de stilte, juist wel de leegte, juist wel het besef van sterfelijkheid om in de ruimte die dat geeft illusies te creëeren, kunst en literatuur, religie wellicht (waarbij ik religie zie als een al of niet vrijwillig gekozen levensvisie volgens welke men wil of moet leven).

Maar jwl, waar haal je de arrogantie vandaan om zo over het leven van anderen te oordelen? Dat doe ik niet, het is geen oordeel en het is evenzeer een zelfportret. Ik ben me zeer bewust dat wij allen menselijk, al te menselijk zijn en dat geldt ook voor mij. Wie de schoen past (of het glazen muiltje), bij wie de schoen wringt en of ik op tenen ben gaan staan (ik ben nu eenmaal een slechte danser), daar ga ik niet over, dat moet iedereen maar voor zichzelf nagaan. Ik probeer een milde glimlach te cultiveren voor de menselijkheid van anderen en die van mezelf. We zijn allemaal geboren (in het leven geworpen), we gaan allemaal dood en daartussenin leven we, hetgeen ook betekent dat we elke dag een beetje sterven, maar ook elke dag de mogelijkheid hebben om opnieuw te beginnen, opnieuw geboren te worden. Pluk de dag om maar niet aan sterven te denken? Of gedenk te sterven om de dag te plukken.

1916 | 15.10.2022

16

zondag, 9 oktober 2022. - Ik vergeleek het wel eens met een steen in mijn hoofd, een steen die steeds zwaarder wordt. Soms voelde ik die steen al bij het opstaan, maar er waren ook dagen dat die steen zich in de loop van de dag aandiende. Het kon ook ineens, floep, weer weg zijn. De vergelijking met een steen gaat eigenlijk niet op, want zo massief voelt het niet. Het is eerder een hoop watten met het gewicht van een steen. Soms zit ik dan minutenlang met mijn hoofd in mijn handen, soms voel ik mijn traanklieren gestimuleerd worden. Dan, plotseling, is er weer een open plek waar licht valt (Lichtung).

Door terug te denken probeer ik de oorzaak te achterhalen. Wanneer heb ik me te druk gemaakt? Heb ik teveel indrukken opgedaan? Was het het gesprek met mijn buurman gisteravond? Terwijl ik toch een goede nacht geslapen heb en uitgerust ben opgestaan? Het whatsapp-gesprek met M* dan vanochtend? Ik weet het niet. Ik denk dat de vermoeidheid ergens op een plek zit waar ik eenvoudigweg niet bij kan. Het enige dat helpt is bezig blijven, maar met een lagere intensiteit, in een omgeving met rust en stilte en dan maar hopen en vertrouwen dat de mist optrekt.

Het is in ieder geval een aangename dag. De zon schijnt mooi op de bomen aan de overkant. Het loof is al aan het verkleuren van geelgroen naar geel, naar bruin. Over een paar maanden zullen de bomen kaler zijn, zal er meer diepte in het bos zichtbaar worden.

Dat is het uitzicht vanachter mijn werkplek, het voorbijgaan van de seizoenen, de cyclische tijd. Hoezeer de mens ook graag rechtlijnig wil denken, de natuur lijkt daar geen boodschap aan te hebben. En was het niet dichteres Diana Ozon die zich ooit afvroeg of we wel rechtlijnig kunnen denken in een ronde schedel?

1918 | 16.10.2022

17

maandag, 10 oktober 2022. - Paulina Chiziane (1955) is geboren en getogen in Mozambique. Noem haar geen romanschrijfster, maar liever verhalenvertelster. Zo begint de introductie van de vertaalster Finne Anthonissen van Paulina Chiziane. Zo werd ze zonder dat het haar bedoeling was de eerste gepubliceerde vrouw in Mozambique én de eeste zwarte vrouw die bekroond werd met de Prémio Camões, de hoogste literaire onderscheiding in het Portugese taalgebied. Waarna een fragment uit haar debuutroman volg, een fragment dat me ogenblikkelijk te pakken heeft.

Ik verlang naar de Save, naar het blauwgroene water van mijn rivier. Ik hunker naar de groene rietstengels die wuiven in de wind, de velden in duizend harmonieuze kleuren, de mangobomen, de kasjoebomen en de eindeloze rijen palmbomen. Ik zou willen dat ik terug kon naar de bossen uit mijn kindertijd, dat ik weer als een hagedis in eeuwenoude bomen kon klimmen en wilde vruchten kon eten in de koelte en de vrijheid van het uitgestrekte groen. Ik ben al oud en voel het einde van mijn reis naderen, maar met elke dag die voorbijgaat ontvlamt mijn borst als een aangestoken kaars in de meimaand van Maria, en komt het verleden weer terug als een rozenkrans van herinneringen die al lang geen herinneringen meer zijn maar belevenissen die zich steeds opnieuw afspelen zodra ik mijn ogen sluit en de grenzen van de tijd oversteek.
(…)
Heb ik ooit echt liefgehad? Bestaat de liefde echt? Ik weet niet of ware liefde bestaat, maar er is me wel ooit iets overkomen. Een soort van betovering, een mysterie, waanzin, dat was het.

Paulina Chiziane 'Liefdeslied in de wind' in: Terras 22, 93

* * *

Het is een bewolkte dag, maar ik voel me beter dan de afgelopen dagen, de afgelopen weken zelfs. Het lijkt alsof de wolken die de lucht grijs kleuren zo uit mijn hoofd vertrokken zijn. Nu is het de kunst om rustig te blijven en niet proberen alles in de halen wat ik de afgelopen tijd hebt nagelaten. Bewaar de balans, dat moet toch voor iemand die onder sterrenbeeld Weegschaal geboren is niet moeilijk zijn? In ieder geval, het vallen van de herfstbladeren is nu echt begonnen.

* * *

Als we praten over de opwarming van de aarde, zijn we bovendien geneigd om naar de toekomst te kijken. Naar de doelen voor 2030, de verwachte temperatuurstijging in 2050. Veel minder aandacht is er voor de manier waarop de geschiedenis doorwerkt in het heden, terwijl dat cruciaal is om te begrijpen hoe we in deze planetaire noodtoestand zijn beland. Zonder een goed begrip van het kolonialisme kunnen we de uitbuiting van de planeet niet doorgronden, betoogt Ghosh.
(…)
Sinds het begin van het kolonialisme is het Westen de status-quo-macht geweest, zegt Ghosh in het parlement. Het is psychologisch ontzettend moeilijk te verwerken dat die dominantie ten einde komt.
(…)
Mensen zijn mimethische wezens, zegt Ghosh, wij begeren wat de ander begeert, bootsen elkaars consumptiegedrag na. Met dank aan de reclame-industrie is er een mondiaal patroon van verlangen ontstaan. De enige oplossing is een radicale versobering van onze levensstijl, gelooft Ghosh.

Jaap Tielbeke 'Profiel Amitav Ghosh. De wereld als grondstof' in: De Groene Amsterdammer 2022/40, 45 en 47

1920 | 17.10.2022

18

dinsdag, 11 oktober 2022. - Durven is wat het leven de moeite waard maakt, staat als kop boven een interview met Elke Geurts. Ik lees het artikel en kom er al snel achter dat het allemaal wat genuanceerder ligt en mevrouw Geurts is natuurlijk niet verantwoordelijk voor de kop boven het artikel. Toch irriteert de kop. Er zijn vele manieren om uit een ongelukkig leven te komen, maar om nu jouw wijze te poneren als algemeen geldig, dat gaat mij te ver. En bovendien, is mijn leven niet de moeite waard omdat ik niet durf?

Ik kom ze tegen, mensen die het ook moeilijk gehad hebben en die me overladen met adviezen. Wanneer ik daar dan niet in mee ga, dan wordt er meewarig gedaan. Nou, als jij tevreden bent met je huidige leven, dan is dat jouw keus.

Het is natuurlijk altijd mijn keus, maar een keus wordt mede bepaald door omstandigheden. Meestal wordt daar schamper over gedaan, wordt er gesuggereerd dat ik dan maar beter mijn best moet doen, dat ik meer durf zou moeten hebben. Dat is vaak de achterliggende gedachte, dat oorzaak en verantwoordelijkheid compleet bij mij gedumpt kan worden, zodat de ander er klaar mee kan zijn. Bovendien, voor hulp heb je hulpverleners waar je terecht kunt, dus laten wij het nu over iets leuks hebben.

Soms is het voor mij ook niet duidelijk of ik een bepaade keuze niet durf te maken of niet wil maken. Willen, durven of kunnen, that's the question. Niemand vraagt wat voor mij werkt en dat is waar ik zo vaak tegenaan loop, mensen die zo goed weten wat goed voor me is, maar zich niet afvragen waar ik behoefte aan heb, laat staan dat ze er naar vragen.

Wat bij mij werkt is juist acceptatie van mijn zwakheden, door mezelf en door anderen, en niet de bestrijding ervan. Ik hoef niet te bewijzen dat ik iets durf, naar mezelf niet, naar anderen niet. De paradox is juist, dat als ik accepteer dat ik angsten heb, die angsten door die acceptatie ineens minder worden, soms zelfs verdwijnen.

Ik herinner me één van mijn eerste gesprekken met een hulpverleenster. Ik vertelde dat bij mij alles zo langzaam gaat, dat waar anderen doortastend en energiek zijn, ik eerst eindeloos om de hete brij heen moet lopen voordat ik een beslissing kan nemen (en dan maar al te vaak nog niet). Ik was compleet verrast toen zij reageerde met de opmerking nou, dan doe je er langer over dan anderen, is dat een probleem? Zoiets had nog nooit iemand tegen mij gezegd en het is ondertussen jaren geleden, ik moet mezelf hier nog vaak aan herinneren, want het accepteren dat bij mij alles langzamer en moeizamer gaat, dat er bij mij steeds weer van die eigenaardige angsten opspelen, daar heb ik nog steeds grote moeite mee. Toch vind ik mijn leven niet waardeloos.

1922 | 18.10.2022

19

woensdag, 12 oktober 2022. - M* is jarig vandaag, ze is vijftien geworden.
'M* is mijn favoriete dochter.'
'Je hebt maar één dochter!'
'Kun je nagaan!'
Ze is fan van k-pop en k-drama, dus appte ik haar de felicitaties in het Koreaans. (Dat werkwoord appen, ik kan er maar niet aan wennen.)

* * *

De eilandbewoners waren niet talrijk, er waren er in totaal maar zo'n vijftienduizend, maar ze verzetten zich zo hardnekkig dat in 1621 de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, Jan Pieterszoon Coen – die vandaag de dag bekend staat als de uitvinder van het aforisme 'Geen oorlog zonder handel, geen handel zonder oorlog' – besloot dat het Banda-probleem een definitieve oplossing behoefde: de eilanden moesten worden ontdaan van hun bewoners. Zodra de Bandanezen weg waren, zouden kolonisten en slaven worden aangevoerd om een nieuwe plantage-economie in de archipel te creëren. Dus leidde Coen in februari 1621 een Nederlandse vloot naar de Banda-eilanden en gaf hij de bewoners opdracht hun dorpen en huizen te verlaten. In april 1621 kwam Coen met zijn definitieve oplossing: op zijn bevel roeiden de Nederlanders in een paar weken tijd de hele bevolking van de eilanden uit – enkele duizenden werden gedood, enkele duizenden stierven van honger of ziekte, en de rest werd tot slaaf gemaakt en gedeporteerd. Binnen een paar maanden hadden de Bandanezen, ooit een trotse en ondernemende handelsgemeenschap, als volk opgehouden te bestaan. Hun wereld was in nog geen tien weken tot een einde gekomen. De Bandanezen behoorden daarmee tot de eerste slachtoffers van een plaag die nu de hele planeet dreigt te overspoelen: de 'grondstoffenvloek'.

Amitav Ghosh 'De aarde was nooit wat ze leek. De vloek van nootmuskaat' in: De Groene Amsterdammer 2022/40, 48

Wie dit leest kan toch niet meer met volle overtuiging volhouden dat Jan Pieterszoon Coen een standbeeld verdient in zijn geboortestad Hoorn? Waarom een massamoordenaar op een voetstuk laten staan? Het standbeeld weghalen uit de publieke ruimte is niet de geschiedenis herschrijven, dat is de geschiedenis herwaarderen.

Wij Europeanen, het wordt tijd dat we onze gemeenschappelijke geschiedenis opnieuw tegen het licht houden. Hoeveel culturen en samenlevingen heeft onze geschiedenis van kolonialisme niet kapot gemaakt of vernietigd onder de vlag van vooruitgang en het ene ware geloof? Die vooruitgang waarbinnen de industrialisering geleid heeft tot een klimaatcrisis waar vele samenlevingen op de wereld nu grote overlast van ervaren. Vooral de landen die niet of nauwelijks verantwoordelijk zijn voor de klimaatcrisis.

In Europa zijn nu vele mensen die vrezen voor omvolking, het teloor gaan van onze cultuur omdat er zoveel mensen uit andere werelddelen naar ons toekomen. De hypocrisie! Het zijn de aanhangers van de omvolkingstheorie die de zogenaamde grootsheid van onze cultuur in ere willen herstellen, een grootsheid die mede verovert werd door bloedvergieten en omvolking van andere werelddelen. En dat er blanke Amerikanen zijn die in omvolking als complot geloven is werkelijk absurd, ik vraag me af wat de afstammelingen van de Indianen daarvan denken!

* * *

Waarom Coltrane (veertien jaar ouder) specifiek Sanders vroeg heeft hij nooit helemaal begrepen. Ik denk niet dat hij mij of een andere saxofonist nodig had, zei Sanders in 2020 tegen The New Yorker. Een verklaring gaf Coltrane ook niet toen ze eenmaal veel samen speelden. Hij zei altijd tegen me: "Speel." Dat is wat ik gedaan heb. (…) Achteraf beschouwd zouden ze tot aan Coltrane's dood, twee jaar later, breken met de wetten van de traditionelere jazz-muziek en de basis leggen voor wat de hoogtijdagen van de spirituele freejazz waren. Gek genoeg deden ze dat vrijwel zonder onderlinge communicatie. Ik heb hem nooit iets over muziek gevraagd, zegt Sanders. Ik vond het heerlijk om bij hem in de buurt te zijn, omdat ik ook niet zoveel praat. Hij zou nooit een gesprek beginnen. We speelden gewoon. (…) De jazzlegende was een man van weinig woorden. Vaak kwam hij binnen, nam een album op zonder gerepeteerd te hebben en vertrok zonder veel te zeggen.

Daan Stoop 'Het einde. Pharoah Sanders 13 oktober 1940 – 24 september 2022' in: De Groene Amsterdammer 2022/40, 74

Pharoah Sanders Quartet The Creator Has a Master Plan
John Coltrane & Pharoah Sanders Evolution

1924 | 19.10.2022

20

donderdag, 13 oktober 2022. - Onrustige nacht met veel heldere dromen, maar nu ik aan het schrijven ben, kan ik de beelden niet meer terughalen.

Ik zag slechts een hand achter het raam van het portier en uit de houding van de hand kon ik opmaken dat het een mobiele telefoon vasthield. Een vrouwenhand, onmiskenbaar. De hand was wel lang aan het telefoneren en ik had niet alleen het gevoel dat ik naar de hand keek, maar dat de hand ook terugkeek. Big sister is watching you. Er dwarrelen complotten door mijn hoofd zoals blaadjes van bomen dwarrelen.

Heel uitzonderlijk is het niet, er wordt hier vaker geparkeerd om te telefoneren. Soms ook wordt er geparkeerd en stapt er iemand zeer gehaast uit om te verdwijnen achter het vierkante gebouwtje in het bos, een gebouwtje met een bliksemflits erop. De gehaaste personen komen vaak na enkele momenten weer ontspannen en zichtbaar opgelucht terug en vertrekken dan weer. Anderen verdwijnen met één of meer honden het bos in. In het weekend zijn het soms hele groepen met skistokken. Eerst wordt er uitgebreid begroet en bijgekletst, voordat men tussen de bomen verdwijnt. Na een uurtje komen ze weer terug en dan neemt men uitgebreid afscheid van elkaar. Of er worden fietsen uitgeladen voor de mountainbike trail, vaak ook hele groepen. Fietsen worden uitgeladen uit busjes of van een fietsrek gehaald. Iedereen in speciale kleding natuurlijk, maar verder dezelfde routine als de mensen met de skistokken.

Wanneer ik na enige tijd weer opkijk vanachter mijn bureau is de hand verdwenen. De persoon waarbij de hand hoorde lijkt ook niet in de auto te zitten. Het uitstappen is me ontgaan. Ik verwacht elk moment iemand aan de deur, maar de bel gaat niet en er wordt ook niet op het raam gebonst zoals de pakketbezorger dat doet. Ik glimlach om mijn teveel aan fantasie. Wanneer ik een kwartier later weer kijk is de auto verdwenen. Niets aan de hand dus.

* * *

vrijdag, 14 oktober 2022. - Volgens het Wereld Natuur Fonds bevindt de planeet zich op een omslagpunt in de biodiversiteitscrisis, schrijft het NRC vandaag, weliswaar op bladzijde 3, maar niet op de voorpagina. Het Wereld Natuur Fonds (WWF) meldt in zijn tweejaarlijkse Living Planet Report dat over de hele wereld de grootte van populaties in het wild levende zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen tussen 1970 en 2018 met gemiddeld 69 procent is gedaald. Ik word daar zo verdrietig van, maar het is als met het overlijden van een naaste: terwijl jij rouwt en verdrietig bent, leeft de rest van de wereld gewoon door alsof er niets gebeurd is.

Het stoppen van klimaatverandering zou bovenaan alle lijstjes moeten staan. We kunnen nog zoveel crises aanpakken en oplossen, als deze planeet straks onleefbaar is geworden heeft het oplossen van die andere crises geen zin gehad. Natuurlijk hoeft de ene crisis de andere niet uit te sluiten, maar het lijkt – nou ja, ik weet het eigenlijk wel zeker: economie gaat immers voor klimaat, zodat we in ieder geval welvarend de opwarming tegemoet gaan – alsof de klimaatcrisis elke keer moet wijken voor al die andere. We schuiven het nog even voor ons uit. Tot sint-juttemis.

1925 | 21.10.2022

21

zondag, 16 oktober 2022. - Het wordt opgemerkt dat ik niets aan de muur heb hangen. Geen posters, geen schilderijen, niets. Sowieso zijn er weinig attributen in mijn woonkamer, het is soberheid dat de klok slaat. Veel bezoekers zullen het saai vinden, maar ik leef daar, ik heb behoefte aan zo min mogelijk indrukken. (Tegenwoordig spreekt men van prikkels, ik weet niet waarom. Een prikkel zie ik als iets oppervlakkigs, een sensatie van een zintuig, een indruk gaat dieper.) Ik hoef geen statement te maken met de inrichting van mijn huis, al zou je kunnen zeggen dat het ontbreken van een statement ook een statement is. Het enige attribuut dat wellicht opgemerkt zou kunnen worden is een boeddhabeeldje dat ik ooit gekregen heb van iemand die me dierbaar is. Ik vind het een zeldzaam mooi boeddhabeeldje, het is van hout en van bescheiden grootte. Sinds een jaar staan er planten in mijn woonkamer, hetgeen een revolutie genoemd mag worden in huize Lubbers. Planten en bloemen, ik vind ze altijd in de weg staan. Wie groen wil zien kijkt bij mij maar naar buiten, daar is groen genoeg. Het enige dat kleur geeft in mijn woonkamer zijn de boeken, maar dat zal niemand verbazen. In mijn slaapkamer hangen vaderdagcadeautjes aan de muur waar ik nog altijd met enige vertedering naar kan kijken. Op mijn werkkamer heb ik de neiging om van alles aan de muur te hangen. Foto's die me inspireren, uitspraken die me herinneren. Maar ik haal ze even snel weer weg als het teveel wordt. Gisteren heb ik een foto geprint en opgehangen, een portret van een indiaanse vrouw, zo vermoed ik, die me ineens opviel. Het is haar blik, het zijn haar ogen die me intrigeren.

* * *

Een collega vroeg me een keer of ik een tieten- of een benenman ben. Ik antwoordde dat het reduceren van een vrouw tot tieten en benen wel heel kortzichtig is. Hij lachte, hij wist toch zeker dat de seksuele blik van de man er was, dus we moesten daar maar niet hypocriet over doen. Ik vertelde hem dat ik hem dan moest teleurstellen, ik val voor de uitstraling, de blik, de ogen. En ja, misschien dat ik daarna mijn mannelijke blik ook de kost zou geven, maar een omgekeerde volgorde kan ik me nauwelijks voorstellen, behalve dan als het de vrouw erom te doen is, dat ze zich zo gekleed en opgemaakt heeft, dat mijn blik naar haar lichaam getrokken moet worden, maar dat ervaar ik doorgaans als irritant en vervelend, dus dat heeft bij mij uiteindelijk een negatief effect. Verder, zei ik, heb ik een hekel aan rode nagellak en lippenstift, aan al datgene dat maar overdreven aandacht wil trekken. Hoge hakken, ook al zo'n gruwel, en nauwsluitende kleding, niet aan mij besteed. Liever kijk ik in iemands (onopgemaakte) ogen en verdwaal daarin, maar dat is een zeldzaamheid.

* * *

Toen ik een keer aan iemand vroeg die het weten kon of hij nog tips had, kwam hij met het advies om elke dag een uur te schrijven. Plan een vast uur en ga schrijven, maakt niet uit wat er komt. Het is waar, merk ik de laatste weken nu ik me voorgenomen heb dit dagboek te schrijven. Eenmaal bezig, komt het vanzelf. Het boeit me niet of het goed of relevant is (relevantie vind ik sowieso een kenmerk van een tekst dat me totaal niet interesseert). Al vraag ik me wel af wanneer de stroom zal opdrogen. Het is goed dat mijn gedachten een uitgang, hoe klein ook, gevonden hebben.

* * *

Warmte en vocht en de foto's van paddenstoelen stromen binnen op instagram. Er zitten hele mooie foto's tussen. Het is vandaag goed wandelweer, maar ik weet dat het waarschijnlijk heel druk zal zijn met weekendwandelaars in het bos en dan blijf ik liever weg. Misschien morgen.

1926 | 23.10.2022

22

maandag, 17 oktober 2022. - Femke Brockhus was te gast in het pogramma Brommer op zee. Brommer op zee is niet mijn ideale boekenprogramma, maar ja, het is een boekenprogramma en ik moet het er maar mee doen. Er is in ieder geval liefde voor het boek en ik kijk en luister nu eenmaal graag naar mensen die enthousiast lezen en schrijven.

De eerste roman van Femke Brockhus Laat het stil zijn (alleen die titel al!) maakte veel indruk op me. Ik houd van haar uitgepuurde taal, ik houd van haar stijl die geen woord teveel bevat. Die stijl is voor mij geen voorwaarde voor een goed boek, maar het trekt wel eerder mijn belangstelling.

Femke Brockhus wil dat elk woord klopt, dat elke zin staat en dat er geen ruis in komt. Ik herken dat, al houd ik me daar niet altijd aan (en zeker niet in deze dagboeknotities). Het nieuwe boek van Brockhus gaat over afwezigheid en de afwezigheid van ruis in haar stijl resoneert natuurlijk mee met het verhaal. Overigens, de titel Laat het stil zijn verwijst ook al naar een afwezigheid.

Ik ben niet per se een voorstander van het voorschrift show, don't tell, een boek met een goed verhaal dat simpelweg verteld wordt, kan zeker op mijn belangstelling rekenen (ik denk aan een verhalenvertelster als Anjet Daanje). Soberheid, karigheid, veel witregels, poëtisch proza, ik vind het mooi, maar het moet geen maniertje worden. Ik houd niet van ruis, ik houd niet van een schrijver die voortdurend wil uitleggen, ik houd niet van nadrukkelijk nuanceren (bijvoorbeeld tussen haakjes).

Waar ik helemaal een hekel aan heb is om een zin tussen twee witregels te zetten om daarmee de gedachte achter die zin te benadrukken.

Effectbejag, daar heb ik de grootste hekel aan in teksten en nu ik toch bezig ben, het gebruik van 'moeilijke' woorden om een tekst een zweem van cachet te geven, om de eigen intellect te benadrukken, schrijvers, laat dat, houdt op met die ijdelheid! Ik haat onnodige pretentie in een tekst.

De kunst is om een boodschap eenvoudig onder woorden te brengen, om een verhaal te vertellen zonder overtollige ballast. Ik ben jaloers op schrijvers die met precies genoeg woorden hun verhaal mooi en stijlvol kunnen overbrengen. Femke Brockhus kan dat.

1928 | 24.10.2022

23

woensdag, 19 oktober 2022. - Gisteravond relatief lang in het intrigerende boek The Web of Meaning van Jeremy Lent gelezen. Tijdens het lezen wilde ik er al over schrijven, maande ik mezelf om één en ander te onthouden voor later, maar later ... Zo werkt dat bij mij, ideeën om over te schrijven moeten eerste door de mallemolen van mijn gedachtenwereld, ze moeten van alle kanten belicht worden om ook de duistere kant te kunnen ontdekken, ze moeten vermengd worden met al het andere gelezene, met mijn ervaringen, zodat het uiteindelijk zo homeopatisch verdund is, dat het residu voor een ander onopgemerkt in een bijzin verdwijnt. Wellicht dat ik daarom niet (goed) over boeken en schrijvers kan schrijven. Ik lees niet om over het gelezene een mening te vormen, nee, ik lees om op ideeën te komen die zich vermengen met vroegere lees- en levenservaringen, zodat daar hopelijk op een dag iets uit voortkomt wat ik dan weer zelf kan opschrijven. Maar dat voortkomen en opschrijven laat zich bij mij niet afdwingen, ik kan hooguit de context creëren waarin dat kan gebeuren.

1930 | 26.10.2022

24

zondag, 23 oktober 2022. - Van vrijdagmiddag tot en met zondagochtend in Friesland geweest om zaterdag met mijn zus en zwager naar een uitvaart in Heerhugowaard te kunnen gaan. Veel, heel veel gepraat, ik liep weer eens leeg in een paar dagen. Nu ik weer thuis ben, bespringt me de vermoeidheid uit alle hoeken en gaten. Ik meende een eetafspraak te hebben, maar daar bleek onduidelijkheid over te bestaan, dus dat ging niet door. Boodschappen gedaan en afscheid genomen van de kinderen die nu een week met hun moeder op vakantie gaan.

Hoe vaak ben ik niet met de trein van Utrecht naar Leeuwarden gegaan, en vice versa? In het begin van mijn studietijd bijna één keer in de twee weken met een tas vol wasgoed. Toen nog met de trein vanuit Den Dolder naar Amersfoort om daar op de doorgaande trein naar Leeuwarden te gaan. Altijd het achterste deel, want het voorste deel werd dan in Zwolle losgekoppeld en reed door naar Groningen. De tijd dat elk station nog een loket had waar je met munten en biljetten (guldens!) nog je treinkaartje kocht. De tijd dat er nog rookcoupés waren en het was balen wanneer ik daar geen zitplaats kon vinden. Twee uren niet roken, dat stond garant om prikkelbaar aan te komen en bij aankomst snel nog een sigaret weg te werken. De tijd ook waarin ik op zondagavond de terugreis nam en dan maar al te vaak tussen luidruchtige, sterke verhalen vertellende dienstplichtigen zat die met hun plunjezakken zo veel mogelijk de doorgang blokkeerden. Als dienstweigeraar in spe had ik altijd wat medelijden met die jongens en werd ik bevestigd in mijn overtuiging dat ik in het leger werkelijk niets te zoeken had.

Hoe ongemakkelijk een treinreis soms ook kan zijn, ik heb nooit echt een hekel gehad aan de trein. Toen in een andere tijd de auto zijn intrede deed in het gezin, gingen we niet meer met de trein. Toen ik zelf een rijbewijs had en wel eens van Friesland naar Utrecht reed, besefte ik hoe vermoeiend dat kan zijn, hoeveel spanning dat ook kan geven en dan dacht ik nog wel eens terug aan de trein. De trein doet er misschien wat langer over, maar hé, je kunt ontspannen een boek lezen of naar buiten kijken (oké, niet altijd, maar vaak toch wel). Op en neer naar Friesland in mijn studententijd (hoe langer ik studeerde, hij groter de tussenpozen werden tussen de weekenden naar huis), met de trein op een neer naar Amsterdam voor mijn werk en later nog tweemaal per week voor mijn werk op en neer naar Nijmegen. Ik heb in die tijd alles wel een keer meegemaakt: vertragingen, omleidingen, te volle treinen, stilstaande treinen en door een sneeuwstorm niet thuis kunnen komen uit Amsterdam omdat het openbaar vervoer helemaal niet meer reed.

Een ander verschil tussen de eerste jaren van mijn studie en later ook nog mijn werk, was wel dat de krant waarachter men zich verschuilde verdwenen is. Eerst zag je overal het broadsheet formaat opengevouwen worden, altijd te breed als je een medepassagier naast je had. Het vouwen van dat formaat vereiste wat oefening en handigheid. De eerste jaren dat ik met de trein naar Amsterdam ging zag ik 's ochtends altijd een zee van Telegrafen, dus dan wist je meteen waar de nare rechtse mensen zaten. De mensen met een Volkskrant waren natuurlijk ogenblikkelijk sympathiek en van de NRC-lezers wist je dat ze de avond ervoor geen tijd hadden gehad om de krant te lezen. Die krantenzee werd minder toen het tabloid formaat zijn intrede deed en verdween daarna helemaal toen de smartphone gemeengoed werd. Nu zie je swipende, appende en streamende mensen zitten en heel soms nog iemand die schichtig een boek leest.

De rookgedeelten hebben ruimte gemaakt voor de stiltecoupés. Ik maak maar zelden gebruik van een stiltecoupé, want het is juist daar waar je het meeste last hebt van geluid. Als je pech hebt komen er mensen binnen die het ontgaat dat ze in de stiltecoupé gaan zitten, die vrolijk een gesprek beginnen en dan is er altijd wel een opgewonden standje die ze met ingehouden woede erop wijst dat ze in een stiltecoupé zitten. Liever lees ik in het geroezemoes van een gewone coupé. In de tijd dat ik op en neer naar Amsterdam reisde, heb ik me geoefend in zeer geconcentreerd lezen. Helaas ben ik die vaardigheid nagenoeg kwijt.

1932 | 30.10.2022

25

donderdag, 27 oktober 2022. - Ik wil schrijven over de uitvaart waarbij ik afgelopen weekend was, over de aard van uitvaart, maar ik vind het moeilijk om de juiste woorden te vinden. Ik zou het calvinistisch willen noemen als dat woord geen negatieve bijsmaak zou hebben.

Ik heb niets met Johannes Calvijn. Om meer over hem en het calvinisme te weten te komen ben ik ooit in zijn boek De eeuwige voorbeschikking Gods gedoken. Het is één van de zeldzame boeken die ik niet zal uitlezen. Ik kwam door het lezen van het boek niet zozeer meer over het calvinisme te weten, maar vooral kwam ik erachter – en ik weet het niet anders te verwoorden – dat Calvijn een grote klootzak was. Zelden heb ik me zo zitten ergeren en boos zitten maken bij het lezen van een boek.

Wanneer ik het woord calvinisme gebruik, denk ik niet in de eerste plaats aan een theologische stroming, maar eerder aan het gebruik ervan in onze alledaagse taal. Dan staat het voor ingetogenheid, soberheid en zuinigheid, niet te koop lopen met je verdiensten, een arbeidsethos en staan voor je principes. Alhoewel ik niet aan al die eigenschappen voldoe, noem ik mijn hang naar eenvoud en soberheid wel eens mijn goddeloze calvinisme.

Doe maar normaal dan doe je al gek genoeg, die uitdrukking heeft iets calvinistisch en in de Friese dorpsgemeenschap waar ik ben opgegroeid was het de ongeschreven norm. Vooral niet je kop boven het maaiveld uitsteken. Indertijd vond ik dat beklemmend, maar nu begrijp ik, dat je wel degelijk anders en bijzonder mocht zijn, maar dat je je er niet op mocht laten voorstaan, niet pretentieus mocht zijn, jezelf niet meer vinden dan anderen. Ik ben dat in zekere zin gaan waarderen. Ondanks alle verschillen zijn we gelijkwaardig en dat betekent dat je je niet meer voelt dan de rest. (Dat dat ideaal in praktijk maar al te vaak niet werkte, laat ik even voor wat het is.) Tegenwoordig worden verdiensten van mensen breed uitgemeten in de media, maar de kers op de taart is altijd, dat ondanks al die verdiensten hij of zij altijd zo gewoon gebleven is. Dat dat laatste vaak zo ergerlijk is is niet omdat ik dat niet zou waarderen, maar omdat het zelden waar is. Er zit meer Friesland in mij dan ik zou durven vermoeden.

In de multiculturele samenleving is ook de uitvaart stilaan aan het veranderen. Het mag extraverter wanneer men dat wil. Toch krijg ik de indruk dat een introverte uitvaart nog altijd kan rekenen op waardering, in ieder geval bij mij. Het is een ritueel dat een glimlach op mijn gezicht tovert. Ik begrijp het zelf nog steeds niet, dat ondanks het verdriet dat ik ook voel, ik ook altijd blij ben. Misschien wel, omdat het nog één van de laatste gebieden is waar de mens zijn natuurlijke gang nog gaat. Men sterft, het is volbracht, het is voltooid. Het werd, het was, het is gedaan, zijn de laatste woorden van een gedicht van Vasalis dat op de rouwkaart stond. Ik zie in de dood niet alleen een afscheid, maar ook een voltooiing van een cylus, zo vermoed ik.

Gisteravond werd ik getroffen door een passage in het boek van Frida Vogels. Ze was in Amsterdam (ze woont met haar Italiaanse man in Bologna) om haar vriend Frans (en zijn poes Roodje) nogmaals te bezoeken, een vriend die zeer ernstig ziek is en niet lang meer zal leven. Ze weet dat haar bezoek de laatste keer zal zijn en ook Frans weet dat. Hoe neem je dan afscheid? De volgende passage ontroerde mij diep.

Na twee weken namen we afscheid. 'Ik heb Stefano beloofd dat ik niet te lang weg zou blijven.' 'Dat heb ik begrepen.'
We spraken af, dat ik op zijn begrafenis zou komen. Er moest grint op de begraafplaats liggen, zei hij. En toen was het voorbij.
Ik stak de drukke winkelstraat over en keek nog een keer om. Ik liep het park aan de overkant in. Ik keek naar de kale, plechtige bomen met flarden mist ertussen, naar het zachte ijs waarop roerloze eenden stonden. Ik huilde niet, noch had ik daar behoefte aan. 'Moerascypressen,' zei ik tegen mezelf. Er stonden een jongen en een meisje langs het pad; de jongen had zo'n apezakje voor met erin een schreeuwend pasgeboren kind.
– 'Ik weet niet hoe we afscheid moeten nemen. – Ik weet het ook niet. – Alles wat je kunt zeggen, is theater.' – En dus hadden we bijna niets tegen elkaar gezegd; ik had mijn jas aangetrokken, mijn tas omgedaan en was weggegaan, de kamer uit, de schuifdeur door, de trap af, net als alle vorige keren, met mijn hand in mijn zak om die loper. Roodje goeiendag zeggen, bedacht ik, was ik vergeten.

Frida Vogels De harde kern 2, 618

Alles wat je kunt zeggen, is theater.

1934 | 3.11.2022

26

zondag, 30 oktober 2022. - De dag van de stilte. Voor mij is het elke dag de dag van de stilte, in welke vorm dan ook. Vandaag was het weer tijd voor de periodieke stof, zuig en schoonmaak – dus mochten mijn buren de stiltedag vieren – sorry voor de stofzuiger!

In Taizé ben ik mijn geloof verloren, maar ontdekte ik de stilte. Dat is niet helemaal waar, ik had de stilte al wel ontdekt, maar het was altijd verbonden geweest met fysieke stilte. In Taizé was de vrijdagmiddag een middag van zwijgen. Dat was niet verplicht, maar voor wie dat wilde. Ik ging op vrijdagmiddag altijd naar het kerkje in Ameugny. Het moet ergens in die jaren zijn geweest, dat stilte voor mij niet meer alleen een afwezigheid van geluid werd, maar ook een innerlijke stilte, een stilte om te bewaren in een rumoerige wereld en ik vind dat nog steeds heel moeilijk.

* * *

maandag, 31 oktober 2022. - Ik zie er tegenop, ik zie er als een berg tegenop. Vanavond schaken in Hoogland. Het is niet Hoogland, maar de reis ernaartoe. Maar misschien ook het schaken. Elke keer merk ik dat ik geen zin heb om te schaken en dat ik mezelf moet overtuigen dat als ik er eenmaal ben, dat het dan wel weer goed is. Maar ik overtuig mezelf elke keer minder goed. Daarom dwing ik mezelf min of meer tot schaken, door weer onderdeel te zijn van een zestal zodat er op mij gerekend wordt, door me op te geven in een zeskamp zodat ik niet weg kan blijven op een competitieavond. Ik heb besloten dat dit seizoen een beslissing genomen moet worden. Komt de liefde voor het spel niet terug, is het elke keer weer een strijd om me achter het bord te krijgen, dan moet ik de conclusie gaan trekken en een andere bezigheid zoeken. Want dat wil ik volhouden, dat ik elke week minstens één avond een activiteit heb waar ik graag heen wil.

Enige maanden geleden las ik een oproep in een regionaal krantje. Een leesgroep filosofie zocht nieuwe leden. Na een week wikken en wegen besloot ik me op te geven, maar ik was natuurlijk al te laat, de groep zat ondertussen al vol. Ik voelde teleurstelling, maar ook opluchting. Mijn leesagenda zit al zo vol, ik lees al zoveel boeken tegelijk, zou het me niet frustreren als ik voor een leesgroep ook nog een boek zou moeten lezen? En wat als ik het boek niet interessant vind? En wat als ik me niet thuis zou voelen in zo'n groep? En natuurlijk de tergende onzekerheid of ik wel verstandige opmerkingen zou kunnen maken over filosofie. Ik ben toch immers helemaal niet academisch geschoold in de filosofie? Ik ben hooguit een liefhebber, maar zeker geen kenner, met alle gevolgen van dien. Ik heb als gesjeesde musicoloog zo vaak muziekliefhebbers de grootst mogelijke onzin horen beweren, ik zou niet hetzelfde willen doen als het om filosofie gaat.

1936 | 7.11.2022

27

dinsdag, 1 november 2022. - Gisteren in de loop van de dag werd het eb, kwam de mist mijn hoofd binnenzeilen of hoe je ook het ook maar wil noemen. De schaakavond afzeggen wilde ik niet, niet zo op het laatste moment de teamleider opzadelen met het zoeken naar een vervanger. Bovendien zou het niet de eerste keer zijn dat ik met dergelijke voortekenen toch een goede partij schaak.

We hadden afgesproken bij de speelzaal om met z'n vieren naar Hoogland te rijden. Ik was laat voor mijn doen, maar ik bleek de eerste. Ik vernam dat op het laatste moment twee teamgenoten zich ziek gemeld hadden en er waren geen vervangers. Ons zestal werd een viertal en we zouden met 2-0 achterstand de wedstrijd moeten beginnen. In het voorjaar wonnen we nog met 5-1 van Hoogland, dus het was mogelijk en met opgeven heeft nog nooit iemand gewonnen.

We waren mooi op tijd bij de speelzaal van Hoogland. De opstelling werd aangepast, ik verhuisde van het vierde naar het vijfde bord, zodat ik met wit kon spelen. Maar er werden geen aanstalten gemaakt om te beginnen. Waar wachten we nog op, vroeg een teamgenoot. Ik had geen idee, wij waren gast, dus de tegenstander moest het initiatief nemen, maar ook daar werd een afwachtende houding aangenomen. Er bleek zelfs geen wedstrijdformulier aanwezig te zijn. Ongeduldig liep ik te ijsberen, ik ergerde me kapot en waardeerde des te meer de wijze waarop mijn eigen schaakclub alles altijd pico bello in orde heeft als we een team ontvangen. Toen we eenmaal aan het bord zaten was er niet het gebruikelijke woord van welkom, dus besloten we maar zelf om te beginnen.

Mijn hoofd zat vol van indrukken en ik speelde de opening laf en rommelig. Gelukkig was mijn tegenstander geen groot schaaklicht en wist ik uiteindelijk mijn stukken beter te positioneren en begon ik goede moed te krijgen. Wat volgde is een klassieke fout, ik heb het al zo vaak van andere schakers gehoord, maar zelf had ik het al jaren niet meer meegemaakt. Je keurt een zet af, je gaat op zoek naar wat anders, je vindt niks en denkt, dan toch maar die toren naar d7. Toen ik het stuk losliet, wist ik ogenblikkelijk weer waarom die zet niet kon en gaf meteen op, ik zou mijn sterkste stuk, de dame verliezen.

Schaken is ook een mentaal spel en ik was niet optimaal aan het bord gaan zitten. Vermoeidheid, ergernis, geen concentratie, twijfel bij elke zet, het waren voortekenen en ik had ze niet herkend. Het noodlot sloeg eveneens toe aan de andere borden en we verloren de avond met 5½-½, een verlies dat absoluut onnodig was.

* * *

woensdag, 2 november 2022. - Gisteravond mijn eerste partij in de zeskamp gespeeld. Wat een verschil met de avond ervoor! Ik voelde me ontspannen. Het was ook lang geleden dat ik zo'n drukbezette clubavond had meegemaakt en ik vond het gezellig. Ik probeerde mijn jonge tegenstander te verrassen met een onbekende opening, maar hij reageerde er goed op, hij kwam zelfs wat beter te staan. Gelukkig zag hij de mogelijkheden die ik voor hem zag om zijn positie te verbeteren niet en kon ik langzaam maar zeker de stelling in mijn voordeel draaien. Hij bleef actief tegenspel bieden en toen er een mogelijkheid was om remise aan te bieden deed ik dat. Ik voelde aan dat ik beter stond, maar ik merkte ook dat langzaam maar zeker het lichtje in mijn hoofd begon uit te gaan, ik kon me steeds slechter concentreren. Na twee uur schaken slaat de vermoeidheid toe en merk ik dat ik geen scherpe kijk meer heb op het spel. De analyse met de computer thuis gaf aan dat ik totaal gewonnen stond, maar ik ben geen computer, ik ben maar een zeer middelmatige clubschaker, dus ik reken het me ditmaal niet zwaar aan omdat de winst niet direct voor de hand lag (dat was de vorige keer wel toen ik remise aannam in een gewonnen stelling). Ik ben een mens van vlees en bloed, mijn mentale huishouding laat soms te wensen over, ik ben nu eenmaal geen machine. Het belangrijkste is, dat ik weer plezier had in het spel, dat ik me weer thuis voelde op de schaakclub en dat ik weer zin in heb om me in het spel te verdiepen.

1938 | 9.11.2022

28

vrijdag, 4 november 2022. - Arjen Lubach zei gisteravond in zijn show iets dat al een tijdje in mijn hoofd rondzingt. Ik begin er stilletjesaan rekening mee te houden dat het niet gaat lukken. Dat wij, de mensen, niet gaan doen wat nodig is en dat we misschien wel afscheid moeten gaan nemen van de lieve aarde. De aarde zal wel blijven bestaan, maar dan niet meer als bewoonbare planeet.

Zo kijk ik naar de mensen achter Extinction Rebellion die het voorzien hebben op kunstwerken en klassieke concerten verstoren. Wat hebben we over honderdvijftig, honderd jaar (misschien zelfs wel eerder) nog aan al die door mensen gemaakte schoonheid als er niemand meer is om ervan te genieten. Om het maar grofweg en kort door de bocht te zeggen: van mij mag het schilderij van Johannes Vermeer in vlammen opgaan als we daarmee diersoorten kunnen redden. Van mij mag het gehele oeuvre van Rembrandt en Bach in vlammen opgaan als we daarmee de schoonheid van de natuur kunnen redden. Natuurlijk, dat zal niet gebeuren en oorzaak en gevolg klopt hier niet, maar ik begrijp de mensen die ons erop wijzen dat we aan de ene kant de schoonheid van de natuur vernietigen en aan de andere kant de schoonheid van door mensen gemaakte kunstwerken met veel geld en moeite beschermen in grote dure gebouwen.

* * *

maandag, 28 november 2022. - De schrijver zit in zijn tuin. Ik zou het bijna een zentuin willen noemen gezien de leegte, maar de aangeharkte ronde lijnen ontbreken. Een pad bestaande uit losse stenen leidt naar een terras van een gebouw dat zijn werkruimte lijkt te zijn. In de tuin vooral cactussen.

Ik heb geen zin meer om over politiek te schrijven of dat soort dingen. Ik volg het wel degelijk, maar wat spannender is is wat er in zo'n tuin gebeurd. Ik ben hier heel graag, het is hier heel stil, soms is het dodelijk stil, maar ja, je hebt werk wat je wil doen en daar is die stilte heel goed voor. En je moet die stilte aanvaarden en (…) als je bij wijze van spreken 's nachts wakker wordt en het wat je hoort is helemaal niks. Ja … we horen vogels fluiten, de schrijver steekt zijn wijsvinger op en merkt op: stilte en vervolgens mogen we bijna een halve minuut meeluisteren. Een zeldzaamheid, dat we de stilte mogen horen op televisie, ik vond die halve minuut van een ongekende schoonheid.

Stilte is geen afwezigheid van geluid, stilte is de ruimte waarin we kunnen luisteren naar wat zich aandient. En wat zich aandient is geen mystiek, transcendentaal, goddelijk iets (of aanverwante nonsens), maar eenvoudigweg dat wat je hoort, ziet, ruikt, proeft of voelt. Niet meer, maar zeker ook niet minder. Stilte laat je opmerken wat er toch al was, dat is alles en het resultaat is niet dat je daardoor een beter, ontwikkelder, intelligenter (of wat dan ook) mens wordt, je bent alleen maar even een moment anders geweest en vaak is dat zo prettig dat je dat anders-zijn wilt vasthouden. Nadeel is dat dat anders-zijn niet altijd geaccepteerd wordt.

Maar Cees Nooteboom is een gevierd schrijver, hij mag van zijn stilte genieten. Totdat hij weer de behoefte voelt om te reizen. Ik was er aan toe om aan een nieuwe titel te beginnen en het zien van deze aflevering van Brommer op zee brengt mij op het idee om in 533. Een dagenboek te beginnen, het stond al heel lang te wachten in mijn boekenkast. Wanneer ik de eerste bladzijden lees, hoor en zie ik de schrijver weer in zijn tuin. Zijn huisje en zijn tuin op het eiland hoef ik niet, maar op zijn stijl van schrijven zou ik jaloers kunnen zijn. Er spreekt een hoge mate van rust, berusting (gelatenheid?) en ook verwondering uit. Het slaat op mij over.

1944 | 13.2.2023

29

maandag, 13 februari 2023. - Ik heb geen hekel aan lange teksten en dikke boeken, zeker niet. Wanneer een tekst mij boeit kan deze niet lang genoeg zijn. Waar ik wel een hekel aan heb zijn lange teksten en dikke boeken waarbij je na afloop denkt dat het korter en compacter had gekund en ik betrap me steeds vaker op die gedachte.

Wellicht is het één van de redenen dat ik ben gaan houden van het fragmentarische, van teksten die zomaar ergens lijken te beginnen en zomaar ergens lijken eindigen. Puzzelstukjes. Ik ben zo naar mijn eigen website gaan kijken, allemaal fragmenten die ogenschijnlijk helemaal niets met elkaar te maken hebben, maar die samen een zelfportret vormen, een zelfportret in progress.

Soms vind ik in een boek één of meerdere zinnen die het boek min of meer samenvatten. Mooi is het als de schrijver dat al op de eerste bladzijde doet. Nog mooier wanneer de eerste zin achteraf de samenvatting van het boek blijkt te zijn.

Het merendeel van de tekst bestaat uit niet meer dan een verzameling notitieboeken, losse fragmenten uit oude manuscripten, papiertjes, brieven en pagina's die uit dagboeken zijn gescheurd, scènes en episoden zonder onderlinge samenhang (305). Kate Zambreno beschrijft hier een boek in wording van Rilke, maar het zou evenzeer van toepassing kunnen zijn op haar eigen boek Drang. Vlak voor einde van het boek schrijft ze: De eerste keer dat ik weer in mijn notitieboek schreef, schreef ik over dat vluchtige gevoel in de ochtend, over mogelijkheden. Dat is wat Drang voor mij moet zijn, het verlangen en de hunkering daarnaar (328).

De hunkering naar mogelijkheden, zo lees ik het, deed me denken aan de pot van klei van Lao Zi. Het gaat niet om de vorm, maar om de leegte die gevormd wordt. Die leegte is niet leeg maar bevat mogelijkheden. Eerder in het boek schreef Zambreno: Bij het zien van de Vermeers denk ik terug aan mijn gesprekken met Sofia in het najaar – hoe een tekst leger te maken om hem te kunnen vullen (225).

Het boek van Zambreno bevat veel leegte en ze schrijft fragmentarisch over haar leven, over alledaagse gebeurtenissen. Niets bijzonders, zo lijkt het. Uiteindelijk blijkt ze zwanger te zijn en de mogelijkheid van het kind blijkt de mogelijkheid van het boek.

1947 | 19.2.2023

30

week 21

dinsdag, 21 mei 2024. - Nexus nummer 94 uitgelezen, het laatste nummer, ik heb het abonnement weer opgezegd. Ik heb een haat-liefde-verhouding met het blad. Enerzijds houd ik ervan, omdat het me wijst op denkers en schrijvers die interessant zijn en ik ben vaak na lezing op zoek gegaan naar boeken van deze of gene. Anderzijds wordt het blad steeds vaker geopend met een lang essay van oprichter Rob Riemen en dan weet ik waar het naartoe gaat: het humanistisch beschavingsideaal. Soms is de weg ernaartoe origineel en prikkelend, maar vanuit essayistisch oogpunt is het fnuikend dat je aan het begin al weet waar het eindigt. En dat Thomas Mann altijd even genoemd moet worden, naast al die andere grootheden uit de geschiedenis, dat is even voorspelbaar. Het wekt mijn ergernis, elke keer weer, dus stop ik er mee, ik heb geen zin om me elke keer door een zelfgenoegzaam essay van meneer Riemen heen te moeten worstelen. Natuurlijk, ik zou het kunnen overslaan, maar de overige bijdragen reageren vaak op de fantasie van meneer Riemen en ik ben nu eenmaal iemand die (ook) een tijdschrift van a tot z leest. Uitgezonderd de krant. Daarnaast stapelden de tijdschriften die ik nog wilde lezen zo erg op, dat het tijd werd om een selectie te maken, anders zou ik niet meer aan boeken lezen toekomen. Exit Nexus.

Ik vraag me af of we er klaar voor zijn om de vastgestelde mechanismen en systemen te doorbreken, of we er klaar voor zijn om de arrogantie van de macht te bestrijden, om ons te gedragen en om te denken als vrije mensen in een realiteit waar de consumptiedwang heerst als gevolg van een ordinair materialisme, resultaat van 'individualiteitszin' van deze tijd. Alls is te koop: trouw, liefde, zelfs kunst, elke beweging van de ziel wordt te gelde gemaakt en geconsumeerd als een zakje pinda's en dan hup door naar het volgende… Deze wereld, niet geregeerd door de rede maar door geld, brengt ons naar de afgrond. Ik geloof ook niet in een wetenschappelijke vooruitgang die is losgekoppeld van de spirituele [spirituele voortuigang? wat een onzin, deze passage is jammer - jwl]: het is duidelijk dat we in moreel opzicht niet klaar zijn voor de ontdekkingen van de wetenschap. We gebruiken ze voornamelijk om elkaar kwaad te doen en om het fragiele evenwicht van het milieu waarin we leven te verwoesten. Er is niet veel verschil tussen de moderne mens en de mens die vijfduizend jaar geleden aan de oevers van de Eufraat woonde. We blijven maar oorlog voeren, onze naasten onderwerpen en uitbuiten, geweld uitoefenen en macht en geld verwerven alsof dat het enige doel is van ons bestaan. We leven langer, we reizen sneller, we gaan naar de ruimte, maar vanbinnen zijn we nog steeds dezelfde primitieve wezens.

Andrej A. Tarkovski 'De crisis van de westerse beschaving en de betekenis van hoop' in: Nexus 2023 nummer 94, 79

Onze wereld, onze planeet is in gevaar. Er zijn vele redenen voor pessimisme, soms zelfs apocalypisch pessimisme, nu de aarde steeds verder opwarmt. Het is niet zeker of de technologische en creatieve vindingrijkheid van de mens, gegijzeld door de hebzucht van het late kapitalisme – en het late communisme, laten we dat niet vergeten – alle ontwikkelingen nog wel kunnen bijhouden. Onze democratische naties hebben moeite het door haat aangedreven populisme in toom te houden. Dat populisme kijkt neer op de ideeënelite, die zich laat ringeloren door de financiële elites die zich zo gemakkelijk buiten alle landsgrenzen bewegen. Ondertussen zijn de algoritmen die de digitale sociale sfeer beheersen allergisch voor de complexiteit van het denken. Complexiteit vergt vaak een zekere mate van ambiguïteit waar de nieuwe media en hun gebruikers geen geduld voor hebben. Aandacht is een felbegeerd artikel, het duurste dat er is.

Lisa Appignanesi 'Hemelse ontmoetingen. Freud, Nietzsche, Van Gogh' in: Nexus 2023 nummer 94, 97

* * *

woensdag, 22 mei 2024. - Gisteren kwam De romantische leugen en de romaneske waarheid van René Girard aan. Een uitgave van Noordboek, een uitgeverij die filosofie vertaalt en uitgeeft in mooie, eenvoudig vormgegeven boeken. Dat was ook goed aan het blad Nexus: mooi vormgegeven, mooi formaat, zelden een afbeelding en als er al een afbeelding in staat, dan is het ook noodzakelijk.

Vanaochtend dan begonnen in het tijdschrift Poëziekrant, een ondertussen alweer oud nummer uit 2023, ik loop achter. Qua vormgeving is de Poëziekrant in de loop der jaren een stuk rustiger en leesbaarder geworden, maar het bevat nog steeds nodeloos veel foto's. Het magazineformaat bevalt me ook niet echt, maar daar is overheen te stappen. Op de voorzijde de dichteres Sasja Janssen die de lezer aankijkt. Niets tegen Sasja Janssen, maar ik houd niet van boeken, tijdschriften waar op de voorzijde iemand je voortdurend aankijkt. Op bladzijde twee louter een foto van de schrijfster. Op bladzijden vijf en zes foto's van de schrijfster, nauwelijks tekst. Ja, zo kan ik ook een krant maken van meer dan honderd bladzijden. En wat moet ik met die foto's waarop de dichteres me aankijkt. Idolatrie? Zoals pubers vroeger posters ophingen van hun favoriete zanger of zangeres? Liever zou ik zo'n tijdschrift lezen in een kleiner formaat met nauwelijks foto's. Neemt niet weg dat het tijdschrift ondertussen een goede kennismaking is. Daarom lees ik tijdschriften, om even te proeven van een gerecht dat ik anders misschien nooit zou bestellen, laat staan dat ik weet zou hebben van het bestaan. Misschien dat ik terloops ook nog iets leer over poëzie, want poëzie is mijn dode hoek in de literatuur, ik begrijp het niet, ik moet ervoor over mijn schouder kijken en dan nog. Als er iets is waar ik geen zinvolle teksten over zou kunnen schrijven, dan is het wel poëzie.

Meg Schoerke '"To be alive, is power": Emily Dickinson's Letters' in: The Hudson Review, online

* * *

vrijdag, 24 mei 2024. - ikmasker wees mij op een boek van Becca Rothfeld, onder andere met het sturen van een link naar een krantenartikel in The Guardian (Kate Kellaway 'All Things Are Too Small by Becca Rothfeld review – bracing and brilliant essay collection' in: The Guardian, Mon 25 Mar 2024 08.00 CET online). Ik was geïntrigeerd en bestelde het boek, gisteren kwam het binnen. Dat een Amerikaanse schrijfster naar aanleiding van een tekst van Hadewijch tot deze essays komt en dat ik zelf een gematigde vorm van minimalisme nastreef, maakte dat ik dit boek een keer moet lezen. Boeken over less is more schurken vaak tegen allerlei vermoeiende niet-westerse godsdiensten aan en alhoewel ik dat als tegenwicht tegen het consumentisme waardeer, is het eveneens een lifestyle geworden voor zelfgenoegzame rijken die graag hun goede smaak in design willen etaleren. Bovendien lees ik ook graag boeken die prikkelen door mijn keuzes uit te dagen. Natuurlijk is er één hobby dat mijn minimalisme en anti-consumentisme tegenspreekt: mijn verzameling boeken.

Einzelgänger Waarom eenvoud macht is | Onbetaalbare voordelen van eenvoudig zijn via YouTube

Yurara Sarara 100 Wabi-Sabi Small Gardens via YouTube

2004 | 27.5.2024

31

week 22

maandag, 27 mei 2024. - De Poëziekrant presenteert een dossier Poëzie en Muziek in het nummer dat ik aan het lezen ben. Ik las het eerste essay van Peter Ghyssaert 'Over taal, muziek en poëzie', maar daar gaat het helemaal niet over. Het gaat erover dat schrijvers zoals Peter Ghyssaert niet over muziek kunnen schrijven, dat het bijna altijd resulteert in oeverloos zinloos geneuzel. Natuurlijk, er zijn schrijvers die wel zinvol over muziek kunnen schrijven. Vestdijk was er één, hij begreep waar hij het over had. Jeroen Brouwers heeft nog even aan de studie muziekwetenschappen geproefd, maar hield zich doorgaans verre van schrijven over muziek. De muzikale vorm begreep hij echter wel. Maar veel schrijvers beginnen over de buitenkant van muziek of laten zich louter leiden door emotie. Om schrijvers kun je daarbij nog goedmoedig glimlachen, maar werkelijk tenenkrommend zijn die zogenaamde muziekspecialisten die op televisie aanschuiven aan van die kletstafels. Omdat ze dj zijn en veel popmuziek beluisteren, denken ze verstand van muziek te hebben. Ze hebben hooguit inzicht in het wereldje van de popmuziek, lepelen allerlei weetjes op rondom een popster of band en roepen fantastisch, geweldig en – jawel – historisch. Vervolgens mag er een zangeres of bandje spelen in de studio met één of ander nieuw nummer en terwijl iedereen blij en enthousiast wordt, wissel ik gauw van zender om zo'n honderd in een dozijn muzikale drol aan mij voorbij te laten gaan.

Het schrijven van dagboeknotities is net zo heerlijk als het schrijven van een brief: het mag ongepolijst en anarchistisch zijn en ik denk dat ik dat nodig heb. Meestal houd ik boosaardige notities weg van mijn website, maar misschien moet ik dat maar niet meer doen. Men mag ervan denken wat men wil en ja, ook ik beweer onzin, onderbouw niet alles, maar boosheid en onredelijkheid is eveneens onderdeel van wie ik ben. Ook in mensen die politiek links denken zit een verongelijkt, rancuneus, vanuit de onderbuik denkende persoonlijkheid. Iedereen heeft een Wilders in zich. En juist omdat deze Wilders nu een flinke vinger in het politieke moeras heeft, zit er meer boosheid in mij. Hoe de wereld maar doormoddert naar een steeds hogere gemiddelde temperatuur met meteorologische rampen tot gevolg, het maakt me woedend.

Iets van die woede lees ik terug in 2050 van Peter Verhelst. Dystopische, apocalyptische poëzie zou je het kunnen noemen. Ik proef de woede, al vermoed ik dat de dichter op het moment van schrijven en schaven een koele zelfbeheersing bezat. Tegelijkertijd heeft hij oog voor schoonheid, kan hij liefdevol en teder zijn. Ja, ik heb een zwak voor deze schrijver al sinds ik lang geleden het eerste boek van hem las dat begon met "Toen ik mijn eerste graf schond, was ik zeventien jaar oud. Het was hartje zomer. Ik legde mijn wang tegen de warme brokstukken en keek omhoog in de heldere nacht, waar iemand, hoog boven me, zat te lezen in een boek. De bladen ervan blonken als zwart glas en waren bestroooid met diamanten." Peter Verhelst De kleurenvanger, 9) Peter Verhelst weet altijd in zijn boeken iets op een acceptabele manier te verschuiven waardoor de werkelijkheid sprookjesachtig (ik weet even geen beter woord, misschien bedoel ik wel: magisch, maar toch niet magisch-realistisch) wordt. Ik word graag door hem meegenomen in zijn wereld van verbeelding en fantasie, al is zijn wereld vaak verontrustend. Voor 2050 geldt dit des te meer.

* * *

dinsdag, 28 mei 2024. - Mensen die behoefte hebben aan alleenzaamheid lopen zich vaak te verdedigen voor hun keuze. Of je loopt voortdurend uit te leggen dat je niet eenzaam bent, maar dat je nu eenmaal behoefte hebt alleen te zijn. Het is zoals Joseph Epstein schrijft geen beweging van de samenleving af, maar een beweging naar een 'betere' zelf. Voor mij is werken een noodzakelijk 'kwaad'. Er moeten centjes verdient worden en je levert een bijdrage aan de samenleving. Ik kan met een glimlach naar mijn huidige werk lopen, maar ik ben altijd weer blij als ik na afloop thuis kom en daar mijn alleenzaamheid aantref. Ik heb lang gedacht dat ik met werken iets moest bereiken en dat ik daardoor Iemand zou (moeten) zijn, maar de waarheid is dat ik geen voldoening vind in werk, maar juist in de tijd dat ik niet werk. Ik kan met verbazing kijken naar mensen die zich helemaal storten op hun carrière en hun vrije tijd helemaal vullen met allerhande activiteiten om maar niet alleen te zijn. Altijd maar bezig, altijd maar onderweg en vooral – 'kijk mij nou eens, wat heb ik toch een fantastisch leven' – druk op sociale media. Plaatsvervangende vermoeidheid. Ik verbind er allang geen oordeel meer aan, ik begrijp dat de verschillen er nu eenmaal zijn, al hoor ik ook vaak dat de hardwerkende mens ook wel eens 'een momentje voor zichzelf' wil. Geen oordeel, maar toch heb ik de indruk dat mensen vooral druk zijn met aan de verwachtingen van de samenleving te voldoen en dat ze zichzelf daarbij voorbij lopen.

Joseph Epstein 'Alone Again, Unnaturally. Thoughts on solitude' in: Commentary June 2024 Culture & Civilization, online

Ik keek gisteravond opnieuw naar de aflevering van Floortje terug naar het einde van de wereld met Maggie Doyne. Ik had de aflevering al eens gezien en als er nu iemand is die haar hart lijkt te volgen en verschil maakt in een uithoek van de wereld, dan is het Maggie Doyne wel. Niet om carrière te maken, niet om rijk te worden, maar eenvoudigweg omdat ze aanvankelijk voor één kind wat wilde betekenen. En dat liep helemaal uit de hand. Wat een inspirerende persoonlijkheid, zo zijn er maar weinig op de wereld. Natuurlijk wordt er veel niet getoond. Naast de tragiek van het verlies van een kind die haar op de rand van de afgrond bracht, zullen er veel tegenslagen te overwinnen zijn geweest om te bereiken wat zij heeft bereikt. Elke dag weer, maar het lijkt haar zo natuurlijk af te gaan, ik kan me er alleen maar over verbazen.

Men zegt dat voor mensen die eenzaam zijn juist de kassa in de supermarkt belangrijk kan zijn. Dat kleine momentje van contact met een mens zou het verschil kunnen maken. Wel, of ik iets beteken in het leven van de mensen die dagelijks aan mijn kassa voorbij trekken, daar kan ik niet met zekerheid iets over zeggen. Ik probeer voor iedereen even vriendelijk te zijn en als de gelegenheid er is en mensen beginnen een praatje, dan ga ik dat allerminst uit de weg. Ik heb bemoedigende opmerkingen gekregen en soms zie ik iemand met een strak gezicht in de rij staan, maar na het afrekenen met een glimlach vertrekken. Een enkeling heeft me wel complimenten toegefluisterd, een enkeling vertelde me altijd in mijn rij te gaan staan als ik aan de kassa zit. Maar het meest 'trots' ben ik op die jonge vrouw die altijd zwijgzaam passeerde, altijd ietwat trillend het geld voor me neer legt, niet in staat om zelf te rekenen moet ze er maar op vertrouwen dat ik eerlijk ben. Ik bleef haar vriendelijk groeten en na een aantal maanden kreeg ik zelfs een groet terug. Gisteren begon ze zelfs een praatje, het voelde als een overwinning. Nee, ik ben geen Maggie Doyne, maar ik weet zeker, dat wanneer iedereen een beetje vriendelijk voor elkaar is, we allemaal verschil kunnen maken. Daarvoor hoef je geen carrière te maken of rijk te zijn of een rijk sociaal leven te hebben, online of in werkelijkheid. Nee, ik kan de wereld niet wezenlijk veranderen, maar ik kan wel proberen aardig te zijn voor anderen.

* * *

donderdag, 30 mei 2024. - Lezen, schrijven, wandelen, in die volgorde. Toch voelt het soms inwisselbaar. Lezen is ook een vorm van wandelen, schrijven is ook een vorm van wandelen … en zo kan ik wel meer combinaties maken. Peter Verhelst schrijft in 2050 - we bewegen om te vergeten (49). Misschien. Een bladzijde eerder staat: De droom is niet om de wereld te domineren, maar om elke plek die we bezoeken te beschouwen als rustpunt in een tocht. (48) Dat eerder.

Vandaag kwam het nieuwste nummer van de Nederlandse Boekengids aan. Ik ben enthousiast over dat blad, ik lees het graag. Daarnaast arriveerde The Letters of Emily Dickinson, een lijvig boekwerk. Uit de tijd dat men nog brieven schreef. Samen met dagboeken kun je met brieven bijna niet dichter bij een schrijver komen. Het beeld is dat Dickinson erg op haarzelf was, maar wie die honderden bladzijden met brieven ziet, begrijpt dat ze wel degelijk contact had met de wereld. Ik houd van brievenboeken. Ergens beschouw ik elk boek als een uit de hand gelopen brief, speciaal voor mij geschreven. Althans, ik probeer zo'n leeshouding aan te nemen en soms probeer ik in gedachten een brief terug te schrijven.

* * *

vrijdag, 31 mei 2024. - Het artikel in Poëziekrant 2023/6 over 'Jazz bij dichters in de jaren 50 en 60' is aardig, maar wel erg summier. Wat leer ik er uit? Dat in die tijd sommige dichters erg van jazz hielden en dat dat zo nu en dan invloed had op hun poëzie. Eigenaardig is dat het artikel ineens stopt, ik had graag meer geweten, begon het net een beetje interessant te vinden. Helaas. Het artikel herinnerde me aan een nieuwe deeltje The Unknown Kerouac in de Library of America-reeks waarin enkele essays staan over jazz, misschien daar maar eens verder lezen dan.

* * *

zondag, 2 juni 2024. - De meteorologische zomer is begonnen. Veel mensen zullen daar blij mee zijn, ze verlangen naar zon, naar warmte. Sommigen geven daar veel geld voor uit door met het vliegtuig naar landen te gaan waar de kans op zon groot is. Bakken op het strand, ik heb dat nooit begrepen. Youp van 't Hek omschreef het als een oefening voor het liggen in de kist later en ik begrijp hem. Voorjaars- en najaarszon, vooral in de avond, vind ik prachtig, de zomerse zon is me doorgaans te fel, te heet. Ik verdraag het zomers licht maar moeilijk en ik vrees dat de warmte in de toekomst alleen maar erger wordt. De zomer is voor mij: verlangen naar de herfst. Veel mensen houden niet van de winterse kou, maar kunnen de esthetiek van sneeuw dan nog wel waarderen. Behalve als het ten koste gaat van de schaatshysterie. Maar de schoonheid van een regenbui op een zomeravond of in de herfst, die schoonheid lijken maar weinig mensen te ervaren.

Yurara Sarara Kirei Sabi via YouTube

Wie weet jou altijd op te fleuren vraagt het theezakje. Mijn kinderen is mijn spontane antwoord en daar is geen twijfel over mogelijk. In wat voor een humeur ze ook zijn, ik ben altijd blij om ze te zien of te horen, het montert me altijd op. Maar tegelijkertijd kan ik daarnaast maar één iemand anders verzinnen. Te lang geleden, maar ik herinner me dat ik altijd blij en gelukkig werd in haar aanwezigheid, als ik haar stem hoorde over de telefoon, als er een brief binnenkwam. Wat rest is melancholie.

 

Waar ben je
nu je op de weg loopt die niet ophoudt?

Hoewel je niet meer zichtbaar bent
hoor ik je naast me. Wie ben je,

fluister ik. Hier, wil je antwoorden,
in het bed waar ik niet meer lig ben ik

het lichaam dat niet meer van mij is.
Maar waar zijn we dan nog?

Ik wil je naam nog één keer uitspreken.
Gefluister van boomkruinen.

Het geeft niets, denk je. We zijn niet meer
dan vormen van stilte, handelingen van licht.

Met gesloten ogen onder een boomkruin liggend.
Handelingen van stilte, vormen van licht.

Peter Verhelst 2050, 105

 

Johann Sebastiaan Bach 'Ciaccona' uit Partita for Violin Solo No. 2, BWV 1004, Janine Jansen, viool; via Spotify ]

2005 | 2.6.2024

32

week 23

maandag, 3 juni 2024. - Na 2050 meteen begonnen in Lichamen van Peter Verhelst. Ik heb de neiging om te zeggen dat ik zijn proza mooier vind dan zijn poëzie, maar de werkelijkheid is natuurlijk dat ik zijn proza beter denk te begrijpen. Zijn proza is soms poëtisch en zijn poëzie neigt zo nu en dan naar proza. Lichamen is een titel dat bij Peter Verhelst past, want als er één schrijver zintuiglijk kan schrijven, dan is hij het wel. Waarbij hij grenzen overgaat, wat het lezen ervan spannend en ongemakkelijk maakt. Peter Verhelst beschikt over het vermogen om je als lezer in zijn literaire universum te trekken. Misschien vind ik dat wel één van de kenmerken van een goed boek: dat het een eigen wereld is en dat je daarin mag rondkijken. Zoals in een droom hoeft het niet altijd te voldoen aan de wetten van de 'echte' wereld. Vestdijk beschikt evenzeer over dat vermogen om na een paar zinnen, soms een paar bladzijden, je te laten weten: dit is de wereld van Vestdijk. Zoals je voor een schilderij van Rembrandt kan staan en je als het ware die wereld wil binnenstappen. Misschien is dat ook een reden waarom ik zo'n moeite met poëzie heb, ik kan die wereld niet ingaan. De poëtische wereld is eerder een Picasso of een Rothko, ik kan er van buiten naar kijken en het mooi vinden, maar betreden kan ik die wereld niet. Toch blijft het me fascineren, misschien wel juist daarom.

Herinneringen overschrijven met andere versies om een versie te vinden die het leven anders en dus draaglijk maakt, lees ik op bladzijde 31. Ik denk dat daar een element van het schrijverschap van Peter Verhelst boven water komt. Het doet me ook denken aan gesprekken die ik had met mijn psych. Soms begon ik een zin met 'ik weet niet of ik het me goed herinner' of 'ik weet niet of het echt zo gebeurd is, maar' en dan verzekerde ze me vaak dat de juistheid van de herinnering er niet toe doet, maar dat het erom gaat dát ik het me zo herinner. Ik denk ook dat mensen niet altijd hun herinneringen mooier maken, maar eerder dat ze hun herinneringen acceptabel maken. Dat kan ook betekenen dat ze hun herinneringen dramatiseren, negatiever maken, als het hun uitkomt. Ik heb me vaak afgevraagd of ik mijn herinneringen acceptabeler maak. Ik heb vanaf mijn achttiende jaar een dagboek bijgehouden en al zitten er grote hiaten in, ik kan altijd naslaan wat ik heb geschreven en of de herinnering klopt met wat ik opgeschreven heb (al zou het best kunnen dat het vervormen van een herinnering al begint met het opschrijven ervan). Maar de dagboeken van voor mijn achttiende jaar heb ik niet meer (op één na, een dagboekje werd in de nalatenschap van mijn moeder terug gevonden). Van kinderen wordt gezegd dat ze loyaal zijn naar hun ouders, hoe slecht ouders hun kinderen ook behandelen. Alhoewel ik in mijn adolescente tijd een hele moeilijke tijd met mijn vader heb gehad, ben ik uiteindelijk heel mild over hem en mijn moeder gaan denken. Maar sinds mijn beide ouders er niet meer zijn en ik zelf vader ben geworden en sinds ik noodzakelijkerwijs gesprekken ben gaan voeren met een psych, ben ik me gaan realiseren dat er toch iets niet klopte. Mijn ouders zorgden goed voor me, maar er was ook onverschilligheid. Er was geen openlijk belangstelling naar mijn liefde voor muziek, voor mijn resultaten op school, naar mij. Wellicht hadden ze die belangstelling wel, maar ze uiten het niet. Of ze begrepen niet waar ik mee bezig was. Dat ik luisterde naar moeilijke muziek, dat ik al jong moeilijke boeken las, dat ik mijn ouders ontgroeide, dat ze me niet meer konden volgen. Ik kan veel excuses verzinnen voor de onverschilligheid, maar langzaam maar zeker begin ik te beseffen dat mijn gebrek aan eigenwaarde niet alleen kwam van geplaag en gepest op het schoolplein en het voetbalveld omdat ik anders was, maar ook omdat mijn ouders niet in staat waren belangstelling te hebben voor hun zoon.

Kijk, zo lees ik ook, één zin in een boek en in mijn bovenkamer begint een wereld van gedachten los te komen. Zo vermengt de wereld van Peter Verhelst als het ware mijn wereld. Zo lees ik en het maakt mij een langzame lezer.

* * *

dinsdag, 4 juni 2024. - Kenneth Dillon 'Sustained, Energetic Engagement with the Object: On Becca Rothfeld's "All Things Are Too Small"' in: Los Angelos Review of Books, online.

De laatste tijd kijk ik wel eens op de sensatiezender TLC naar Hoarding: Buried Alive. Slechte televisie kan soms fascinerend zijn, daar verbaas ik me elke keer weer over. Natuurlijk, de afleveringen verlopen volgens een voorspelbaar sjabloon, dat maakt zo'n aflevering tot een hapklare brok. Eerst maken we kennis met een huishouding in ontkenning terwijl de beelden ons vertellen dat hier sprake is van een zeer groot probleem. Vervolgens mogen familie of vrienden of andere betrokkenen proberen te helpen met opruimen hetgeen natuurlijk altijd mislukt. Dan komt er een psycholoog, gespecialiseerd in de problematiek. Opvallend vaak zijn mensen dwangmatig gaan verzamelen door een traumatisch verlies in hun leven. De puinhoop in het huis is als het ware de muur geworden die hen moet beschermen tegen de grote boze buitenwereld. De volgende dag staan er vrijwilligers op de stoep die onder leiding van de psych en een organisatiedeskundige het huis gaan opruimen. Natuurlijk komt er een moment dat de eigenaar het niet meer trekt en zich tegen het opruimen gaat verzetten, maar na het volgende reclameblokje blijkt alles weer op z'n pootjes terecht te komen. En dat alles in een uur tijd (reclame meegerekend).

Het gaat om extreme gevallen. Niet alleen wordt er verzameld, de berg afval is groot, men kan niet over de grond lopen, keukens en douches zijn onbruikbaar en ongedierte en schimmels hebben er een paradijs gevonden. Ik kan dan met tevredenheid rondkijken in mijn eigen appartement en tot de conclusie komen dat ik weliswaar ook enigzins de neiging heb tot verzamelen, maar dat het bij mij absoluut leefbaar is gebleven. Ik houd mijn leefruimte schoon en ordelijk. Toch stel ik me nu de vraag of dat verzamelen van boeken ook een 'muur' is voor de buitenwereld. Heb ik eveneens een verzamelwoede in mij? Wellicht, al weet ik het te beheersen en laat ik mijn leven er niet door ontsporen. Ja, ik doe wel eens een onverantwoorde aankoop, ook ik word wel eens verteerd door hebzucht, ik moet dat boek hebben. Desalniettemin is het nooit uit de hand gelopen, ik zal niet begraven worden onder mijn boekenbezit. Ergo, er zijn boekenverzamelaars bij wie ik nogal karig afsteek. Boudewijn Büch, Gerrit Komrij … De laatste schreef dat wie minder dan tienduizend boeken bezit, eigenlijk niet meetelt in de wereld van de boekenverzamelaars. Wel, ik kan dan gerust vaststellen dat ik daar nog lang niet ben en dat dat waarschijnlijk ook nooit gaat gebeuren. Wanneer ik een boek aanschaf is het niet alleen om het te bezitten, maar altijd met de intentie om het te lezen (alleen weet ik niet wanneer) of om het zo nu en dan uit de kast te halen en er in te bladeren en hier en daar wat te grasduinen.

* * *

woensdag, 5 juni 2024. - Zelden een boek gelezen dat je zo in het luchtledige laat hangen en dat bedoel ik positief. Is het een verhaal? Er worden puzzelstukjes aangereikt en als lezer hoopte ik dat ik langzaam maar zeker meer houvast zou krijgen, maar het werd alleen maar vreemder en gruwelijker. Er is sprake van een leegstaand en vervallen flatgebouw dat overgenomen wordt door de natuur. Het personage dat we volgen ziet en ervaart daar allerlei nachtmerrie-achtige situaties. Er is iets gebeurd, met hem en de wereld, maar ik kom er niet achter wat. Ik voelde me een cameraman die voortdurend dicht achter het personage aanloopt en kleine scènes registreert, maar ik begrijp niet wat ik zie. Is het flatgebouw zelf een lichaam? Ergens wordt de lift die willekeurig op en neer gaat de ruggengraat van het gebouw genoemd. En wat te denken van al die lichamen die niet dood, maar ook niet levend zijn? Licht en duister, een beer, een hond, er komt vanalles voorbij. De gedachte komt op: waarom schrijft iemand dit? Omdat het kan. Omdat de schrijver een eigen wereld creëert, dat niet rationeel of logisch behoeft te zijn, maar de schoonheid van de taal viert. Er is een groot geheim dat achter de tekst blijft hangen. Er is een verhaal, maar dat verhaal is afwezig. Het maakt dat ik maar door wil blijven lezen. Dat het ontbreken van een oplossing van het geheim niet hindert (en misschien juist wel de goede keuze is), komt vooral omdat Verhelst zo mooi, beeldend, zintuiglijk schrijft. En ik vermoed dat hij een hele strakke vorm hanteert, al heb ik niet geprobeerd te achterhalen welke vorm precies. Ergens in het boek is sprake van een pentagram en ik herinner me ooit een analyse van De kleurenvanger gelezen te hebben dat ook uitging van de aanwezigheid van een pentagram (dat wil zeggen, er kwamen plaatsnamen in het boek voor die onderling verbonden met lijnen een pentagram vormden). Overigens staat er op bijna elke bladzijde één of meerdere vijfpuntige sterren, aangezien Verhelst tussen de fragmenten een ster plaatst. Verhelst is in dit boek een grote, literaire kleurenvanger en ik heb met opperste verbazing gelezen dat zo'n verhaal werkt.

* * *

vrijdag, 7 juni 2024. - Einzelgänger Wegdrijven van mensen: de donkere kant van eenzaamheid via YouTube

* * *

zondag, 9 juni 2024. - Frustrerend aan de ochtenddiensten van mijn werk is dat ik 's middags dan zo slaperig ben dat ik ongewild in slaap val boven mijn lectuur. Het maakt dat ik dan nauwelijks aan lezen toe kom, terwijl de bedoeling is om juist tijd voor het lezen over te houden. De tijd dringt immers al, al probeer ik net te doen alsof dat niet zo is.

Desalniettemin lukte het me de afgelopen dagen twee kleine boeken uit te lezen. Bergje. Een wandeling van Bregje Hofstede komt uit de reeks Terloops van uitgeverij Van Oorschot. Kleine, dunne boeken van schrijvers die op één of andere wijze over wandelen vertellen, wellicht een poging van de uitgeverij om in te spelen op de populariteit van wandelen sinds corona. Bergje is het eerste boekje uit de reeks dat ik las en meteen is duidelijk dat de naam van de reeks goed gekozen is. Neemt niet weg dat het boekje mooi geschreven is. Hofstede heeft een charmante, elegante stijl en de wijze waarop ze terugkeert naar de favoriete vakantiebestemming uit haar kindertijd in de Dolomieten sprak me aan. Maar ik kreeg de indruk dat Hofstede enthousiast aan het boek begon, maar dat het einde een sfeer ademde van 'het moet af'. Voor wie het niet erg vindt dat een boek fragmentarisch is, voor wie een boek niet per se een innerlijke noodzaak behoeft te hebben, maar eenvoudigweg kan genieten van het vertelplezier, diegene kan ik het boek aanbevelen. Wie meer verwacht moet er maar niet aan beginnen.

Het andere boekje is een uitgave in de reeks Kleinood van Waerbeke. We koesteren en bevorderen de beleving van stilte, rust en ruimte in Vlaanderen en Brussel heeft deze organisatie als missie en kan dus op mijn sympathie rekenen. Ze geven ook boeken uit en Stilte van Ulrich Libbrecht trok mijn aandacht. Ulrich Libbrecht is een Belgische sinoloog en filosoof die zich hard heeft gemaakt voor de comparatieve filosofie in België en Nederland. Ik had nooit eerder een boek van hem gelezen en deze uitgave van Waerbeke leek me een aardig begin. Maar hoe verder ik in het boekje vorderde hoe meer ik geïrriteerd raakte. Libbrecht heeft vanuit zijn studie een eigen visie op de wereld en het leven ontwikkeld. Ongetwijfeld was Libbrecht een erudiete man, maar het vergelijken van religies leidt niet per se tot een filosofie die waar is. Dat wil ik Libbrecht nog wel vergeven, maar niet zijn arrogante houding in deze tekst. Hij heeft het over de kleine mens, zelfs over de kleine zielen, als mensen niet verder kijken dan het dagelijkse leven, mensen die niets begrijpen van de diepere realiteit, de diepere wereld, de diepere zin. Dat gekleineer van mensen die niet zouden (kunnen) begrijpen wat meneer Libbrecht natuurlijk wel begrijpt. Na een korte beschrijving van de Tibetaanse mantra Om Mani Padme Hum concludeert Libbrecht: Ik weet dat de meesten hier geen snars van begrijpen, maar dat zijn diegenen die de realiteit willen bepalen vanuit hun eigen kleine menselijke bezigheden. Als mijn boekhouding klopt, heb ik een zinvolle prestatie geleverd. Als ik vanuit de sterrenhemel kijk naar dit belachelijk menselijk gescharrel, dan besef ik hoe weinig de 'realisten' begrijpen van het nirvana. Ik beweer niet dat het kleine realisme geen nut heeft, maar dan alleen als dienst aan het grote realisme, dat geen antwoord zoekt op de vraag 'Moeder, wat eten we vandaag?', maar 'Moeder, waarom leven wij?' Alleen hij die de moed heeft de stilte te cultiveren, stelt deze vraag. Voor de kleine zielen is het een dwaze, nutteloze vraag (41). En dit is nog maar één van de passages die me teleurstelde. In ieder geval heeft meneer Libbrecht weing van het taoïsme begrepen. Een beetje taoïst begrijpt dat de vraag naar de zin van het leven eveneens verborgen zit in de vraag naar wat er vandaag op het menu staat. Maar nee, meneer Libbrecht wil zijn belezenheid en eruditie tonen en kent daarbij geen enkele twijfel en dat gebrek aan twijfel is ergerniswekkend. Weliswaar word ik liever boos op een boek dan dat het mij onverschillig laat, maar mocht ik meneer Libbrecht morgen tegenkomen aan de kassa van mijn werkgever, ik zou hem hartelijk uitlachen na de vraag 'en? wat schaft de pot?'

Maar de arrogantie is niet het enige waar ik over struikel. Het is de hardnekkige gedachte dat de werkelijkheid in tweeën gesplitst kan worden. Aan de ene kant de vergankelijke, alledaagse, imperfecte wereld die we waarnemen door onze zintuigen en waar we elke dag in vertoeven. Aan de andere kant een Platoonse wereld waarin alles voorbeeldig en perfect is. Plato speelde met de gedachte van Ideeën en dat we die wereld konden benaderen, eventueel ervaren, door het filosofische denken. De christenen namen de tweedeling over, de zondige wereld van alledag en een paradijselijke hemel dat je alleen kan benaderen als je het zondige, vleselijke leven afwijst. God in de hemel was wellicht benaderbaar door ascese, bidden, een goed leven leiden (en vul maar aan), althans als je daartoe voorbestemd was, want anders restte eenvoudig eindbestemming hel. De tekst van meneer Libbrecht ademt een vergelijkbare tweedeling, al probeert hij de tweedeling te verzachten door zichzelf een pantheïstische houding aan te meten. De alledaagse mens begrijpt daar natuurlijk niets van, maar verstandige mensen als meneer Libbrecht begrijpen daar natuurlijk alles van. Stilte zou een poort kunnen zijn van de ene wereld naar de andere. Stilte zou je dichter bij God, het nirwana of wat dan ook brengen. Aangenomen dat die tweedeling zou bestaan, transcendent of immanent. Maar wat nu als dat volstrekte onzin is? Dat die behoefte aan de werkelijkheid van een transcendente of immanente wereld niet meer dan een behoefte is gecreëerd door onze hersenen, door ons bewustzijn? Ik weet het niet, laat ik dat maar vast bekennen, maar ik speel graag met de gedachte. Vragen als 'wat als er niets is achter onze zintuiglijke werkelijkheid?', 'wat als het leven eenvoudigweg zinloos is en dat dat eigenlijk heel bevrijdend is?' Ik weet er geen sluitende antwoorden op, maar ik heb wel gemerkt dat wanneer ik deze vragen positief beantwoord, er eigenlijk niet zo heel veel verandert, alles blijft hetzelfde en dat vind ik heel geruststellend. Geruststellend dat mijn leven niet fout of goed is of moet zijn. Dat ik er eenvoudigweg voor kan kiezen om een voor mij aangenaam leven te leiden zonder dat ik daarbij de vrijheid van anderen om dat ook te doen inperk, zonder dat ik daarvoor één of ander religieus of filosoof verhaal nodig heb (zoals ik ooit aan een dominee probeerde uit te leggen: je kunt toch gewoon een aangenaam mens zijn zonder de belofte van een hemel en is het eigenlijk niet veel mooier als je daar zelf voor kiest zonder je druk te hoeven maken over zonde en straf en hel). Misschien is dat wel mijn stilte waarnaar ik streef, de stilte van een eenvoudig leven zonder allerlei religieuze, transcendente poespas. En niet onbelangrijk, als mensen nu eens die idiote illusies van een andere wereld los zouden laten, dan zouden mensen wellicht beter gaan zorgen voor de enige wereld (en het leven daarop) dat we hebben. Maar voor wie eens boos wil worden en hartelijk lachen adviseer ik het boekje Stilte van Ulrich Libbrecht. Nog prachtig vormgegeven ook.

zevnikov Hildegard van Bingen: Liefde is overvloedig in alle dingen – Caritas abundat in Omnia via YouTube

2007 | 10.6.2024

33

week 24

maandag, 10 juni 2024. - Ik ben toe aan het laatste nummer van Dietsche Warande & Belfort uit 2023, met als onderwerp literatuur en videogames. Nu lees ik tijdschriften ook om kennis te maken met schrijvers en onderwerpen waar ik anders misschien aan voorbij zou gaan. Ik heb niets met videogames, alles met literatuur, maar of die combinatie aan mij besteed is … Het tweede artikel Gamen is lezen van Ronald Meeus is een kleine geschiedenis van games die tekst gebruiken in het spelelement. Het resulteert in een oeverloze opsomming van games waar ik nooit van gehoord heb. Ik lees het uit, maar het ontgaat mij waarom dit interessant zou zijn. Het doet me denken aan zo'n lage, fluisterende, doorrookte mannenstem die op de radio (het vroegere Eurojazz?) een jazznummer aankondigd en daarbij de namen noemt van bandleden die toen en toen nog samenwerkten met die en die bij het opnemen van dat en dat nummer in een of ander jaartal en dat eindeloos verder waarbij je uiteindelijk denkt, ach, laat dat nummer ook maar zitten.

* * *

donderdag, 13 juni 2024. - Gisteren kwam het nieuwe boek van Woei-Lien Chong over het daoïsme binnen. Ik herinner me dat ik het eerste boek Filosofie met de vlinderslag zeer boeiend vond en daarom was ik nieuwsgierig naar het tweede boek Leren laveren. Alhoewel ik al teveel bezig ben in teveel dikke boeken, kon ik het toch niet laten om alvast in dit nieuwe boek te beginnen, niet in de laatste plaats omdat ik graag over het daoïsme lees. Misschien komt het omdat ik onlangs knarsetandend dat boekje van Ulrich Libbrecht heb gelezen, maar na een paar bladzijden begon ik me af te vragen wat dat toch is met mensen die over spiritualiteit schrijven. Op bladzijde 13 las ik Het daoïsme blijkt echter zowel spiritueel als wijsgerig een stuk complexer te zijn dan men tot nu toe in het Westen dacht. Pardon? Hoeveel boeken heeft mevrouw Woei-Lien Chong over het daoïsme gelezen? Volgens mij maakt men in het Westen het daoïsme juist veel te complex. Misschien ben ik maar een mensje met een klein beetje verstand, maar wat ik zo goed vind aan bijvoorbeeld de Tao van Poeh is nu juist de eenvoud. Je kunt het daoïsme zeer complex maken, ongetwijfeld, maar ik denk dat het in de kern juist heel eenvoudig is en dat is nu precies wat ik er zo aantrekkelijk aan vind. Natuurlijk, ook ik kijk met een westerse blik naar het daoïsme, maar ik weet maar al te goed dat het daoïsme in China en Taiwan nog steeds als een religie wordt ervaren met alle rituelen die daar bij horen. Kristofer Schipper heeft daar boeiend over geschreven. Nu beroept Woei-Lien Chong zich op de filosoof Otto Duintjer. Deze Duintjer zou ooit een paranormale ervaring hebben gehad en uiteindelijk ontdekt hebben dat de spirituele ervaring die hij had verwant was aan het daoïsme. Nu ontken ik niet dat een paranormale ervaring mogelijk is, ik heb alleen wel moeite met de verklaring en uitleg die vaak daaraan verbonden wordt. Ik sluit namelijk niet uit dat onze hersenen zeer goed in staat zijn om ons een loer te draaien. Maar voor iemand die zo'n ervaring heeft gehad, lijkt het vaak het startschot tot autoriteit op spiritueel gebied. Menig paranormaal begaafde ziet zichzelf al snel als verheven boven de normale begaafden. Immers, zij hebben iets ervaren wat voor anderen ontoegankelijk is, dus moeten zij wel inzicht hebben in een diepere werkelijkheid. Daar gaan we weer, altijd maar weer dat beroepen op een diepere, hogere, werkelijkheid. In het verlengde van Otto Duintjer lijkt Woei-Lien Chong nu het ware daoïsme te hebben ontdekt. Al die andere schrijvers over het daoïsme hebben het natuurlijk bij het verkeerde eind. Daarbij slaat ze zo nu en dan de plank mis. Het daoïsme van Laozi en Zhuangzi is, zoals ik uiteen heb gezet in Filosofie met de vlinderslag, wel degelijk een activistische leer: wuwei betekent niet "niet-doen", maar juist slagvaardig en trefzeker handelen in optima forma, met perfecte timing, maat en proportie. (20) Helemaal mee eens, maar mevrouw Chong moet nu niet doen alsof zij dat nu ontdekt, dit is algemeen bekend. Wuwei is doen door niet te doen, hetgeen zoiets betekent als intentieloos handelen. Wel handelen, maar eerder vanuit een natuurlijke spontaniteit en geen daoïst zal daarbij nadenken over timing, maat en proportie. Daarnaast, over Laozi en Zhuangzi spreken alsof het geen boeken zijn, maar personen is problematisch. Het is vrij duister wie achter de namen Lao Zi en Zhuang Zi schuil gaan, laat staan dat zij de enige auteurs van de overgeleverde teksten zijn. Mevrouw Chong mag twijfelen aan het wetenschappelijk onderzoek naar het daoïsme, maar dat de overgeleverde teksten mogelijk hier en daar corrupt zijn is zeer aannemelijk. Hetgeen verder niets afdoet aan de schitterende verhalen in de Zhuangzi en evenmin aan de teksten in de Laozi. Vooralsnog heb ik geen reden om te stoppen met het boek, maar ik mag toch hopen dat Woei–Lien Chong de toon van 'ik heb de enige juiste, ware leer van het daoïsme ontdekt' verder in het boek een beetje matigt. Het mooie aan het (westerse) daoïsme vind ik nu juist dat iedereen die teksten kan lezen zonder daar meteen een bijbelse heiligheid aan te hoeven verbinden. Het daoïsme contrasteert zeer met menig westerse denkwijze en het is daarom dat ik wel eens zeg dat we hier in het westen wel wat meer daoïsme kunnen gebruiken. Zoals Kristofer Schipper al eens aangaf in een interview kun je daoïst zijn én christen, socialist, liberaal or whatever. Ik zal mezelf geen daoïst noemen, maar ik kan ook niet ontkennen dat ik er zeer door beïnvloed ben. Juist de eenvoud van de Tao van Poeh heeft me tot inzichten gebracht die ik anders wellicht niet gehad zou hebben en dat boek was een startschot om me (vooralsnog) blijvend met het daoïsme bezig te blijven houden.

Ik luisterde naar muziek van Claudio Monteverdi dat ik nog niet kende. Il ballo del Ingrate via Spotify. Ik hoorde een sopraan zingen en ik vond haar stem zo mooi dat ik meteen opzocht wie dat was. Het bleek Agnes Mellon te zijn, één van mijn favoriete sopranen. Toen herinnerde ik me één van mijn laatste bezoeken aan A. in mijn studententijd. Ons gesprek ging over Franse barokmuziek, in het bijzonder de Franse barokopera. Ik vertelde dat ik Medée van Marc–Antoine Charpentier zo mooi vond en dan vooral de uitvoering onder leiding van dirigent William Christie. En Agnes Mellon. A. veerde op en liet me een aria uit een mis van Bach horen. Nog nooit zo'n geile stem gehoord, zei hij, en ik kon dat alleen maar beamen en ik heb die karakterisering overgenomen. Toch herkende ik haar ditmaal niet meteen. Vreemd.

Johann Sebastiaan Bach Mis in A, BWV 234: Qui tollis via Spotify
Gabriel Fauré Requiem, op 48: Pie Jesu via Spotify

* * *

vrijdag, 14 juni 2024. - Einzelgänger Waarom we allemaal opbranden | Byung-Chul Han's waarschuwing aan de wereld via YouTube

* * *

zaterdag, 15 juni 2024. - In aansluiting bij de nieuwste video van Einzelgänger: ik las bij Lisa Appignanesi de zin Per slot van rekening is liefde eerder een kunst dan een straffe productielijn met in elke fase een target dat je per se moet halen. (344) Vervang liefde door leven en ik denk dat deze zin aardig het probleem van de westerse mens aangeeft.

Zonder een derde, man of vrouw, die dingen verbiedt, worden we nooit volwassen, of blijven we kinderen, op zoek naar een almachtige redder van wie we alle heil verwachten en met wie we kunnen versmelten. (Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 360) Zou er een verband bestaan tussen de antiautoritaire opvoeding en de opleving van extreemrechts?

Toch zijn er mensen, zeker onder psychologen, die zich zorgen maken over de verzwakte symbolische functie van de vader als gezagsdrager, wat op cultureel gebied nog eens wordt verhevigd door het wijdverbreide wantrouwen jegens autoriteit en macht. In samenhang met een adviescultuur die erop gericht lijkt te zijn om een kind vooral veel eigenwaarde mee te geven, kan deze afname van het vaderlijke gezag van weleer kinderen opleveren die geen benul hebben van grenzen en niet weten wat wangedrag is. Als een leven volledig in het teken staat van zelfverwezenlijking, blijft er weinig aandacht over voor de behoeften van anderen. Kort gezegd: uit een generatie kleuters die zichzelf niet in de hand hebben, komen volwassenen voort die geen grenzen kennen en alleen maar inhaligheid in hun vaandel hebben staan. Hun onvrede levert voortdurend spanningen en rusteloosheid op, maar toch weten ze zeker dat de oorzaak niet in henzelf gelegen is, maar elders.
Het maakt weinig uit of de grenzen die ouders aangeven van de vader of de moeder komen, maar duidelijk is dat ze ergens vandaan moeten komen. Ook dat maakt deel uit van ouderliefde.

Lisa Appignanesi Alles over de liefde, 370

* * *

Zondag, 16 juni 2024. - Het is altijd een beetje verdrietig wanneer je de laatste bladzijden van een dik boek hebt gelezen en je weet dat je het lezen van het boek zult missen. Alles over de liefde van Lisa Appignanesi is een uitermate sympathiek en vriendelijk boek dat ik graag las. Natuurlijk kun je jezelf de vraag stellen wanneer je een boek uit hebt. Is het na het omslaan van de laatste bladzijde? Is het nadat je gedachten erover zijn geëindigd en de herinneringen aan het boek definitief zijn vervaagd?

Wanneer een collega mij vraagt 'alles goed?' antwoord ik meestal 'nou, alles is wel veel hoor'. Zo is de titel Alles over de liefde wel enigszins pretentieus, maar ik kan niet ontkennen dat Lisa Appignanesi veel facetten van 'de liefde' aanstipt. Ze gaat daarbij vooral uit van intermenselijke relaties (en dus niet bijvoorbeeld de religieuze liefde voor een God of anderzijds de liefde voor (huis)dieren) en deelt haar boek daarbij enigzins chronologische in. Grofweg van de eerste liefde, het huwelijk, de driehoeksverhouding, vreemdgaan, moederliefde, vaderliefde, de liefde voor het kind voor de ouders, de liefde van grootouders en uiteindelijk de liefde van vriendschappen. Daarbij gebruikt ze voorbeelden uit de literatuur, met name Anna Karenina komt vaak voorbij. De overzichtelijke indeling maakt, dat je het boek na een hoofdstuk best een tijdje kunt wegleggen om het daarna weer te kunnen oppakken. Veel is uitermate herkenbaar. Appignanesi schuwt niet om controversen aan te kaarten, maar is zelf niet controversieel. Ze beschrijft, signaleert en bewaart haar objectiviteit, al kan men soms tussen de zinnen door lezen wat wellicht haar eigen opvattingen zijn. Wanneer het over de opvoeding van het kind gaat, proef ik kritiek op de hedendaags antiautoritaire opvoeding (zie ook boven). Kinderen mogen kind zijn, maar Appignanesi kan niet verbloemen dat ze vindt dat er te weinig grenzen aan kinderen gesteld worden, dat het veranderen van de grenzen stellende vader in een zorgende, spelende, knuffelende vader ook schaduwzijden kent. Ik kon Appignanesi niet betrappen op conservatieve standpunten, maar ze is evenmin onkritisch op moderne ontwikkelingen. Het is een mooi, helder geschreven en interessant boek (aanbevolen!) en gelukkig heeft ze meer geschreven dan alleen dit werk.

2008 | 16.6.2024

34

week 25

donderdag, 20 juni 2024. – Stel dat je in een café een academische geschoolde filosoof tegenkomt die zeer enthousiast begint te vertellen over Japan, over de Japanse vechtsporten, hoe je daar leert 'denken met je lichaam' en wat de verschillen zijn tussen oosterse en westerse filosofie en hoe ze elkaar beïnvloed hebben. Je krijgt er geen woord tussen en de informatiedichtheid is groot. Daarbij vergeet onze filosoof geregeld dat hij te maken heeft met iemand die niet academisch geschoold is in de filosofie. Die iemand schudt ja en nee en mompelt interessant, denkt zo nu en dan iets op te steken, denkt zo nu en dan dat er zich iets verhelderd, maar is al snel de draad weer kwijt. De filosoof vertelt associatief, slaat geregeld af, neemt omwegen en als luisteraar denk je voortdurend, ja, waar gaat dit naar toe, wat wil hij me nu eigelijk vertellen? Eigenlijk ben ik allang de draad kwijt, maar hij vertelt zo boeiend en het interesseert me ook, maar ik heb geen flauw idee wat ik ermee moet. Wel, dit is zo ongeveer hoe ik heb boek Waar geen wil is, is een weg van Henk Oosterling ervaar. Elke keer denk ik 'laatste ronde', maar toch ben ik nieuwsgierig hoe het verder gaat en schenk ik mezelf maar weer een hoofdstuk in, in de hoop dat ik terloops nog wat inzichten opdoe.

* * *

zaterdag, 22 juni 2024. –

Domestic Minimalism: The Art Of Japanese Life | Journal via YouTube

Deze week schrijf ik minder. Ik lees artikelen in het nummer van DW & B over literatuur en videogames en al zijn er betere artikelen, zijn er soms interessante passages, ik blijf het probleem behouden dat ik niet in videogames geïnteresseerd ben en maar al te vaak geen idee heb waarover geschreven wordt. Daarbij aarzel ik om de poging om videogames te verheffen tot een kunstwerk geloofwaardig te vinden. Maar ik wil er niet teveel over schrijven, want ik voel me een buitenstaander die geen idee heeft waarover hij schrijft.

Ook de bezwaren tegen het boek van Woei-Lien Chong zijn niet onoverkomelijk vooralsnog. Tijdens het lezen erger ik me geregeld en ik zou erover moeten schrijven, maar ik heb het overzicht van mijn kritiek nog niet.

Maar ik geniet met volle teugen van het boek van Ross King De Boekhandelaar van Florence. Ik lees graag boeken en ik lees ook graag boeken over boeken, over en van boekenverzamelaars (Anne Fadiman Ex Libris!), zelfs een geschiedenis van de boekenkast – wat het boek The Book on the Bookshelf van Henry Petroski eigenlijk is – heb ik met heel veel plezier gelezen. De boekhandelaar van Florence speelt zich af in de tijd dat de renaissance in een stad als Florence begon te ontluiken en boeken steeds belangrijker werden. Men kreeg weer belangstelling voor teksten uit de Oudheid en aangezien veel verdwenen was, waren er Italianen die stad en land (of beter: klooster en land) afzochten naar oude manuscripten die wellicht nog ergens verborgen lagen onder lagen stof in een verborgen en vergeten ruimte in een kloosterbibliotheek. Zo was het bekend dat er een boek van de Romein Quintilianus moest bestaan. Er waren wel fragmenten en delen van het boek Institutio oratoria bekend, maar het complete werk ontbrak. Totdat.

Ook al was de bibliotheek van Sankt Gallen niet erg geordend, ze leverde algauw enkele interessante boekdelen op. Poggio zou Vespasiano later vertellen hoe hij een boekdeel met zes redevoeringen van Cicero vond 'in een stapel oud papier bedoeld om weg te gooien'. Op de boekenplanken troffen ze ook werken aan als Vitruvius' tiendelige Over architectuur en een handschrift van het onvoltooide epos Tocht van de Argonauten van de Romeinse dichter Valerius Flaccus – 'stuk voor stuk uiterst belangwekkende werken', aldus Vespasiano. Hoe belangwekkend of interessant ook, geen van deze teksten was de jongemannen onbekend. Zo waren er in Florence minstens twee kopieën van Vitruvius te vinden, waaronder een in het bezit van Giovanni Boccaccio, die net als de rest van zijn manuscripten – een verzameling van 160 codices – opgeslagen lag in de kloosterbibliotheek van het Santo Spirito.
Pas toen de drie mannen de bibliotheek verlieten en de toren van de abdijkerk betraden, waar nog meer boeken lagen opgeslagen – of zoals Poggio het noemde, gevangenzaten in een sombere donjon – deden ze hun grootste ontdekking. Aanvankelijk gruwden ze van de aanblik die hun wachtte: de boeken waren vreselijk verwaarloosd en de toren was stoffig, schimmelig en beroet, en wemelde van de insecten. De tranen schoten de drie mannen in de ogen en ze spraken harde woorden over de barbaarse behandeling die de Latijnse literatuur te beurt viel. Rustici noemde de abt en monniken boos 'vervloekt uitschot' – hoewel hij moest toegeven dat de Italianen hun grootste erfgoed eveneens schandalig hadden verwaarloosd. De ontzetting veranderde echter algauw in ongeloof en vreugde toen ze in deze ellendige puinhoop een boek terugvonden dat vijf eeuwen lang spoorloos was geweest: een volledig afschrift van Quintilianus' Institutio oratoria.

Ross King De boekhandelaar van Florence, 54

Ik smul hiervan en Ross King serveert het gerecht ook heerlijk op. Toch baseert hij zich op bronnen, zo schijnt een groot deel van de briefwisseling tussen de boekenjagers Poggio (ook wel Poggius Bracciolini) en Niccolò Niccoli (ook wel Nicolaus De Niccolis) bewaard gebleven. Mede dankzij deze mannen is veel uit de Griekse en Romeinse oudheid teruggevonden. Ik kijk nu in ieder geval heel anders naar mijn exemplaar in een Nederlandse vertaling door Piet Gerbrandy van Quintilianus' De opleiding tot redenaar. Deze vertaling omvat meer dan zeshonderd bladzijden, dus het moet niet alleen een bijzondere vondst geweest zijn, ook een omvangrijke. Overigens legt Ross King ook nog even uit hoe het toch kan dat zoveel Griekse en Romeinse literatuur verdwenen was. Veel had natuurlijk te maken met de christenen die hun neuzen ophaalden voor deze heidense denkers, maar het had zeker ook te maken met het materiaal waarop de boeken aanvankelijk waren overgeleverd. Maar hoe dat zit, dat moet u maar zelf gaan lezen.

2010 | 23.6.2024

35

week 26

woensdag, 26 juni 2024. – Kevin Power The Devouring Mind in: Dublin Review of Books, June 2024 online

* * *

vrijdag, 28 juni 2024. – Peter Salmon Paper trails in: aeon, 25 June 2024 online

* * *

zondag, 30 juni 2024. – Einzelgänger Het leven is eenzaam, pijnlijk en absurd. Omarm het | De duistere filosofie van Emil Cioran via YouTube

* * *

week 27

maandag, 1 juli 2024. – De afgelopen week was een magere week. Ik wilde nog schrijven over het nummer van DW B over Literatuur en videogames, dat het tijdschrift wel steeds interessanter werd, al komt dat, denk ik, omdat het zwaartepunt van videogame naar literatuur verschoof. Maar al met al deed het mijn hart niet sneller kloppen.

Ik wilde schrijven over het gesprek met ikmasker over Ben Schomakers, over ons enthousiasme naar aanleiding van een interview via Spotify (vanaf 30:00 ongeveer). In deze rechtse tijden met bezuinigingen op wetenschap en cultuur, met een eenzijdige voorkeur voor sport en plat vermaak, in deze tijden met onwaarheden die als waarheden worden geserveerd is het heerlijk om iemand gepassioneerd en erudiet over zijn vak te horen spreken (al ergerden we ons aan de interviewster).

Maar zoals dat ook gaat met mijn papieren dagboek, er zullen altijd hiaten zijn.

Wel weer een tijdelijk abonnement genomen op de Groene Amsterdammer. Ik weet nog dat ik het begin van mijn studietijd een aanbieding in handen kreeg om een studentenabonnement te nemen. Het was de tijd dat Martin van Amerongen hoofdredacteur was en het was zeker mede door hem dat ik een abonnement nam. Zo gelachen om zijn redactionele columns. Helaas overleed hij te jong, raakte ik mijn studentenkorting kwijt en ging ik over op incidenteel een nummer los kopen. Maar ik heb altijd een zwak gehouden voor dit geweldige tijdschrift en soms moet ik door omstandigheden mijn abonnement opzeggen, uiteindelijk heb ik steeds weer de neiging om terug te keren. Wel drukt het tijdschrift enorm op mijn leestijd, sowieso een probleem met interessante tijdschriften. Ik heb een zwak voor tijdschriften, maar ik wil ook wel eens een boek uitlezen en dat zit elkaar geregeld in de weg.

* * *

zondag, 7 juli 2024. - In het begin van de week las ik in flow van Mihaly Csikszentmihalyi. Opnieuw irritatie en ik begon me af te vragen of het aan mij lag dat ik de laatste tijd zovaak geïrriteerd raak door boeken. (Maar wel liever een boek dat irriteert dan een boek dat onverschillig laat.) Misschien is het eerder een vorm van teleurstelling. Onwillekeurig heb ik een verwachting van een boek en al vind ik het doorgaans geen probleem wanneer een boek daar niet aan voldoet als het alternatief maar overtuigend is. flow is een bestseller en ik begin te begrijpen waarom. Ten eerste omdat Mihaly Csikszentmihalyi onderzoek overzichtelijk en in begrijpelijke taal weet te presenteren. Ten tweede omdat het impliciet een zelfhulpboek kan zijn voor mensen die op zoek zijn. Ten derde omdat het Aziatische wijsheid suggereert. Met dat laatste begeef ik me op glad ijs, maar velen zullen de titel van het boek associeren met going with the flow hetgeen bijvoorbeeld raakt aan het daoïstische wuwei. (The Daodejing teaches that when individuals try to make something happen in the world by their own reasoning, plans, and contrivances, they inevitably make a mess of it. But if they take their hands off the course of their lives and move with the dao, then it will untangle all life's knots, blunt its sharp edges, and soften its harsh glare (DDJ 56). This is relevant to an understanding of Lao-Zhuang teachings on morality because moral distinctions are regarded in this tradition as the kind of tampering and trying to make something happen that is warned against. Ronnie Littlejohn Chinese Philosophy: Overview of Topics in: Internet Encyclopedia of Philosophy online) En daar doemt een reden voor mijn teleurstelling op, want het boek is allerminst Aziatisch, het is uitermate westers. Kort door de bocht: Csikszentmihalyi heeft met zijn team groot onderzoek gedaan en stuitte op iets dat hij de flow-ervaring noemt. Nu laat hij die ervaring terugkomen in allerlei aspecten van het leven met een groot zie-je-wel-houding. Ondertussen struikel ik over doelen bereiken, presteren, jezelf overtreffen … allemaal begrippen uit onze kapitalistische vrijemarkt economie dat hysterisch gericht is op ontwikkeling en groei en daar wringt voor mij de schoen. Is die flow-ervaring niet veel anders dan een dopamine ervaring? Soms denk ik wel eens dat alle menselijke activiteiten gericht zijn op het steeds weer activeren van ons hormonale beloningssysteem. Blijdschap, geluk, genot, een algemeen gevoel van welzijn, dat is toch wat mensen willen? Of noem het de flow-ervaring? Onze hele economie is gebaseerd op de cyclus verleiden, verlangen en bevrediging en het werkt zo goed dat we onze planeet ermee verwoesten. Amen.

Ik herinner me een aardrijkskundeboek op de middelbare school waarin een plaatje stond van een stereotype in meditatie zittende Indische man die met grote passen gepasseerd wordt door een stereotype westere man in pak en aktentas. Het illustreert cultuurverschillen en ik herinner me dat ik toen al geïntrigeerd was door de mediterende man en juist niet die man in pak met aktentas. Het streven naar verlichting versus het streven naar economische groei. Nu vermoed ik dat beide culturen kanten zijn van dezelfde medaille en de overeenkomst zit in het willen bereiken van iets, iets dat ergens achter de horizon ligt. Dat is me vreemd geworden en al kan ik me niet volledig onttrekken aan de westerse cultuur van doelen stellen en iets bereiken, de flow-ervaring kan me vooralsnog gestolen worden. Maar ik heb het boek niet uit, wellicht word ik nog verrast en dan zal ik het hier laten weten.

Ondertussen is het 1 juli geweest en ben ik begonnen in het volgende deeltje Vestdijk. Sint Sebastiaan. De geschiedenis van een talent is aan de beurt en is het eerste deel van de Anton Wachter Romans. Het is altijd weer wennen aan de stijl van Vestdijk. Al op de eerste bladzijde staan zinnen waarover ik struikel en denk 'wat staat daar nu eigenlijk'. Een voorbeeld, de tweede zin: Er gleed een mes tussen honger en genot door, de eerste bestendigend en aanmoedigend, de tweede verjagend naar gebieden zo ver en vaag als zijn reactie vaag was op dit onvatbare onrecht. Zo'n zin wil je een paar keer lezen en erop herkauwen, althans, ik wil dat en ik voel me dan weer welkom in het universum Vestdijk. Daar kan geen flow-ervaring tegenop.

Tao Te Tjing tekst 56 in: Tekens van leven online

2012 | 7.7.2024

36

week 28

maandag, 8 juli 2024. – Wolfgang Amadeus Mozart Piano Concertos 20 & 23 Olga Pashchenko, Il Gardellino via Spotify

Ik heb me er al lang bij neergelegd dat ik niet alle boeken die nog ongelezen in mijn boekenkasten staan zal lezen. Daarvoor is mijn tempo te laag, nog afgezien van het gegeven dat ik niet weet hoe oud ik zal worden. Wel is het mijn streven om elk boek van a tot z te lezen en het de aandacht en de kans te geven die het verdient. Toch heb ik ook momenten dat ik langs de boeken loop en er eentje pak om er louter wat in te bladeren en fragmentarisch te lezen. Vaak zijn dat boeken met verzamelde of volledige werken van een dichter. Zoals een tijd geleden het boek van John Koethe dat zo nu en dan iets in mij losmaakte dat dan weer in een stuk tekst van mezelf resulteert. Dat is het misschien, de hoop iets te lezen wat net dat ene puzzelstukje blijkt te zijn, net die ene gedachte oproept waardoor ik ga zitten schrijven. Soms pas de volgende dag, want dit soort 'wandelingen' langs de boekenkast vinden meestal 's avonds laat plaats en het is vaak pas na een nacht slapen dat er zich dan iets aandient. Zo bladerde ik gisteravond in een boek dat ik de laatste tijd wel vaker even uit de kast pak: Matsuo Bashō Verzamelde haiku's, vertaald, ingeleid en toegelicht door Jos Vos. Gisteravond las ik deze:

Uit oost of west –
zelfs door jonge rijst ruist
allereerst de wind.

Matsuo Bashō Verzamelde haiku's, 257

Niet dat het direct aanleiding gaf tot het opschrijven van gedachten (ik vermijd te schrijven 'diepere gedachten' want dat vind ik zo pretentieus en onzinnig: er zijn geen diepere gedachten, er zijn eenvoudigweg gedachten), maar ik schiep er wel plezier in om er over na te denken waarom ik dit nu zo'n mooie observatie vindt. Het is gemakkelijk om te zeggen: de eenvoud van de observatie. Misschien is het wel de daoïstische gedachte dat wat er ook gebeurd, de natuur zijn natuurlijke gang gaat, het is het forcerende gedrag van mensen dat ellende veroorzaakt. Het maakt niet uit uit welke hoek de wind waait, de rijst beweegt gewoon mee en ik zou daarop kunnen laten volgen: uit welke hoek de politieke wind waait, ik beweeg gewoon mee. Dat zou rust geven, maar alles roept in mij om – al was het maar verbaal en slechts bij gelegenheid – in verzet te komen tegen de huidige regering in Nederland. Maar woede kost onnodig veel energie, verzet ingebed in gelatenheid is een stuk gezonder. Ik moet de laatste tijd vaak denken aan die toespraak van Michelle Obama waarin zij de woorden When they go low, we go high sprak. Natuurlijk, er zit een arrogant kantje aan die woorden omdat er iets meeresoneert dat de mensen die go low gaan mensen van mindere morele waarde zouden zijn. Maar ik wil haar woorden zo begrijpen dat je je tegenstander niet moet bevechten met dezelfde wapens. Alhoewel ik geen groot fan ben van Esther Ouwehand, heb ik wel bewondering voor de beheerste wijze, de heldere woorden waarmee zij in haar bijdrage in de Tweede Kamer bij de eerste vergadering met het nieuwe kabinet probeerde uit te leggen waar de kern van het probleem zit. Ook zij verlaagde zichzelf niet tot het niveau van de fractievoorzitter van de PVV. Misschien is het eerder dat wel, dat mocht de wind van oost of west komen, beweeg mee, zodat je weer fier overeind staat als de wind is gaan liggen. Aantrekkelijke gedachte, maar ik geef toe dat ik nog niet weet in welke mate ik me wil verzetten tegen de nieuwe, schaamteloze politieke werkelijkheid in Nederland.

Partij voor de Dieren "We zijn in oorlog met de natuur en als we winnen, zijn we verloren" via YouTube

* * *

woensdag, 10 juli 2024. - Matthew Wills History's Footnotes in: JSTOR Daily, July 6, 2024, online

Waarschijnlijk al in de veertiende eeuw kwam er in Florence een nieuw fenomeen op. Het deed me denken aan de moderne weblog, de weblog als de zibaldone van de eenentwintigste eeuw?

No-one knows exactly when the gloriously sonorous noun zibaldone appeared, or what it originally meant. The earliest record of the word, in the mid-fourteenth century, refers to it as Florentine slang, without further definition, and we can only infer from context that it means something like 'mess' or 'jumble'. The fifteenth-century merchant and art patron Giovanni Rucellai referred to his own zibaldone as 'una insalata di più herbe', a salad of many herbs, which gives an impression of something variegated and wholesome. But by then it had also become firmly attached to the notebook in one of its most enduring applications. For this informal culinary term came to signify a personal anthology, or miscellany.
The basic principle was simple: when you found a piece of writing that you liked, or found useful, you copied it out into your personal notebook. You could copy out as much or as little as you wanted, neatly or not, and refer to it a little, or as much, as you wanted. The collection could be poetry or prose, fictional or factual, thematic of random, religious or profane, in Latin or Tuscan, or any mixture of any of these components; you could even draw pictures in it. The notebook itself could be large or small, luxurious or utilitarian. Some better-off writers, such as the author Boccaccio (the son of a Bardi banker), had zibaldoni made of expensive parchment, and paid professional scribes to do the writing for them. Many users illustrated them, or commissioned elaborate initial capitals to open every new exerpt: surviving examples often have gaps where their owners never got round to completing the task.
Roland Allen The Notebook, 63-64

Blackwell's Bookshops Hello from...Roland Allen, author or The Notebook: A History of Thinking on Paper via YouTube

2014 | 15.7.2024

37

week 29

dinsdag, 17 juli 2024. –

Damian Carrington 'Climate crisis is making days longer, study finds' in: The Guardian 15 juli 2024, online

Einzelgänger Social Isolation: Why We Do It and How to Get Out via YouTube

After Skool Lao Tzu – The Art of Not Trying via YouTube

Roberto Musci Tower of Silence via Spotify

* * *

zaterdag, 20 juli 2024. –

f/64 Regarding Susan Sontag – A Documentary Film via VKontakte

* * *

week 30

dinsdag, 23 juli 2024. – Wanneer ik naar de bovenstaande links kijk, doet het mij herinneren aan de wijze waarop het fenomeen bloggen is begonnen. Er waren mensen die een online dagboek gingen bijhouden, maar er waren ook internetters die online vastlegden (loggen) wat ze zoals op het internet tegenkwamen. Eind jaren '90 kwam hiervoor het woord bloggen in zwang, afgeleid van webloggen. Ik heb altijd een hekel gehad aan het woord omdat ik het esthetisch zo'n lelijk woord vind. Het klinkt zo, tja, log. Dus heb ik het altijd maar eenvoudigweg over mijn website.

Vorige week was ik een week vrij en natuurlijk had ik plannen om veel te lezen en te schrijven. Er kwam niets van. Het was weer tijd voor nieuwe boekenkasten en die moesten in elkaar gezet worden (Ikea). Dat in elkaar zetten was het probleem niet, maar wel het opnieuw ordenen van de boeken, ik ben daar tamelijk precies in. Toen was er een dag dat ik met mijn neef een lange wandeling ging maken. Gelukkig kon ik de dag daarna rustig aan doen, al lagen er nog heel veel uitgestelde huishoudelijke klussen. Toen was het alweer vrijdag, de dag dat ik met mijn dochter twee films ging bekijken. Despicable me 4 was aardig, maar wat ons betreft was het concept met Gru en de Minions nu wel voldoende uitgemolken. Wanneer er een vijfde deel komt, laat ik die aan mij voorbij gaan. Daarentegen was Inside Out 2 verfrissend goed, ik heb er veel van geleerd!

Ergens in de loop van de week moet ik Sontag, de biografie van Susan Sontag, van Benjamin Moser gepakt hebben. Waarom weet ik niet, misschien was het tijd, maar ik begon erin te lezen en ik wist dat het boek op de stapel onderweg terecht zou komen. Altijd heb ik afstand gehouden van de schrijfster Susan Sontag, al kan ik niet goed uitleggen waarom. Die vrouw met die blonde lok had iets charismatisch en ik ben altijd op mijn hoede voor charismatische mensen. Tegelijkertijd is zij een zeer intelligente lezer met uitgesproken opvattingen over van alles en nog wat. Ik bekeek tussendoor de documentaire Regarding Susan Sontag (zie boven) hetgeen mijn belangstelling voedde en ik voorlopig nog wel met deze bijzondere schrijfster bezig zal blijven.

Wie Kind tussen vier vrouwen van Simon Vestdijk heeft gelezen weet dat dit boek aan de basis stond van de Anton Wachter romans. Nu had ik Terug tot Ina Damman al gelezen en dat verhaal staat ook al uitgebreid in Kind tussen vier vrouwen, dus sloeg ik dit boek over in mijn project om elk kwartaal een boek van Simon Vestdijk te lezen. Maar Sint Sebastiaan is ook een Anton Wachter roman en veel daarin is eveneens een déjà lu en ik merk dat ik daardoor minder geboeid ben, hoe goed het boek ook mag zijn. Gelukkig is het geen dik boek.

* * *

woensdag, 24 juli 2024. – De meeste mensen begrijpen dat wanneer een architect een groot gebouw ontwerpt, dat de architect ervoor moet zorgen dat het niet instort, dat het voldoet aan allerlei eisen gesteld door de opdrachtgever, dat er bijvoorbeeld een ingang is, ramen met uitzicht en wellicht ook zo iets banaals als een toilet. Wie een symfonie schrijft als de Negende Symfonie van Gustav Mahler moet zijn als een architect, hij moet zorgen dat het muzikale gebouw niet instort, het vereist een zeer heldere geest om zoiets te kunnen componeren. Niets romantiek, niets lijdende kunstenaar die huilend over zijn muziekpapier zwarte bolletjes tekent in zijn vakantiehuisje in Toblach in Zuid-Tirol. Nee, hier is een vakman bezig die een grootse vorm ontwikkeld en zich wellicht al verheugde op de repetities met een orkest. Mahler was dirigent en zal ongetwijfeld al tijdens het componeren van het stuk nagedacht hebben hoe de lijnen en harmonieën tot hun recht zullen komen bij een uitvoering van de partituur. Ergo, het zou mij niet verbazen dat zijn vaardigheden als dirigent hem geholpen hebben het bouwwerk, dat deze Negende Symfonie is, een goede fundering en stevige muren te geven. Ik stel me er overigen een gebouw in Jugendstil bij voor. Dat komt ongetwijfeld door al die muzikale lijnen die de symfonie rijk is, gracieuse, bewogen lijnen die emoties uitdrukken. Het gaat wellicht wat ver, maar om één of andere reden komt bij mij de typering erotische lijnen boven, zoals de Jugendsilt op z'n minst de suggestie van erotiek heeft, denkend aan de vele vrouwengezichten en -gestalten die in deze stijlvorm voorkomen. Al die muzikale motieven die de symfonie rijk is die me doen denken aan de gestileerde bloemen (rozen, lelies enz.) en vogels (pauwen, zwanen) in de beeldende kunst uit die tijd. Maar ook de vele kleuren uit die tijd in de glas-in-lood ramen (en zelfs in lampenkappen).

In mijn tienerjaren had ik daar nog geen idee van, ik was eenvoudigweg dol op deze muziek en in het bijzonder het vierde deel van deze symfonie. Bij Mahler kon ik wanneer ik in het duister luisterde verhalen verzinnen bij zijn muziek. Bij het vierde deel zag ik beelden van de slagvelden in de Eerste Wereldoorlog, wellicht had ik daar eens foto's van gezien. Eén van mijn favoriete fragmenten in het deel is een moment wanneer de violen zacht een hoge noot spelen en in de ruimte eronder ineens een contrafagot tevoorschijn komt waarbij ik de associatie had met de eerste regels uit het gedicht Strange Meeting van Wilfred Owen: It seemed that out of the battle I escaped / Down some profound dull tunnel, long since scooped. Sommige regels uit het gedicht kende ik lange tijd uit mijn hoofd (al leerde ik dit gedicht kennen door een ander muziekstuk, namelijk het War Requiem van Benjamin Britten):

I am the enemy you killed, my friend.
I knew you in this dark; for so you frowned
Yesterday through me as you jabbed and killed.
I parried; but my hands were loath and cold.
Let us sleep now …

I am the enemy you killed, my friend is misschien wel de mooiste dichtregel die ik ken en is op een of andere manier altijd verbonden gebleven met dat vierde deel uit de Negende Symfonie van Mahler. Maar Mahler heeft geen weet gehad van de Eerste Wereldoorlog, hij overleed in 1911 en heeft de première van zijn Negende Symfonie in 1912 dus niet kunnen bijwonen. Toen hij de symfonie schreef was zijn gezondheid al slecht, maar het gaat mij te ver om deze symfonie als zwanenzang te bestempelen (uiteindelijk was hij nog begonnen aan een tiende symfonie die onvoltooid is gebleven). Ook het diepzinnige geneuzel over Mahlers preoccupatie met de dood gaat mij te ver. Er zijn zelfs mensen die elke symfonie van Mahler zien als een Freudiaans ziektebeeld (Mahler heeft Freud ooit geconsulteerd). Of al die vermeende diepzinnigheid hout snijdt weet ik niet, maar het voegt voor mij niets toe aan de bewondering voor de compositie van deze Negende Symfonie. Eerder hoor ik de spanningen en nervositeit van de tijdgeest erin, maar of Mahler dat bedoeld heeft of bewust gedaan heeft, ik twijfel.

Lang heb ik niet meer deze muziek geluisterd. In mijn jonge jaren heb ik de lp's met het Concergebouworkest onder leiding van Bernard Haitink grijs gedraaid. Toch is er schijnbaar enige verzadiging opgetreden. Totdat ik een enthousiaste bespreking las van Joost Galesloot in het NRC over een uitvoering van het Mahler Academy Orchestra onder leiding van Philipp von Steinaecker. Ik zocht het op op Spotify. Het was alsof ik het stuk weer voor het eerst hoorde! Ik was de muziek niet vergeten, maar het klonk ineens zo anders, zo veel details die ik vroeger nooit hoorde. Zo'n andere opbouw ook, geweldig! (Eén klein detail waar ik me over verwonderde. Ergens in het vierde deel hoor ik de bekkens ineens alsof ze niet in het orkest waren, maar vlak naast me in de stoel in de zaal, heel vreemd.) Ik hou hier van, uitvoeringen van klassieke stukken die zo anders zijn, dat ik het gevoel krijg ze weer voor de eerste keer te horen. Dat is natuurlijk niet zo, maar terwijl ik kan anticiperen op wat er komt (en dat komt ook), blijkt het zo anders gespeeld te zijn dan mijn muzikaal geheugen heeft opgeslagen, dat het weer als nieuw klinkt. Luister en huiver!

Mahler: Symphony No. 9 on Period Instruments

In deze inleiding ben ik niet voor een zekere beredeneerde uitvoerigheid teruggedeinsd, omdat het mij erom te doen was het grondkarakter van Mahler's negende symfonie in een wellicht wat doctrinair overdreven vorm veilig te stellen voor bedenkingen, die deze muziek onvermijdelijk moeten treffen, zolang men er een al te menselijke, al te 'aardse' aangelegenheid in blijft zien. Natuurlijk is dit geen 'onmenselijke' muziek, in welke betekenis dan ook; maar zij is menselijk enkel en alleen op voorwaarde, dat de luisterende mens zich tracht in te leven in de bestaansvorm van het enige Wezen, dat door zijn almacht, volmaaktheid en totaliteit het recht heeft iets mede te delen over zijn eigen, menselijk onvoorstelbare vernietiging. Voor degene die in de negende symfonie dood en lijden, droefenis en opstandigheid, wanhoop en berusting vermoedt van een bepaald menselijk individu, of van 'de' mens, is er altijd nog veel te 'genieten', maar de goedbedoelde pogingen tot vereenzelviging met de drager van zoveel ellende, die dan wel eens Mahler zelf zou kunnen zijn, Mahler met zijn hartkwaal en andere notoire gebreken, moeten noodzakelijkerwijs door een terugslag worden gevolgd, zodat de hoorder zich gaat afvragen waar al die smart eigenlijk voor nodig is, vermits hijzelf, toch óók een mens, betrekkelijk veilig in een concertzaal zit te luisteren of op een podium zit te spelen. Men beticht Mahler dan licht van overdrijving, men is geneigd de muziek larmoyant te vinden, te depressief, dan weer bij momenten al te scherp satirisch (ik zwijg nog over de krasse misvatting van de symfonie als verklanking van 'een uit de uiterste onverschilligheid ten opzichte van het menselijk leven gebroen cynisme', waarbij, behalve een aanzienlijk aantal partituurbladzijden, over het hoofd is gezien, dat cynisme nog nooit uit uiterste onverschilligheid 'geboren' is); er worden dan meningen in omloop gebracht als het gevleugelde woord 'klaagmuur', waarmee deze compositie tot nader order zou kunnen worden afgedaan.

S. Vestdijk 'Negende symfonie' in: Gustav Mahler, 138-139

* * *

donderdag, 25 juli 2024. –

Samantha Rose Hill 'Beyond authenticity' in: Aeon 18 juli 2024, online

Addie Schulte 'In Nederland liggen zestig stuurloze bossen die zelf hun problemen oplossen' in: NRC 25 juli 2025, online

* * *

vrijdag, 26 juli 2024. –

Einzelgänger Lao Tzu – How to Let Go in a Stressful, Insane World via YouTube

* * *

zaterdag, 27 juli 2024. –

Michael Hoffman 'How to enjoy living alone – it's the coming thing for many of us' in: Japan Today 11 maart 2024, online

2019 | 29.7.2024

38

week 31

maandag, 29 juli 2024. – Ondertussen heb ik het zevende deel uit de reeks Verzamelde romans van Vestdijk uitgelezen. Eerder schreef ik al over de moeite die ik had om geboeid te raken, omdat er vaak sprake was van een déjà lu met Kind tussen vier vrouwen. Toch boeide me uiteindelijk het derde deel van Sint Sebastiaan me, wellicht omdat het thematisch een eenheid vormt. Het speelt in Amsterdam waar de jonge Anton Wachter zijn tekentalent probeert te ontwikkelen en de strijd met de volwassenen om 'naakte poppen' te mogen tekenen. Anton mag het Rijksmuseum niet bezoeken vanwege zijn leeftijd (schijnbaar moest men in die tijd twaalf jaar zijn), maar een goedwillende tante neemt hem toch mee en doet net alsof Anton oud genoeg is. In het museum ziet Anton een schilderij dat hem fascineert.

Dit was, inderdaad, prachtig. Dit overtrof alles wat hij van zijn leven had gezien! De naakte romp met drie pijlen en de vier of vijf bloedstraaltjes, die in een langwerpig kolfje tot rust klonterden, betoverde hem al evenzeer als het gezicht, dat op de linkerschouder afhing, die opgezwollen, als ontwricht getekende schouder, waarin een pijl stak, zo netjes steil en in de goede richting scheef, alsof ermee geschreven werd. Omhooggesjord en stevig aan een boom gebonden was de rechterarm, die de tweede pijl bevatte; de derde zat even onder de ribben, eveneens rechts. Het gezicht was omgevormd, bijna zonder kin, met dikke lippen, lange wimpers, terwijl twee brede, wazige voren, onnatuurlijk ver over het voorhoofd heengetrokken tot onder het warrige meisjeshaar, de uitdrukking van smart voor hun rekening namen. Had men zijn hand op dat voorhoofd gehouden, of twee vingers slechts, want het was zeer laag, dan had men een week, sluimerend Italiaans jongensgezicht voor zich gezien, een weinig emotionerend en zeker niet verheven schouwspel. Stellig was het geen meesterwerk, deze Sint Sebastiaan van A. Cano, en zelfs de ongeoefende Anton meende slordigheden en benaderende vegen te ontdekken, die overigens niet de minste afbreuk deden aan zijn enthousiasme. Het ging immers niet om de kunstmiddelen, het ging om de werkelijkheid die hier was afgebeeld: om dat touw met zijn ongelooflijk ingewikkelde zeemansknopen, om die pijlen, die er zo glad en tevreden uitzagen, – als voorwerpen op de enige plaats waar ze thuishoorden, – om die pijlen in dat vlees, en dat bloed úit dat vlees, om die houding, die aan slapen deed denken, aan zweven, en ook aan dansen, omdat de rechterarm zo sierlijk gekromd was. Dit schilderij deed pijn, en tegelijkertijd fascineerde het hem, en dat waarlijk niet door de kosteloze weelde van medelijdende gevoelens voor een gefolterde heilige.

S. Vestdijk Sint Sebastiaan, 165

Het boek heeft als ondertitel De geschiedenis van een talent, maar ik vermoed dat het de bedoeling is dat vooral ironisch op te vatten. Anton heeft uiteindelijk helemaal geen talent, althans, niet voor tekenen. Ironisch lijkt me dan ook om Anton te vergelijken met deze Sint Sebastiaan, in de zin, dat het niet om letterlijke pijlen gaat, maar om pyschologische pijlen die de jonge Anton Wachter moet incasseren. Wel vroeg ik me af of de passage Het ging immers niet om de kunstmiddelen, het ging om de werkelijkheid die hier was afgebeeld iets zegt over de poëtica van Vestdijk.

Wat ik zo heerlijk vind aan dit boek dat nog voor de Tweede Wereldoorlog geschreven is, dat de vele gedragingen en emoties van Anton Wachter en zijn vrienden nog steeds herkenbaar zijn voor mij. Weliswaar zijn de decors van het jongensleven verandert, toch zijn de observaties herkenbaar en ik denk dat dat niet komt, omdat ik evenals Anton Wachter opgegroeid ben in Friesland. Ook de fascinatie voor het schilderij herken ik, al was het in mijn geval niet een schilderij en was ik al wat ouder, maar het is vergelijkbaar met mijn fascinatie voor de opera Der fliegende Holländer van Richard Wagner toen ik dat voor het eerst beluisterde. Vermoedelijk was ik toen al twaalf.

* * *

dinsdag, 30 juli 2024. –

En ik zag en hoorde één engel, die hoog aan de hemel vloog en met een luide stem riep: Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen, vanwege de overige bazuinstoten van de drie engelen die nog op de bazuin zullen blazen.
Openbaring 8:13

Tja, wat kan ik anders doen? Onlangs was er weer een nieuw record en niet een record op de Olympische Spelen. Was de klimaatverandering een olympische sport, dan kun je melden dat het ene record na het andere verbeterd wordt. Ecosystemen staan op instorten en de mensheid gaat verder alsof er niets aan de hand is. Gewoon met het vliegtuig op vakantie naar een ver vreemd land om daar aan de kust in het zand te gaan liggen om bruin te worden. Dat er wereldwijd meer mensen overlijden tengevolge van de klimaatverandering dan in de oorlogen in Gaza en Oekraïne lijkt ons te ontgaan. Er sterven al meer mensen aan de gevolgen van de klimaatverandering dan aan de gevolgen van oorlog en geweld. Wel goed voor het milieu, dat wel.

Dus sluit ik de gordijnen voor het felle licht van de zon en plan het bezoek op mijn vrije dagen aan de winkel op nog koele momenten van de dag. Verder probeer ik te lezen en te schrijven. De apocalyps vindt plaats in een tergend slow motion en niemand lijkt de bazuinen van de wetenschap te willen horen. Maar ik wil die boeken in mijn kast nog lezen. Papa, wat heb jij gedaan om de klimaatverandering af te remmen? Ik heb gelezen en geschreven, mijn kind, en lippendienst bewezen aan wie het maar horen wilde. Er komt een dag dat het Grote Besef door gaat dringen, ik hoop dat het dan al niet te laat is, maar ik vrees van wel. Wanneer jullie mijn leeftijd hebben bereikt zal de wereld er verontrustend anders uitzien. Misschien al eerder. Lang heb ik gedacht dat ik het zal ontlopen in mijn leven, maar ik begin te begrijpen dat dat een illusie zal blijken te zijn.

Grote woorden schrijf je met een hoofdletter. Woorden die niet over onze werkelijkheid gaan, maar over een geïdealiseerde, platoonse werkelijkheid. We hebben het dan niet over de liefde, maar over De Liefde, we hebben het niet over waarheid, maar over De Waarheid. We hebben het niet over de mens, maar over God, Jezus en de Heilige Geest. Zodra je woorden met een hoofdletter schrijft, suggereert dat een perfecte werkelijkheid die niet onze imperfecte werkelijkheid is. Onze intuïtie zou contact kunnen maken met die andere Werkelijkheid, een vermogen dat vooral wordt toegedicht aan Kunstenaars, Grote Denkers en Paranormale Kwakzalvers. Idealisten denken dat we onze wereld dichter bij die andere, ideale werkelijkheid kunnen brengen. Idealisten denken dat we de wereld kunnen verbeteren. Daartoe moeten we het imperfecte bestrijden om tot perfectie te komen. Een verlangen naar zuiverheid ontstaat en al het onzuivere moet verdwijnen, al of niet met geweld. Hoeveel wereldverbeteraars heeft de geschiedenis niet gekend? Hoeveel religies, filosofieën, ideologieën heeft de mens daartoe opgetuigd? En is de wereld er in de kern beter van geworden, zijn we ooit die Ideale Werkelijkheid ook maar een millimeter genaderd? Ergo, zou al dat goedbedoelend idealisme de bron kunnen zijn van alleen maar nog meer ellende? Zou in het streven naar perfectie en zuiverheid juist niet imperfectie en onzuiverheid als resultaat ingebakken zitten?

Misschien is waarheid wel imperfect. Soms denk ik dat dat wat waar is paradoxaal is. Dat perfectie in imperfectie schuilt. We hebben geen andere Werkelijkheid nodig, die is er al, voor onze neus, zonder hoofdletter: de werkelijkheid zoals we die elk moment ervaren.

Wie naar natuurfilms kijkt kan zich verwonderen over hoe al die dieren leven. Het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend, het is altijd al zo gegaan. Mooi en wreed. Prachtig die leeuwin, maar afschuwelijk als ze een prooi vangt. Toch kunen we geen natuurfilm meer bekijken zonder de mededeling (eloquent uitgesproken door David Frederick Attenborough) dat het allemaal langzaam maar zeker aan het verdwijnen is, door het gedrag van dat andere dier, de mens. We vinden dat treurig, die prachtige dieren, die prachtige natuur, dat dat allemaal ten onder dreigt te gaan. We moeten iets doen, maar we gaan over tot de orde van de dag. Goed dat we iets doen aan het uitsterven van diersoorten, zolang het maar niet ten koste gaat van onze welvaart. Zolang we maar het vliegtuig kunnen nemen naar een strand in een ver land om bruin te worden en 's avonds dronken worden met vrienden. Of dichter bij huis: dat we 's avonds kadavers kunnen roosteren om op te eten, terwijl we weten dat de vleesindustrie één van de grootste vervuilers ter wereld is. We spoelen het weg met alcohol. Proost!

En wat heb ik gedaan om het tij te keren? Niets. Het tij valt niet te keren, het keert wanneer de tijd daar rijp voor is, wanneer zon en maan op de juiste plek staan. Ooit. Daar kan geen mens verandering in brengen. Of wel?

Ik ben een idealist en mijn idealisme bestaat er uit geen idealist meer te zijn. Dat zal de wereld leren.

Dit alles omdat ik de volgende alinea las.

Over die 'Natuur' en 'natuur' heeft Multatuli het nodige gezegd in een ander moeilijk toegankelijk boek, zijn Millioenen-studiën (1872-1873), waarin hij, goklastig als hij was, probeerde het volmaakte systeem te vinden om de bank te laten springen. Daar wordt 'natuur' ongeveer gelijkgesteld aan de werkelijkheid, zoals die door de mens wordt waargenomen, de ervaringswereld. Daarentegen is 'Natuur' de wezenlijke wereld, de werkelijkheid, zoals die is buiten de menselijke waarneming om. In zekere zin is die Natuur een on-menselijke werkelijkheid, die onverbiddelijk logisch van aard is en geen rekening houdt met menselijke belangen. In de 'Natuur' heerst de Logos, maar dat logische karakter van de werkelijkheid is voor de mens slechts te doorgronden met behulp van zijn intuïtie. Hij kan in 'poëzie' beelden scheppen die deze logische, op een onmenselijke wijze redelijke, Natuur representeren. Dat is de hoogste taak van de kunstenaar, maar 'kennen' is niet mogelijk, slechts intuïtief 'weten', dat 'alles is in alles'. Hoezeer de ervaringswereld ook wordt gekenmerkt door innerlijke contradicties die het verstand niet kan oplossen, het is de dichter die door Multatuli in staat wordt geacht samenhang in het tegenstrijdige te scheppen door evenals de 'Natuur' te rangschikken en te ordenen.

Willem van de Berg & Piet Couttenier Alles is taal geworden, 549

Zelfs Multatuli, de goddeloze, zelfs hij!

* * *

donderdag, 1 augustus 2024. –

Joshua Rothman 'What don't we know' in: The New Yorker 30 juli 2024, online

Terwijl de Israëlische regering een raket stuurde naar een appartement in Iran om een leider van Hamas te vermoorden, kwam er bij twee boeken in de brievenbus vallen: The Mirror of My Heart. A thousand years of Persian poetry by women en The Conference of the Birds van de Perzische schrijver Farid Ud-Din Attar (1145-1221).

Ik ben al jaren bezig met het lezen van de nieuwe reeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur. Ondertussen heb ik de Tachtigers achter de rug en ben ik aanbeland bij Guido Gezelle. Vaak heb ik bij het lezen van de reeks gedacht, dat het toch jammer is, dat veel niet op papier voorhanden is. Goed, er is meer voorhanden dan je zou denken, de goede zoeker kan veel vinden, vooral tweedehands. Maar ik hoef niet alles te bezitten, het zou toch een bijzonder gegeven zijn als het ergens wel allemaal bereikbaar is. Zoals we voor de Nederlandse schilderkunst musea uit de grond gestampt hebben, zo mis ik een plek waar alles uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis zomaar uit de kast te pakken is. Weliswaar is veel te vinden in de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren, maar ik wil papier met een band eromheen, ik lees niet gemakkelijk op een beeldscherm. Maar ik bedacht me dat ik band Guido Gezelle in de kast heb staan en ik zocht de besproken Driemaal XXXIII Kleengedichtjes op.

Weet gij waar de wind geboren,
waar de dauw geboren is?
Weet gij kunstig op te sporen
wat hierbij, hierboven is?
Weet gij wat de sterren zijn, en
wat de zon, de mane? Wat
in de bergen, in de mijnen
ligt, en in de zee bevat?
Weet gij iets klaar uit te leggen
van al 't geen me u vragen kan?
Antwoordt dan en wilt mij zeggen:
Dichten … wat is dichten dan?

Guido Gezelle Poëzie en proza, 92

2021 | 5.8.2024

39

week 32

woensdag, 7 augustus 2024. –

Stella Sandford 'Seeing plants anew' in: Aeon, 2 August 2024, online

Campfire Stories Rewilding A Forest | Artist and Poet Maria "Vildhjärta" Westerberg via YouTube

* * *

week 34

woensdag, 21 augustus 2024. –

Peter Salmon 'How Two Leftist Scholars Saved Nietzsche's Archive' in: Jacobin, online

Einzelgänger Our Great Depression is Our Lives | The Philosophy of Fight Club via YouTube

* * *

week 35

dinsdag, 27 augustus 2024. –

Mat Messerschmidt 'Over Man. On Nietzsche and our crisis of masculinity' in: The Point, 16 augustus 2024, online

* * *

zondag, 1 september 2024. – Gelukkig, de maand augustus is voorbij. Ik weet niet wanneer het begonnen is, het moet ergens in mijn studententijd geweest zijn, maar de maand augustus ervaar ik als de meest deprimerende maand van het jaar. In augustus is iedereen altijd maar weg, op vakantie en al zou ik de mensen wellicht ook niet gezien hebben als ze niet op vakantie waren, het idee dat de mogelijkheid er niet is maakt me schijnbaar neerslachtig. Ik denk dat veel met H. te maken heeft, dat augustus de maand was waarin ik haar het meeste miste en dat dat gevoel zich heeft vastgehaakt in mijn hoofd. Om aan dat gevoel te ontsnappen ging ik er in de maand augustus relatief vaak op uit. Naar musea, naar de bioscoop. Later, toen ik trouwde, vader werd, ging het gevoel ondergronds, maar veel dat ondergronds ging, kwam na de echtscheiding weer boven water. Ik heb me er sowieso over verbaasd hoeveel gewoonten uit mijn studententijd tevoorschijn kwamen toen ik weer alleen ging wonen. Natuurlijk, er zijn grote verschillen, maar er is ergens achter het oppervlakkige leven een basisgevoel dat me nooit verlaten heeft. Het is het gevoel er niet te horen zijn, misplaatst te zijn, ik was niet de bedoeling en een voortdurende verbazing over waarin ik terecht gekomen ben, in deze uitermate vreemde wereld die zo mooi en waarachtig zou kunnen zijn (en het soms, een moment lang ook is), maar door de zelfdestructie van het dier mens zo leugenachtig en buitengewoon lelijk geworden is. De gedachte dat er schoonheid in lelijkheid schuilt is een uitvlucht, een sympathieke uitvlucht, een uitvlucht waarvan ik me ook bedien, maar toch, een uitvlucht. Deze gevoelens zijn het sterkste in augustus, vooral wanneer de zon alles overmatig belicht, wanneer op de warmte niet meer te kleden valt, wanneer mensen massaal naar het strand, meertjes enz. gaan om af te koelen en ik de gordijnen sluit om het licht buiten te laten, rustgevende muziek opzet, de laptop open en deze woorden schrijf. De angst dat augustus zich voortzet in september, dat augustus op een dag nooit meer voorbij gaat. Pas wanneer de bladeren verkleuren, de paddenstoelen verschijnen en de avonden zich vroeger aandienen, pas dan zal ik wellicht weer wat vertrouwen voelen dat het allemaal goed komt. Dan is er weer schoonheid dat troost biedt.

Iets van die schoonheid en troost vond ik onlangs in een lang gedicht van John Koethe. Ik maakte de eerste keer kennis met zijn poëzie in een artikel van Tom Van de Voorde in DW B, maart 2022. Naar aanleiding daarvan kocht ik Walking Backwards. Poems 1966-2016, een verzamelbundel. Het is niet een boek dat ik van a tot z lees, maar dat ik zo nu en dan uit de kast pak. Aangenaam was dan ook de verrassing dat er in het prachtige en onvolprezen tijdschrift Terras 25 opnieuw aandacht was voor John Koethe en wel in de vorm van een inleiding van Tom Naaijkens en een vertaling van het gedicht Falling Water door Tom Van de Voorde. (Waarmee en passant voor mij de waarde van het lezen van (literaire) tijdschriften aangetoond is.) Natuurlijk zocht ik het origineel erbij (ook hier te lezen). Fragmenten in het lange gedicht die me troffen:

(…)

I wish I knew a way of looking at the world
That didn't find it wanting, or of looking at my
Life that didn't always see a half-completed
Structure made of years and filled with images
And gestures emblematic of the past, like Gatsby's
Light, or Proust's imbalance on the stones.
I wish there were a place where I could stay
And leave the world alone — an enormous stadium
Where I could wander back and forth across a field
Replete with all the incidents and small details
That gave the days their textures, that bound the
Minutes into something solid, and that linked them
All together in a way that used to seem eternal.

(…)

It brings them back to me. I have the inwardness
I think I must have wanted, and the quietude,
The solitary temper, and this space where I can
Linger with the silence curling all around me
Like the sound of pure passage, waiting here
Surrounded by the furniture, the books and lists
And all these other emblems of the floating world,
The prints of raindrops that begin as mist, that fall
Discreetly through the atmosphere, and disappear.

(…)

Somewhere in Remembrance of Things Past, Marcel,
Reflecting on his years with Albertine — with X —
Suggests that love is just a consciousness of distance,
Of the separation of two lives in time and space,
I think the same estrangement's mirrored in each life,
In how it seems both adequate and incomplete — part
Day to day existence, part imaginary construct
Beckoning at night, and sighing through my dreams
Like some disconsolate chimera, or the subject
Of a lonely, terrifying sadness; or the isolation
Of a quiet winter evening, when the house feels empty,
And silence intervenes.

(…)

It's not as though the past had never happened:
All those years were real, and their loss was real,
And it is sad — I don't know what else to call it.
I'm glad that both of us seem happy. Yet what
Troubles me is just the way what used to be a world
Turned out, in retrospect, to be a state of mind,
And no more tangible than that. And now it's gone,
And in its place I find the image of a process
Of inexorable decay, or of some great unraveling
That drags the houses forward into emptiness
And backwards into pictures of the intervening days
Love pierced together out of nothing.

(…)

John Koethe 'Falling Water' in: Walking Backwards. Poems 1966-2016, 127, 131, 135 & 138

Fallingwater, zo wordt een huis genoemd dat de architect Frank Lloyd Wright ooit ontwierp, maar daar gaat het gedicht van Koethe vooral niet expliciet over. En zoals dat gaat, ik was zelf met een tekst bezig over het bezoek van de pianostemmer en die tekst verbond zich (zeer impliciet) met het gedicht van Koethe, waarbij ik met genoegen nu het vallend / water langs de muur in Opsafaries (5) zie terugkomen, niet denkend aan het gebouw, maar aan de film De Spiegel van Andrej Tarkovski. Zo verbinden de rafelige draadjes zich schijnbaar in mijn gedachten: de pianostemmer, de Nocturnes van Frédéric Chopin, John Koethe, Andrej Tarkovski, Fallingwater, augustus, W. en H. Zo werkt schrijven bij mij, als een wandeling in een bos, waarbij ik dan weer geraakt wordt door die ene tak, struikel over een boomwortel, de wind hoor ruisen in het loof of licht zie vallen op een open plek.

Seven Beats Music Seven Beats Music · Chillstep 24/7 Radio Stream [Future Garage, Work, Calm, Focus, Melancholic] via YouTube

Goede Zaken Goede Zaken Innovatief met Hanneke Bonfrer via YouTube

Fallingwater Livestream of the Iconic View of Fallingwater via YouTube

2033 | 1.9.2024